Over economen en modellen

Tags:, ,

It’s the economy, stupid. En stupid voelde ik me inderdaad. Economie had ik laten vallen op school, dus toen de crisistijd aanbrak, moest ik veel lezen om het allemaal te begrijpen: ik moest leren over inflatie, lonen, hoe obligaties precies in elkaar steken, welk verschil de rentestand maakt, en wat de risico’s zijn in een monetaire unie van sterk uiteenlopende economieën.

Onmisbare kennis, niet alleen voor een politiek geëngageerd burger, maar vooral ook als stemgerechtigde. De vorige verkiezingen gingen over de economie en de volgende verkiezingen gaan ook over de economie. En alweer speelt één belangrijke vraag de hoofdrol: moeten we heel hard bezuinigen om de crisis te bestrijden of juist niet?

Eigenlijk voelde ik me nog steeds stupid want ook met al die nieuw opgedane kennis lukte het niet om die vraag te beantwoorden. Het lijkt nog steeds een kwestie van ordinaire politieke overtuiging. Ben je links? Zoals Samsom, Roemer of de kersverse premiers van Griekenland en Frankrijk, dan vindt je te hard bezuinigen dom. Ben je rechts? Zoals Merkel, Rutte, dan vindt je het uitstellen van bezuinigingen onverantwoord. Links gelooft in de theorie van Keynes. De overheid zou anticyclisch moeten uitgeven: investeren in crisistijd en in hoogconjunctuur weer bezuinigen. De rechterkant gelooft in snoeien om te groeien, en het belang van degelijke overheidsfinanciën. Althans, zo is het ongeveer samen te vatten.

Interessanter is wat er op de universiteit gebeurd. Academische economen beweren dat het vraagstuk méér is dan politiek en je wel degelijk op logische wijze één van die twee kanten kan beredeneren. Toch lijkt het tot weinig consensus te leiden. Op maandag kun je op de radio een hoogleraar Macro-economie horen vertellen hoe dom de harde bezuinigingen zijn omdat ze de economische groei in de kiem smoren. Op dag 2 sla je een krant open waar een andere hoogleraar bijna het tegenovergestelde beweert. De beweringen worden in beide gevallen ondersteund door hypercomplexe modellen waarin hele intelligente mensen de waarheid zo goed mogelijk hebben geprobeerd na te bootsen. Natuurlijk is een economisch model niet optimaal, aangezien ze alleen kunnen uitgaan van rationeel gedrag en alleen tot op zekere hoogte imperfectie van markten kunnen weergeven. Toch valt er weinig aarzeling te bespeuren bij de economen. Er zijn er maar weinig die lijken te twijfelen over hoe de overheid zich dient te gedragen in tijden van crisis, ook al faalden de macro-economische modellen die tot nu toe structureel om welke crisis dan ook te voorspellen.

Ik concludeer dan ook, dat de vraag of je moet bezuinigen in tijden van crisis, of juist moet investeren, vooral een politiek vraagstuk is. Een vraagstuk dat ik dus best hier, zonder bachelor economie, zonder te verwijzen naar modellen of wetenschappelijke publicaties, met alleen mijn boerenverstand, mag beantwoorden.

Ben ik Keynes of anti-Keynes? Anti-Keynes dus. Misschien werkt anticyclisch uitgeven op korte termijn om de economie te stimuleren. Maar daarna moet er ook weer bezuinigd worden. Keynes’ medicijn werkt alleen als het langdurig en consistent wordt toegediend. Maar helaas zijn we een democratie. Die democratie maakt langdurig consistent economisch beleid bijna per definitie onmogelijk.

Maar vooral ben ik ervan overtuigd dat de economie pas weer echt groeit als de consumenten weer genoeg vertrouwen hebben om huizen te kopen en keukens en auto’s en vakanties. En consumenten in de Verenigde Staten krijgen misschien vertrouwen van een regering met een gat in de hand, maar Nederlanders geven om financiële degelijkheid. Een regering die orde op zaken stelt, betaalt niet alleen minder rente, maar boezemt uiteindelijk ook meer vertrouwen in.

Maar ik realiseer me dat er vast een intelligent economisch model te ontwerpen is, dat mijn bewering volstrekt onderuit kan halen. Uiteindelijk blijven we allemaal een beetje stupid.

Over de wietpas

Tags:,

Het einde van een tijdperk: ooit kon je je buitenlandse vrienden trots meevoeren langs de Amsterdamse straatjes met van die karakteristieke Saban B. meisjes achter de ramen en op elke straathoek zo’n gemoedelijk cannabislokaal met Jamaicaanse vlaggetjes en hangerige toeristen. Straks is het allemaal verleden tijd. Asscher bond de strijd aan met de ramen, en nu moet de wietpas de cannabishandel aan banden leggen. Het laatste stukje wetgeving van Rutte I stelt dat een coffeeshop alleen mag bestaan als besloten club, met in Nederland geboren leden. En aangezien de clientèle van de gemiddelde coffeeshop grotendeels uit toeristen bestaat, kun je wel stellen dat die wietpas de doodsteek is voor het fenomeen.

Op Opstelten en burgemeester Hoes van Maastricht na, lijkt iedereen alleen maar kritiek te hebben op het nieuwe cannabisbeleid. De Marokkaan die buiten een getroffen Maastrichtse coffeeshop een NOS-microfoon onder zijn neus kreeg verwoordde precies wat heel Nederland lijkt te denken: als de toeristen niet binnen hun joint kunnen kopen, verkoopt hij het wel buiten aan ze. Met alle overlast van dien.

En wat was er eigenlijk mis met het huidige gedoogbeleid? Het werkt inderdaad best aardig: het onderscheid tussen soft en harddrugs zorgt ervoor dat niet elke onschuldige hippie met een strafblad eindigt. Verder heeft het beleid niet tot excessief drugsgebruik geleid. De gemiddelde Nederlander blowt nauwelijks. Roken en drinken zijn nog steeds veruit de grootste bedreiging voor de volksgezondheid.

Toch houdt hennepteelt een groot deel van de Nederlandse politiemacht dagelijks bezig. Niet omdat het op zich zo´n verwerpelijke of maatschappelijk ontwrichtende drugs is. Welnee, als cannabis werd gekweekt door gezellige biologische keuterboertjes zou geen korps zich ermee bezig houden. Maar op één of andere wonderlijke wijze verzand elke legalisatie of gedoogpoging in een klaterende overwinning van de onderwereld. Hennepteelt is volledig in handen van georganiseerde criminelen. Een beetje handige vrouwenhandelaar, wapenhandelaar, heler, witwasser houdt zich ook bezig met hennep. Het is bijzonder gemakkelijke en lucratieve business: een doodeenvoudig productieproces, lage investeringskosten, lage pakkans, gigantische winstmarges en een door het gedoogbeleid gegarandeerde toevoer van drugsgebruikende klanten uit de wijde omgeving.

Gevolg? Enorme maatschappelijke schade. Honderden drugsrunners storten zich op de busladingen met Frans tuig, die per se hun jointje in Maastricht moeten scoren. Drugstoerist worden klemgereden op de A2 door de runners en vervolgens met harde hand richting drugspand gedwongen, waar ondanks het gedoogbeleid, de zwarte markt floreert. Één zo’n drugspand kan een straat ruineren, een buurt. Maar dat is niet het enige. Schadelijker zijn de schietpartijen op klaarlichte dag, de afpersingen, de liquidaties, burgemeesters die met hun familie moeten onderduiken omdat ze worden bedreigd. In Brabant spraken ze op een bepaald moment van een heuse drugsoorlog. Sommigen hoopten hardop dat de marechaussee zou komen assisteren.

Echt, zo’n jointje is het probleem niet. Legalisatie zou zelfs een goed idee zijn, maar alleen in een parallel universum waar Nederland een geïsoleerd eiland, zonder landingsbaan in een weidse oceaan was. In de echt wereld is Nederland omringd door naar drugs hunkerende landen met strengere wetgeving en heeft het gedoogbeleid er voornamelijk voor gezorgd dat Nederland de drugsdealer van Europa is geworden. En daarmee een waar paradijs voor internationale bendes.

Natuurlijk lost de wietpas dat probleem niet meteen op. Elke toerist die nu teleurgesteld wordt bij een coffeeshop kan op de hoek van de straat terecht. Maar het zou ook zomaar kunnen dat een deel van de toeristenstroom toch opdroogt. Dat er voor zo’n drugstoerist op den duur ook niet zoveel verschil meer is tussen een illegaal jointje uit een buitenwijk van Terneuzen, of één van de dealer thuis in Lille of Luik. Terneuzen zonder coffeeshop is dan ineens een bijzonder waardeloze vakantiebestemming.

Over 4 mei

Tags:,

Hier mijn voorstel: misschien kunnen we de Nationale herdenking op 4 mei in zijn geheel afschaffen. Gewoon. Genoeg herdacht. Punt erachter, boek dicht, afgelopen. Iedereen kan in eigen kleine kring verder blijven herdenken.

Ooit zullen we er toch mee moeten stoppen. Over een aantal decennia weet 80% van de Nederlanders niet meer wat Auschwitz betekent en wordt die hele oorlog langzaam een soort geschiedenisweetje, net als de slag bij Nieuwpoort, of de Franse revolutie, dat is uiteindelijk onvermijdelijk. En dan kan je kan er beter nu een eind aanmaken, voordat de jaarlijkse herinnering aan de oorlogsslachtoffers echt een soort gênant totaalcircus wordt in de hoop het relevant en modern te houden.

De verwatering is al in volle gang, dat kun je zien aan het gedrag van het Nationaal Comité 4 en 5 Mei. Al jaren zoeken die naar vernieuwing van de herdenking. Naar verschillende thema’s, invalshoeken, sprekers, extra groepen die ook niet vergeten mogen worden. Nu al is het de bedoeling dat we tijdens die twee minuten niet alleen de Nederlandse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog herdenken, maar “allen – burgers en militairen – die in het Koninkrijk der Nederlanden of waar ook ter wereld zijn omgekomen of vermoord sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, in oorlogssituaties en bij vredesoperaties”. Misschien vonden ze zo’n Jood die elk jaar over de razzia´s, de massagraven, de gaskamers komt vertellen toch een beetje eentonig worden, ouderwets, grijsgedraaide plaat. Alsof er geen andere slachtoffers waren, op aarde, in andere oorlogen, in andere tijden.

Dit jaar moesten we nog weer een stapje verder van het Comité. Het winnende gedicht kwam van ene Auke, het ging over zijn oudoom die zich kennelijk vrijwillig had opgegeven bij de Waffen SS en gesneuveld was aan het oostfront. De ouders van Auke hadden de dubieuze beslissing genomen om Auke naar deze oudoom te vernoemen en Auke vond nu dat die oudoom misschien wel een foute keuze had gemaakt, maar ook herdacht diende te worden.­ Of tenminste, we mochten hem niet vergeten.

Nou zal Auke vast een prima joch zijn, prima gedicht ook. Maar ik ben het niet met hem eens. Ik vind niet dat zijn oudoom herdacht moet worden. En al helemaal niet tijdens de Nationale Herdenking op 4 mei. Begrijp me niet verkeerd, ik weet dat er heel veel leed is in “foute” families. De kinderen en soms zelfs kleinkinderen lijden nu nog onder de schande en schaamte, terwijl ze er zelf niets aan konden doen.

Maar er is maar één dodenherdenking. En één gedicht. En massa’s slachtoffers die, in tegenstelling tot de oudoom van Auke, geen keuze hadden maar werden gedeporteerd. En heus, het kan een interessant thema zijn. En een heel vernieuwende originele invalshoek. Maar aandacht voor het leed van de agressor, van iemand die zich bij de bezettende macht aansloot, is een wel hele banale wending van de vernieuwingsdrang van het Nationaal Comité. Het onderwerp is geschikt voor een debat, voor een boek, voor een documentaireserie, als Boekenweekthema. Maar niet voor twee minuten respectvolle nationale stilte.

Ik stel dus voor om er zo langzamerhand een einde aan te breien, voordat het Nationaal Comité nog verder escaleert. We doen het nog één jaar, maar dan echt. We rollen zo’n Auschwitz-overlever het podium op. Inclusief PTSS en getatoeëerd nummer. En die mag dan nog één keer, zonder poëzie of muziek of bloemen of metaforen precies vertellen hoe zo´n razzia in zijn werk ging, hoe mensen hun eigen graf moesten graven, hoe hele treinladingen linea recta de gaskamer in gingen en hoe Eichman de “productie” van Auschwitz opschroefde van 10.000 naar 12.000 per dag toen de Nazi’s begonnen te verliezen en hij vreesde het karwei niet te kunnen afmaken.

En daarna houden we er gewoon mee op.

Natuur – een 21e eeuwse bevlieging

Tags:,

Momenteel lees ik het boek At home: A short history of private life van Bill Bryson. Of nee, eigenlijk leest hij het aan me voor terwijl ik naar mijn werk fiets. In het boek vertelt Bryson in zijn prachtige Britse taal over het huishouden in vroegere tijden. Over hoe de mensen hun kamers inrichtten, hoeveel bedienden ze hadden, hoe ze hun huizen niet warm kregen, wat ze aten, waar ze zich druk over maakten.

En telkens als ik Bryson hoor vertellen over het leven in Victoriaans Engeland, heb ik de kinderachtige wens, dat ik eigenlijk een geschiedenisboek zou willen lezen over het begin van de 21e eeuw en al onze malle gewoonten. Ik zou zo graag weten wat een schrijver van de 22e eeuw zou benoemen als een ontdekking in deze tijd, een baanbrekend inzicht dat lang op zich had laten wachten, en wat hij zou bestempelen als een tijdelijke bevlieging.

Onze preoccupatie met de natuur en natuurlijkheid, bijvoorbeeld. Zouden ze dat misschien als een opmerkelijke bevlieging zien?

De ophef in april 2012 over de Spaanse koning die op olifantenjacht ging, de publieke verontwaardiging. En dat terwijl de olifant in Botswana nauwelijks een bedreigde diersoort te noemen was. In 2012 was het meer een plaag, 150.000 exemplaren vraten alle jonge boompjes op. Maar toch was de toeristische jacht toen een doodzonde. Wereldwijd stonden de dierenvrienden op hun achterste benen. Een petitie die de koning opdroeg zijn erevoorzitterschap van het Spaanse Wereld Natuur Fonds neer te leggen, kreeg 80.000 handtekeningen. Zelfs in Nederland stelde de Partij van de Dieren – want die bestond daar – vragen aan de regering over dit voorval.

Doodnormaal in die tijd. Er zijn talloze voorbeelden van dit soort uit de hand gelopen obsessies voor dierenwelzijn. In Nederland deed men bijvoorbeeld decennialang zijn uiterste best om zieke zeehonden te verzorgen. Het barstte van de zeehonden in de Waddenzee, in 2011 werd nog een recordaantal geteld, maar toch werden wilde zeehonden die ziek waren en dood dreigden te gaan opgelapt in speciale zeehondenziekenhuizen, inclusief eerste hulp, crèche en apotheek. De zeehondenzorg was ook een populaire bestemming voor liefdadigheid, tienduizenden mensen schonken jaarlijks geld, waren vrijwilliger of namen in hun testament op dat een legaat naar de arme zeehondjes moest.

Nóg onbegrijpelijker was het, uitstekend gedocumenteerde, gesteggel over de Hedwige-polder, begin 21e eeuw. Urenlange debatten, overwegingen, heroverwegingen, overleg met Europa, Zeeland, Vlaanderen, Tweede Kamer, weer een nieuw alternatief van 150 miljoen euro en alles alleen maar omdat men vond dat er 200 voetbalvelden aan „natuur gecreëerd” moest worden. Opzienbarend. Maar heel gewoon in die tijd. Er werden steeds grotere hoeveelheden land aangewezen, waar niets gebouwd mocht worden, dat eventueel zelfs onder water moest, om de natuur zijn vrije beloop te laten. Natuur was goed. Meer was beter. Het onderwerp was destijds van dusdanig belang dat er politieke onrust ontstond zodra er aan gemorreld werd. Men hoopte zelfs op de terugkomst van roofdieren, als de wolf, in de nieuw gemetselde natuurgebieden omdat dat in de ogen van velen „echt natuurlijk” zou zijn.

Misschien zou een 22e eeuwse Bill Bryson met zijn zalvende stem wel concluderen dat in de westerse wereld de obsessie met de natuur een hoogtepunt bereikte. Dat er nooit een groter verlangen heerste naar natuurlijkheid, en dat de mens langzaam van zijn eigen expansieve destructieve geaardheid begon te walgen. Een tijdperk waarin men sprak over het minimaliseren van zijn footprint, letterlijk de impact van de mens op zijn omgeving tot een minimum te beperken. In de ideale wereld  van velen trippelden we op fluwelen schoentjes over de planeet, met grote behoedzaamheid om maar niets omver te stoten en nergens op te trappen. Je zou het ook een tijdperk van zelfhaat kunnen noemen.

Over onderwijs

Tags:,

Goed nieuws deze week: Nederland is weer een beetje beter geworden in onderwijs, onderzoek en innovatie. Dat blijkt uit het laatste rapport van de Kennis en Innovatie Agenda, een club die de kenniseconomie op zestig verschillende punten beoordeelt. Een aantal conclusies uit dat rapport: er is minder schooluitval, er zijn minder zwakke scholen, Nederlandse academici zijn bijzonder productief, relevant en invloedrijk en onze universiteiten staan internationaal aan de top. Resultaat is dan ook dat Nederland op een wereldwijde onderwijs- en innovatieranglijst van de achtste naar de zevende plaats steeg. We staan nog onder Singapore, Zwitserland, Zweden, VS en Finland maar gelijk met Duitsland, Japan en Denemarken.

Toch blijven we op één punt immer achterlopen: investeringen. De overheid geeft, vergeleken met de andere toplanden, in Nederland bitter weinig uit aan onderwijs en onderzoek. Denemarken, Zweden, Finland, ze storten stuk voor stuk bakken geld in het onderwijs, terwijl Nederland niet verder komt dan het EU- gemiddelde.

Nu zou je natuurlijk ook een gat in de lucht kunnen springen. We doen mee in de top, zonder de kapitalen uit te geven die er in Scandinavië worden uitgegeven. Elke euro wordt in Nederland blijkbaar uitermate effectief besteedt. Je zou eigenlijk Duitsland als voorbeeld kunnen stellen. Die geven nog veel minder uit, maar hun kenniseconomie doet het uitstekend.

Maar zo werkt dat dus niet. Als je voorzitter bent van de Kennis en Innovatie Agenda, zoals Alexander Rinnooy Kan, dan noem je die efficiëntie “achterblijvende investeringen”. Eerder zei hij erover: “Nederland is een treurige middenmoter en gaat nu verder afzakken, terwijl om ons heen anderen wel investeringen en visie weten te realiseren.”

En toen begreep ik het ineens. Over onderwijs denken we eigenlijk net zo als over ontwikkelingshulp. Het gaat om de uitgaven. Met de uitgaven laat je zien dat je er om geeft. In al die andere publieke sectoren gaat het om prijs/kwaliteit verhoudingen. Als je op zorg of infrastructuur kunt bezuinigen omdat het efficiënter kan, zijn we blij. Bij ontwikkelingssamenwerking is dat niet zo. Ook al kun je dezelfde hoeveelheid hulp aanschaffen met minder geld, dan nog vindt men niet dat je erop mag bezuinigen. Die 0,7% van het BBP is niet rationeel, het is een geloofsbelijdenis. Als een muntje in een vijver.

En zo lijkt het ook te worden in het onderwijs. Puur met geld smijten wordt positief beoordeeld. In het rapport van Rinnooy Kan zouden theoretisch alle onderdelen een tien kunnen krijgen, maar zou hij nog steeds somberen over het feit dat we er zo weinig aan uitgeven. Er heerst een soort vreemde overtuiging rond onderwijs, dat altijd maar méér uitgeven ook altijd méér oplevert. Dat je nooit genoeg miljarden er tegen stuk kan slaan. Dat het áltijd dom is om erop te bezuinigen.

Dogma’s. Natuurlijk heeft goed onderwijs een positief effect op allerlei maatschappelijk belangrijke gebieden: hoger opgeleide mensen zijn minder crimineel, gezonder, doen minder beroep op uitkeringen. Toch bleek uit een rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau dat veel meer geld niet altijd slimmere studenten oplevert. Tussen 1995 en 2009 is er 50% meer uitgegeven per basisschoolkind en hoewel de inspectie vooruitgang zag in scholen, gingen de prestaties van de kinderen niet meetbaar vooruit.

Natuurlijk zaten de onderwijzers meteen in de hoogste boom. En inderdaad, basisonderwijs is meer dan leerprestaties alleen. Maar toch, je moet wel heel erg je best doen om helemaal niets te merken van 50% meer budget in de prestaties van leerlingen. Is het denkbaar dat er ook genoeg geld naar onderwijs kan gaan?

Maakt u zich niet ongerust. De kans is klein dat Rutte daadwerkelijk zou bezuinigen op het basisonderwijs. Hij zou de geschiedenis in gaan als de allerdomste premier aller tijde. Uiteindelijk gaat het namelijk niet alleen om de resultaten. Het gebaar vinden we ook belangrijk.