Promoveren is een voorrecht

Tags:,

Of hij aan een promotieonderzoek moest beginnen? Ik vond het een moeilijk vraag. Met nog een half jaar te gaan, twijfel ik eigenlijk of ik het iemand zou aanraden.

Misschien komt het omdat ik om me heen veel mensen cynisch zie worden. Er zijn studenten die na vier jaar hard werken te weinig data hebben om een boekje te schrijven. Gedesillusioneerd vragen ze een WW-uitkering aan en in die werkeloze maanden werken ze harder dan ooit. Ik sprak recentelijk iemand die vlak na het verdedigen van zijn prachtige proefschrift zelf zijn nieuwe huis maar ging schilderen en laminaat ging leggen, omdat hij toch geen baan kon vinden en de moed hem even in de schoenen was gezakt.

Kiezen voor een promotieonderzoek is waanzin. Je jaargenoten, die tegelijkertijd met jou aan hun carrière begonnen, worden als trainee in het diepe gegooid en werken voor verschillende cliënten en in verschillende projecten, om zoveel mogelijk ervaring op te doen. Ze doen cursussen om hun commerciële of leidinggevende of communicatiekwaliteiten te verbeteren. Binnen de kortste tijd dragen ze een indrukwekkende portie verantwoordelijkheid. En na twee of drie jaar, beginnen sommigen zich af te vragen of ze al toe zijn aan een volgende stap in hun carrière.

Tegen die tijd zit jij nog steeds gebogen over dezelfde puzzel. Je kiest er vrijwillig voor om als eerste stap in je loopbaan je vier jaar lang terug te trekken in het klooster van de academie voor een monnikenwerk. De meeste van ons besteden schaamteloos vier jaar van hun leven aan de vraag hoe een miniscuul onderdeeltje van het universum in elkaar steekt. Niets meer. Niets minder.

Officieel wordt je tijdens je promotieonderzoek opgeleid tot onderzoeker. Maar iedereen die tijdens zijn retraite met een realistische blik rond heeft gekeken ziet dat er wel heel veel wetenschappers worden opgeleid voor een handjevol aan posities. Het overgrote merendeel wordt na vier jaar zonder pardon uit het klooster gemikt.

Men beweert dat je promotieonderzoek ook buiten de academie heel waardevol kan zijn. Dat je over allerlei vaardigheden en analytische denkvermogens beschikt die jou ook in het bedrijfsleven een aantrekkelijke sollicitant maken. Ik vermoed dat je wel heel erg met je ogen moet knijpen om dat te willen zien. Er zijn uitzonderingen, maar op de meeste plekken buiten het klooster hoeven helemaal geen ingewikkelde analytische vraagstukken te worden opgelost, maar moet er gewoon geld verdiend worden. Dan kan je proberen uit te leggen hoe vernuftig de experimenten waren die je bedacht, hoe intelligent de methode om nog beter membraanpotentialen te meten en hoeveel we met zijn allen daardoor wel niet te weten zijn gekomen. Maar je concurrent, je jaargenoot, heeft vier jaar spijkerharde werkervaring, hij heeft misschien wel eens iets verkocht aan iemand. Hij heeft wel eens geld verdiend voor zijn bedrijf. Hij heeft commerciële en communicatieve en leidinggevende capaciteiten die hij kan aantonen met een papiertje. Hij is een teamspeler en net als jij inventief intelligent en gemotiveerd. Alleen jij hebt vier jaar over een puzzel gebogen gezeten. Het enige wat ik straks heb gemanaged is de omstandigheden in een potje met een paar miljard melkzuurbacteriën. Ik heb nog nooit verantwoordelijkheid over iets anders dan mijn eigen progressie gedragen.

Ik heb het hem toch aangeraden. Niet omdat je door zo´n onderzoek betere kansen hebt op de arbeidsmarkt, want dan kom je meestal bedrogen uit. En ook niet omdat je zo graag hoogleraar wilt worden, want dan kom je meestal ook bedrogen uit. De enige goede reden om te gaan promoveren is omdat het een buitengewoon privilege is om onderzoek te doen. En ook al is het soms maar voor een paar jaar en levert het daarna niet zo veel op, het is een periode waarin je betrekkelijk ongestoord al je concentratie en energie en denkkracht op één vraagstuk mag loslaten. Dat is rijkdom. Een absoluut voorrecht.

Dromen over een Benetton-wereld

Tags:,

Ik leefde in de veronderstelling dat we ooit wel eens uitgeëmancipeerd zouden zijn. Dat er ooit een dag aanbreekt dat we kunnen ophouden met praten over seksualiteit, geslacht, geloof en ras, omdat het ooit allemaal geen rol meer zal spelen.

Maar bij nader inzien weet ik niet of die dag ooit aanbreekt. Deze week publiceerde het blad Opzij een ranglijst met invloedrijke mensen, waar alleen maar vrouwen op mochten. Deze week klaagde auteur Anton Dautzenberg dat er niet genoeg zwarte mensen op de Nacht van NRC waren en dat hij zich daar onprettig bij had gevoeld. Deze week was het Nationale Uit-De-Kast-dag waarvoor sommige stadhuizen de Nederlandse vlag vervingen voor een regenboogvlag.

Bijna elke dag van deze week werd het onderscheid benadrukt tussen man en vrouw, homo en hetero, zwart en wit. En de trots waarmee bijvoorbeeld Opzij zijn vrouwenlijst publiceert doet niet vermoeden dat dit als een noodzakelijk kwaad wordt gezien. Als organisator van “discriminatie tegen discriminatie” hoop je dat je er ooit mee kan stoppen. Maar bij Opzij lijkt de strijd een doel op zich te zijn geworden. Een beetje zoals de communisten te allen tijde “revolutionair” moesten blijven, ook toen de revolutie allang achter de rug was.

Komt er ooit een dag dat we vinden dat het doel bereikt is en we kunnen stoppen met het hijsen van homovlaggen en het optuigen van vrouwenlijstjes? Ik betwijfel het. Al die gelijke rechten hebben er namelijk niet toe geleid dat iedereen zich ook hetzelfde is gaan gedragen. En als je dat wel verwacht, dan blijft de samenleving voor altijd een plek van grote onrechtvaardigheid.

Homo’s, bijvoorbeeld, zullen misschien wel altijd ondervertegenwoordigd zijn op het voetbalveld en in het leger, en oververtegenwoordigd in de wereld van mode en dans. Vrouwen blijven andere, misschien wel betere, prioriteiten in de privé/werk balans stellen. Iets dat misschien wel voor eeuwig effect zal hebben op hun maatschappelijke positie. En zolang dat wordt gezien als discriminatie raken we nooit verlost van het soort paralympisch-aandoende lijstjes die ze deze week presenteerde.

En ja, de zwarte medemens lijkt er ook andere interesses op na te houden. Is het toeval of trend dat de afgelopen maanden mensen mij drie keer attendeerden op de blankheid van een bepaald evenement? En ze hadden gelijk. Mensen met een donkere huidskleur lijken het minder interessant te vinden om te debatteren over de toekomst van 4 en 5 mei, of het weekend in te luiden met Dostojevski. De meeste witte medemensen zitten trouwens op zaterdag ook liever in een bioscoop dan op de NRC-nacht bij een debat over de Euro. Zoiets is typisch een hobby voor een piepklein groepje overwegend blanke Nederlanders. Net als het lezen van de boeken van Dautzenberg, trouwens. Het is maar goed dat hij schrijver is en geen muzikant. Hij zou zich onafgebroken ongemakkelijk voelen in het gezelschap van zijn lelieblanke lezerspubliek.

Als je verwacht dat emancipatie ertoe leidt dat iedereen zich uiteindelijk allemaal hetzelfde gaat gedragen, dan blijf je zoals Dautzenberg, van de ene teleurstelling in de andere vallen. De nacht van NRC is wit, net als campings, hooliganrellen, de zwarte Cross en “TROS muziekfeest op het plein”. De zwarte medemens vermaakt zich met andere dingen. Dat huidskleur, maar ook geslacht leeftijd en  seksualiteit, een rol speelt in je gedrag hoeft geen verrassing te zijn. Zeker niet voor Dautzenberg die naar eigen zeggen in een zwarte wijk woont. Tenzij de beste man niet veel  buiten komt natuurlijk.

Elitair en wit zal het dus heus geweest zijn, daar op de nacht van NRC. Maar het is pas echt elitair, en verveeld, intellectueel en wereldvreemd ook, om je te verbazen dat al je multi-culti buurtgenoten niet geïnteresseerd zijn in je literaire successen. Dromen over een Benetton-wereld waarin iedereen dezelfde smaak heeft en elkaars handje vasthoudt, is pas echt wit. Spierwit.

Een nieuw belastingknopje

Tags:,

Was het dan allemaal een kwade droom? Het was in ieder geval wel even zweten voor die forenzen. Vier maanden lang leek het erop dat zij 1,65 miljard euro moesten ophoesten om ervoor te zorgen dat Den Haag weer een beetje acceptabele begroting zou kunnen presenteren. Maar het was allemaalophef om niets. Een politiek grapje, beetje creatief boekhouden. Afgelopen dinsdag werd de maatregel met evenveel gemak in de prullenbak gegooid.

Hetzelfde gold voor slome studenten. Anderhalf jaar lang leek het erop dat zij 3000 euro per jaar moesten gaan betalen. Rutte en Samsom kondigde afgelopen dinsdag aan dat dat ook allemaal een boze droom was. Terwijl de eerste boetes al verstuurd en geïnd werden, wordt de hele operatie weer teruggedraaid. Kosten van het afschaffen zijn 1 miljoen euro. Tel daarbij op de verspilde kosten van de invoering: de administratieve organisatie, de studenten die zich uit en dan toch weer inschrijven, het demonstreren, het procederen, de manuren van ambtenaars, journalisten, rechters en advocaten. Allemaal voor niets. Voor een schijnbeweging uit Den Haag.

Wat is er namelijk gebeurd? Één of andere anonieme slimmerik, een pestjochie op een ministerie, heeft een nieuw spannend knopje gevonden om aan te draaien, de assurantiebelastingen. Als je die gewoon even iets verder open zet, levert dat bijna het bedrag van die hele forenzentaks op. Prachtig: dit raakt iedereen, dus niemand. In plaats van de slome studenten en de forenzen, gaan nu én de forenzen, en de slome studenten en jij en ik en iedereen die verzekerd is het begrotingsprobleem van de komende jaren oplossen. In de media hoorde je vooral over Nederlanders die oververzekerd zijn. Als je zo slordig met je geld omspringt, niet eens weet hoeveel je aan premie betaalt, wat zou je dan merken van een schepje extra belastingen?

Assurantiebelastingen is echt een prachtvondst. Nederlanders hebben geen flauw benul hoeveel ze gaan ophoesten. Er is geen vereniging van polishouders die op het Malieveld gaat demonstreren en zelfs opiniërend Nederland houdt zich stil, murw-gebeukt door zoveel maatregelen die uiteindelijk toch een grapje bleken. Superhandig. Je kunt een beetje populair doen bij de forens, en de slome student, maar toch nog geruisloos 1,4 miljard euro uit de maatschappij slepen.

En wat houdt het in als je 1,4 miljard probleemloos uit de maatschappij kan slepen? Dat je die 1,4 miljard niet meer hoeft te bezuinigen. Dat je 1,4 miljard minder onoverbrugbare politieke verschillen moet overbruggen. 1,4 miljard minder lastige vragen hoeft te beantwoorden over zaken die mensen wél begrijpen: rollators, scheef wonen, medicijnen, operaties, verzorgingshuizen, PGB, sociale werkplaatsen. Alle belasting die ervoor zorgt dat daar minder over onderhandeld hoeft te worden, helpt. Misschien kopen die assurantiebelastingen net een beetje chagrijn tussen de twee partijen af. Misschien kan het de sterfte van dit kabinet net met een paar maandjes uitstellen. Wie weet.

Deze eerste daad van een nieuw te vormen kabinet belooft niet veel goeds: het is vooral een beetje ongeïnspireerd aan de belastingknoppen draaien. Geld van de burger wordt ingezet om maar geen prioriteiten te hoeven stellenen geen moeilijke beslissingen te hoeven nemen. De assurantiebelasting wordt verhoogd, niet omdat men verzekeren wil ontmoedigen, nee gewoon omdat er meer geld nodig is. Dat is wat Rutte en Samsom doen, zodra ze meer dreigen uit te geven dan ze binnen krijgen,zetten ze willekeurig een tapje in een Nederlandse geldstroom of draaien een al bestaand obscuur kraantje wat verder open. Het budget van de overheid wordt weer wat groter, het budget van de burger weer wat kleiner. Met trial and error kom je er uiteindelijk heus wel achter welke maatregel het meeste geld oplevert en het minste heisa veroorzaakt.

Bestuurlijke armoede, noem je zoiets.

Over de mondhygiënist

Tags:,

Eerst prikt ze een aantal keer pijnlijk in mijn tandvlees en drukt dan een spiegel in mijn handen. “Kijk eens.”  Ik zet mijn bril op. Mijn tanden blijken ineens rood omrand. “Het bloedt.”

Hetzelfde gebeurde een aantal weken terug bij de tandarts. Ook hij prikte in mijn tandvlees, ook hij constateerde bijna triomfantelijk dat er bloed uit kwam. Mijn tandvlees was ontstoken. Ik moest onmiddellijk naar de mondhygiënist. Zo’n onbehandelde ontsteking zakt namelijk steeds dieper in je kaak, totdat je kaakbot oplost en je tanden uitvallen. Ik maakte gelijk een afspraak.

“Je tandvlees is ontstoken.”, concludeert de mondhygiënist. Dat bloed komt niet door haar geprik,  maar door mijn waardeloze verzorging. “Als je niets doet zakt het steeds dieper in je kaak, lost je  kaakbot op en vallen je tanden uit.”

Het is niets nieuws. Op tandheelkundig gebied schiet ik al jaren tekort. Ik poets tweemaal daags alsof mijn leven ervan afhangt en toch kijken tandartsen louter misprijzend in mijn mond. Ik moet flossen. Ik moet niet te hard poetsen. Ik moet een elektrische tandenborstel. En mijn tandvlees is ontstoken. Eigenlijk is het een wonder dat na twintig jaar tandvleesontsteking mijn ondergezicht nog steeds intact is.

Zo bekeken is het een wonder dat Nederland überhaupt nog tanden en kaakbot heeft. Tandvleesontsteking is schering en inslag, sommigen zeggen dat 50% er last van heeft, anderen 30%. Toen mondhygiënisten in het tandvlees van 250 bezoekers van de Gezondheidsbeurs prikten, kwam er zelfs in 99% van de gevallen bloed uit. Een epidemie aan tandvleesontsteking overspoelt ons land.

U begrijpt dat ik niet bij die 99% wil horen. Ik geef om mijn tanden. Dus lig ik in de stoel van de mondhygiënist. Het is een gruwel. Een stoet  aan apparaten passeert de revue en van niet één weet ik hoe het eruit ziet en of hij zal sproeien  of zuigen, bikken, schuren, of polijsten. Ik lig daar langzaam te  verdrinken in de grote plas speeksel die zich telkens weer achter in mijn keel verzamelt en die ik niet wil doorslikken uit angst voor de smaak van het spulletje dat ze weer heeft aangebracht. Mijn  handen trillen, mijn ogen tranen, een druppel van het één of ander is op mijn kin terecht gekomen  en niemand maakt aanstalten om het weg te vegen. En dan, als het voorbij is, moet ik een afspraak  maken voor over een half jaar. Dat is protocol, dat is het advies. Twee keer per jaar een tandarts , en twee keer per jaar een mondhygiënist die misprijzend in je mond kijkt. Je geeft om je gebit of niet.

Het is lastig nee zeggen in zo’n tandartsstoel. Je ligt daar op je rug als  een hondje dat om genade smeekt, wie gaat er dan kritische vragen stellen aan die tandarts die op je neer kijkt? Wie  heeft er eigenlijk bedacht dat iemand in zo’n stoel kritische vragen over tarieven gaat stellen ? Ik weet doorgaans pas wat het gekost heeft als ik een paar weken later de rekening krijg. Sterker nog, ik weet pas welke behandelingen er zijn uitgevoerd als ik de rekening krijg.

Toch, er was die ene keer, dat het lukte om vanuit een tandartsstoel iets te weigeren. Ik was tiener  en mijn gebit schoot toen al tekort. Mijn kaak was te klein, mijn tanden sloten niet op elkaar aan. Een buitenboordbeugel moest “meer ruimte” creëren door mijn kiezen met een band om mijn nek naar achteren te trekken. Voor mijn onderkaak kreeg ik een zogeheten bumper die zorgde dat de kiezen in mijn onderkaak zich permanent schrap zette tegen mijn onderlip. Nog steeds heb ik een draadje achter mijn tanden dat volgens de tandarts moet blijven zitten omdat het anders binnen de kortste keren scheef zakt. Mijn tanden hebben blijkbaar verleerd hoe ze zonder metalen ondersteuning overeind kunnen blijven staan.

Maar toen de orthodontist voorstelde om als finishing touch het ribbelrandje aan de onderkant van  mijn voortanden weg te schaven en recht te maken –ik weet het nog heel goed, het apparaat had  hij al in zijn handen – is het toch gelukt om te weigeren. Er zijn grenzen, vond ik toen al. Er was wel genoeg aan mijn tanden getrokken en geduwd.

“Laat dat ribbelrandje maar zitten”, zei ik, “het is wel goed zo”. En nu ik rechtop achter mijn computer zit denk ik dat ik die afspraak bij de mondhygiënist ook maar afzeg. Ook bij de diagnose tandvleesontsteking zijn er grenzen.