Zijn we dan nog niet rijk genoeg (29 juni 2013)

Rutte is de man die op de verregende camping zegt: „maar we hoeven in ieder geval niet te werken”. Rutte is de man die bij zes uur vertraging op het vliegveld zegt: „hebben we extra veel tijd om een leuk spelletje te spelen”. Rutte is de man die bij autopech langs de Franse autoroute zegt: „kijk toch om je heen, wat een prachtig landschap”.

Rutte is òfwel niet zo handig. Òf zijn populariteit bij de bevolking kan hem echt helemaal niets schelen. De mensen ergeren zich in ieder geval dood. En deze week leek hij nota bene Samsom ook al te hebben aangestoken met zijn optimisme-koorts.

Hoe vervelend die roep om niet te somberen ook is, hij heeft wel gelijk. Nederland is steenrijk. We zijn gezond, we zijn hoog opgeleid, we zijn relatief nauwelijks corrupt, we hebben alle kansen en mogelijkheden. Dit is geen crisis, dit is een land van oliesjeiks dat een beetje aarzelt met hun volgende aankoop. De gemiddelde Nederlander loopt met een smartphone in zijn broekzak waarop hij binnen een minuut toegang heeft tot alle kennis die bestaat op de wereld. We hoeven gemiddeld minder dan vijf van de zeven dagen te werken en we kunnen om de haverklap op vakantie. Deze week liepen de zorgkosten weer iets op omdat we tegenwoordig blinden laten zien, nadat we ook doven steeds vaker kunnen laten horen. Dit is geen crisis, het is slechts een correctie op de ongekende welvaartstoename van de afgelopen decennia.

En ik moet eerlijk zeggen: de parallellen die worden getrokken boezemen me ook niet bijzonder veel angst in. Economen wijzen al jaren naar Japan als ons voorland. „Japanification” dreigt voor onze economie: langdurige stagnatie. Maar ook na twintig jaar stilstand staat Japan nog steeds in de top tien van landen met het hoogste welzijn. Als je de grote staatsschuld even achterwege laat, begin ik niet bepaald te bibberen als ik aan een Japanse toekomst denk.

Een andere veelgehoorde opmerking is dat wij het misschien niet beter zullen hebben dan onze ouders. En ik kijk dan naar de generatie van onze ouders. Relatief gezonde mensen, die het steeds beter hebben gekregen, steeds rijker werden, steeds meer gezonde pensioenjaren opbouwen. Moest het altijd beter worden dan? Waren we op een gegeven moment niet rijk genoeg?

Ik kan het niet laten om nog één keer over de generaties te beginnen, deze week weer actueel door het pensioendebat dat in de Tweede Kamer werd gevoerd. Dat generatiedebat blijkt telkens maar weer een buitengewoon aantrekkelijk en toegankelijk onderwerp. Een typisch koffieautomaatdebat. Populair, omdat er weinig kennis voor nodig is en je er snel over kunt meepraten. Iedereen maakt onderdeel uit van een generatie. Iedereen heeft relevante ervaring.

Laat ik dan, voordat mijn column een aantal weken de zomerstop in gaat, een duit in het optimismezakje doen. Want uiteindelijk hoeven we zelfs niet te somberen over dat generatieconflict. Naast alle ongenoegen en haat zijn de generaties ook vooral elkaars liefhebbende kinderen en ouders. Als je uitzoomt zie je hoe de dertigers de pensioenen van de babyboomers betalen, met een grote kans dat datzelfde pensioen straks niet voor hen klaar ligt. Als je inzoomt zie je ook regelmatig de liefhebbende babyboomouders die hun rijkdom wel even willen delen met hun twintigjarige kinderen als het freelancen even niet genoeg opbrengt. Als je inzoomt, valt het wel mee met dat ongenoegen. Dan zie je de babyboomers ’s nachts wakker liggen omdat hun dertigjarige kinderen zelf weer kinderen krijgen. Ze brengen hevig geëmotioneerd hun zonen en dochters naar het altaar. En straks huilen de kinderen hun tranen uit hun kop als ze de oudere generatie naar hun graf dragen. Als je helemaal inzoomt, tot op het niveau van het individu, zie je vooral heel veel liefde. Dan valt het wel mee met dat generatieconflict.

Mazelen (22.6.2013)

En weer breekt er een epidemietje uit van een ziekte die allang weggevaccineerd zou moeten zijn. Mazelen dit keer, 107 kinderen zijn ziek. Het is een epidemie uit het boekje: beperkt tot de SGP-zone, de bible belt. Hun ziekte hebben ze zonder uitzondering aan hun ouders te danken die het zien als een directe beschikking van God. Iets wat je wel mag genezen, maar niet mag voorkomen.

Strenggereformeerden zijn allang niet meer de enige groep mensen die vaccinatie weigeren. In Europa woekert mazelen tegenwoordig weer alsof het niet 2013 maar 1913 is. In Engeland werden vorige maand 1.300 mensen ziek. In Frankrijk en Italië zijn er de afgelopen jaren duizenden nieuwe besmettingen bij gekomen. In Duitsland stierven twee kinderen. Onnodig. En ze zijn daar niet ineens massaal orthodox gereformeerd geworden. Nee, gewone mensen vinden de vaccinaties plotseling gevaarlijk. Ze geloven dat hun kind er autistisch van kan worden (ook al is het enige serieus te nemen onderzoek dat dat beweerde volledig onderuit gehaald). Ze maken een afweging: de kans dat vaccinatie inderdaad ernstige bijwerkingen heeft tegen de kans dat je kind met rode hond of mazelen besmet raakt. In een goed gevaccineerd land is die laatste kans inderdaad bijzonder klein. Dat is het paradoxale gevolg van een succesvol vaccinatieprogramma: zodra mensen niemand meer kennen die in een rolstoel zitten door polio, of onvruchtbaar werden door de bof, ziet men het heil van zo’n vaccin ook niet meer in.

Als je je woede over de persoonlijke keuze van deze mensen even achterwege laat, blijft er een fascinerend probleem over: wat moet je in vredesnaam met burgers die uit overtuiging de gezondheid van hun kinderen op het spel zetten? Het verplicht stellen van de vaccinatie is een logische oplossing, in België is bijvoorbeeld het poliovaccin verplicht. Maar van alle eisen die je kan stellen aan burgers van een land – je kind naar school sturen, belasting betalen, de regels volgen – is het verplicht injecteren van een vloeistof een heel verregaande. Griezelig, vind ik zelfs.

En hoe ernstig is de veiligheid in het geding als je weigert je te laten vaccineren? Dat wordt voor een groot deel bepaald door de immuniteit van de rest van het land. Als jij de enige niet-gevaccineerde bent in een land van 16 miljoen, is het risico op besmetting nihil. Dan kan je gratis mee liften, de kudde-immuniteit beschermt je dan. Dat is de andere paradox van vaccinatieprogramma’s: dankzij de bulk van mindergelovige Nederlanders die zich wél laten inenten, kunnen de strenggereformeerden in Nederland hun geloofsvrijheid behouden zonder dat hun kinderen daarmee een onacceptabel gevaar lopen.

Ingewikkelder wordt het als je naar de resultaten van het nieuwe HPV-vaccinatieprogramma kijkt. De bedoeling was om alle Nederlandse meisjes van 12 jaar in te enten tegen twee HPV-stammen die 70 procent van alle baarmoederhalskanker veroorzaken. De eerste onderzoeksresultaten laten zien dat het effectief is. In Australië, waar meer dan 80 procent de vaccinatie kwam ophalen, zie je nu al een aanzienlijke reductie in door HPV veroorzaakte SOA’s en ook in de hoeveelheid vrouwen met het voorstadium van baarmoederhalskanker.

Maar in Nederland werd het een faliekante mislukking. Minder dan de helft van de meisjes kwam alle inentingen in het programma ophalen. Mensen waren massaal gaan twijfelen aan de effectiviteit en vooral aan de veiligheid. Als je op Youtube zoekt naar filmpjes over het vaccin Gardasil, vind je tientallen verhalen over Amerikaanse meisjes die chronisch ziek werden, epileptische aanvallen kregen of direct na vaccinatie stierven. Apekool, zo zeggen alle gezondheidsorganisaties. Maar het volk weigerde te luisteren.

Wat moet je daar dan mee? Wetenschap levert een prachtig nieuw medicijn aan waarmee 70 procent van alle baarmoederhalskankerdoden voorkomen zouden kunnen worden (140 per jaar in Nederland). Maar de mensen laten zich overtuigen door hysterische Youtube-filmpjes en vage samenzweringstheorieën. Je zou bijna willen overwegen om die hele antivaccinatiebeweging gewoon te verbieden. Gewoon, omdat ze net als tabaksreclame een gevaar vormen voor de volksgezondheid.

Het is hopelijk niet nodig. Ik reken op het gezond verstand. Als het vaccin inderdaad zo goed werkt als de eerste resultaten suggereren, kunnen de mensen het over een aantal jaren met eigen ogen zien. Baarmoederhalskanker door die twee HPV-stammen komt dan alleen nog voor bij de mensen die zich lieten meeslepen door de anti-vaccinatielobby. Of op de bible belt.

Een gebroken man

Ik was laatst op een boekpresentatie waar Diederik Stapel ook was. Dat wist ik trouwens pas toen het feestje al bijna afliep. Ik had hem niet herkend, ik herken nooit iemand. Hij was op op zijn dooie gemakje komen binnenlopen met schrijver Anton Dautzenberg, en het stomme was: er gebeurde niets. Helemaal niets. De Robert M. van de wetenschap stond rustig te keuvelen tussen de mensen. Niemand schreeuwde tegen hem, niemand probeerde hem te laten struikelen, niemand gooide een glas bier in zijn gezicht, niets.

Ergens vond ik dat wel teleurstellend. Dat je de boel zo bij elkaar kan liegen en bedriegen, dat je je collega’s, promovendi, studenten en je vakgebied in zijn geheel zoveel schade kan toebrengen en dat je dan nog steeds ongehinderd kan rondwandelen in Nederland, en naar borreltjes kunt gaan en dat je boek dan gewoon een bestseller wordt.

In de verklaring die Diederik Stapel gaf toen het rapport van de onderzoekscommissie uitkwam, legde hij uit hoe slecht het met hem was gegaan. Hij presenteerde zichzelf als een gebroken man, die langzaam weer uit de hel tevoorschijn komt. Amper een half jaar na die verklaring geeft zijn aanwezigheid op die borrel allesbehalve die indruk. Je zou denken dat zo iemand alles zou kwijt raken. Maar dat is niet zo. Diederik Stapel is nog steeds iemand; een Bekende Nederlander, een persoonlijkheid, een interessant karakter. Mensen vinden het bijzonder om hem in het echt te zien. Je kunt er thuis over vertellen. En het is geen monster. Ik vermoed dat, hoe dichter je een afschuwelijk persoon nadert, des te minder afschuw je voelt. En als iemand op minder dan tien meter afstand staat, of je zelfs in gesprek met hem raakt, dan kan je alleen nog maar concluderen dat het een hele normale man is, heel vriendelijk. Let wel: de meeste mannen zijn vriendelijk. Je kunt de gracht dempen met vriendelijke mannen. Maar bij iemand als Diederik Stapel is het toch speciaal om erachter te komen: heel vriendelijk.

Nu, nog geen twee jaar nadat het bedrog van Diederik Stapel aan het licht kwam, blijkt hij maar heel mild gestraft te zijn door het leven. Er volgde een gedwongen carrièreswitch, er loopt nog een strafrechtelijk onderzoek, maar meer dan dat gebeurde er ook eigenlijk niet. Hij is geen persona non grata geworden. Nooit heeft hij een interview gegeven aan de Nederlandse media. De NOS behandelde hem met alle egards en zond slaafs zijn verklaring uit. Maar hij gaf wel een interview aan The New York Times (maar goed, die krant heeft een hele hoge impactfactor en daarvoor maakt Stapel graag een uitzondering zoals wij allemaal weten). Toen hij wel verantwoording aflegde, in zijn boek Ontsporing, presenteerde hij die met zoveel eloquentie en zulke dramatische gebaren, dat het een vruchtbare grond was voor een prachtige nieuwe carrière in de mooischrijverij. Gisteren werd aangekondigd dat hij samen met Anton Dautzenberg aan een boek en een toneelvoorstelling werkt. De fictiefabriek moet het heten.

Dat is pas echt een middelvinger naar je slachtoffers opsteken. Diederik Stapel is blijkbaar niet van plan om een teruggetrokken bestaan te gaan leiden. Het bedrog, het liegen, het verpesten van carrières en dromen, het verbrassen van wetenschapsgeld, blijkt nu allemaal te fungeren als een heel vruchtbare basis voor prachtige nieuwe kansen. Stapel zal opgetogen zijn met zijn toneelstuk: zijn werk krijgt weer een prachtig podium. Er zal pers zijn, publiek, bloemen, applaus. In elke nieuwe zaal, elke avond weer dat applaus. Dat applaus waarover hij zoveel sprak in zijn boek Ontsporing en dat zo belangrijk voor hem was.

Ik vind het oneerlijk. Hij verdient geen applaus. Ik had hem een veel slechtere toekomst toegewenst, en velen met mij.

Er is niet mis met ons.

Eén van de grootste raadsels van deze tijd is dat de Nederlandse jongere zich koest houdt. Verschillende mensen heb ik zich er al over horen verbazen. Er zijn geen massale studentenprotesten, geen kraakbeweging, geen rellen. Er is geen moderne versie van de provobeweging, geen no-future, geen punk.

Het is niet dat twintigers er geen tijd voor hebben. Een op de vier jongeren is werkloos. Maar in plaats van rookbommen gooien en de troonswisseling verzieken, sturen we sollicitatiebrieven en gaan we naar carrièrebeurzen om erachter te komen hoe we onze kansen kunnen vergroten. Noem het de ‘future’-generatie.

De enige opstand die werd georganiseerd kwam van de keurige lieve kinderen van G500 die het liefst zo snel mogelijk aan tafel wilden met de zittende politici. Occupy stierf in Nederland een snelle dood bij gebrek aan een kritische massa die zich bij het protest wilde aansluiten.

De generatie die zich wel liet gaan in de jaren zeventig en tachtig kijkt met verbazing naar ons. De voorzieningen zijn aanzienlijk slechter nu: wij worden door onze studie heen gejaagd en na afloop liggen de uitkeringen niet meer klaar. De studiefinanciering is afgeschaft en ons pensioengeld bestaat alleen nog bij de gratie van het verhogen van de rekenrente. De verkapte werkloosheid is enorm: wij zijn stagiair, freelancer, zzp’er of net aan ons derde jaarcontract begonnen. Maar we geven geen kik. Wat bezielt ons toch?

In de zoektocht naar een antwoord duidt iedereen er wild op los. Duizend beschouwingen over de tijdgeest passeren de revue. Sommigen beweren dat we onverschillig zijn, individualistisch, dat we zijn vergeten wat solidariteit inhoudt. Ik hoorde laatst iemand hardop de mogelijkheid overwegen dat we de woede voorbij zijn, dat we defaitistisch zijn, berusten in ons lot. De vraag werkt in ieder geval aanstekelijk.

Ook leeftijdsgenoten kijken elkaar nu regelmatig vertwijfeld aan. Moeten we iets? Zullen we iets? Waarom doen we niets? Doen we het verkeerd? Het geeft me een bijzonder ongemakkelijk gevoel. Alsof wij een cruciale stap in onze ontwikkeling missen als we niet éénmaal een oorlogssfeer in de hoofdstad hebben gecreëerd. Alsof er iets mis met ons is.

Maar langzamerhand begin ik me te realiseren hoe ridicuul de stelling eigenlijk is. Er is niets mis met ons. Er was iets grondig mis met dat stelletje hooligans die in de jaren zeventig en tachtig hun agressie vrij lieten vloeien. Eindeloos mochten ze studeren, en als er na de studie niets te vinden was bij het arbeidsbureau mochten ze linea recta doorlopen richting sociale dienst. En toch werd er aan de lopende band geprotesteerd.

Alles was reden voor een rel: een koninklijk huwelijk, of toen er een metrolijn werd aangelegd onder de Nieuwmarkt en daarbij een paar huizen werd verwijderd. Bij het ontruimen van de kraakpanden in de Amsterdamse binnenstand moesten op een bepaald moment tanks worden ingezet. Tanks! Die generatie heeft zich onsterfelijk belachelijk gemaakt. Maar in plaats van ons daarover met terugwerkende kracht te verbazen, vragen we waarom de jongeren van deze tijd zich eigenlijk zo rustig houden. Blijkbaar zijn de gewelddadige opstanden uit vorige decennia de norm geworden.

Als je één ding kunt beweren over deze generatie is dat ze in ieder geval die onuitstaanbare houding van – excuus, ik kan er geen goed Nederlands woord voor vinden – ‘entitlement’ hebben verloren. We kijken niet meer zo makkelijk naar de overheid voor redding. We eisen geen gratis woonruimte, geen uitkeringen, geen werk. De staat, het koningshuis, de politie zijn onze vijanden niet meer. Wij hebben niet zoveel zin meer in geweld.

Al jaren wordt er gebouwd aan een metrolijn onder Amsterdam, huizen verzakten, geld ging verloren, maar niemand kwam op het idee om een demonstratie te organiseren en daarbij een paar rookbommen naar de politie te gooien. Je mag me gehoorzaam noemen, of onverschillig, maar dat alles lijkt mij een uitstekende ontwikkeling.

Terrorisme keurt Shabir toch wel af?

Shabir kwam bij ons wonen omdat we ons huis niet goed hadden schoongemaakt. Dat klinkt misschien onlogisch, maar het is echt waar. Ik woonde in een groot studentenhuis aan een gracht in Leiden, met 24 andere studenten. Het was een huis met karakter, vol met pizzadozen, bierflesjes, vuilniszakken. De kerstversiering bleef het hele jaar door hangen en voor de deur zonk onze huisboot naar de bodem van de gracht.

Toen bij een brandveiligheidscontrole bleek dat de nooduitgangen alweer door vuilniszakken werden geblokkeerd, kregen we de ultieme straf. We verloren ons stemrecht over nieuwe bewoners. Wij mochten onze nieuwe huisgenoten niet meer selecteren, ze werden geplaatst.

En zo kwam Shabir bij ons wonen. Shabir kwam oorspronkelijk uit Afghanistan, hij dronk geen alcohol. Hij was vriendelijk, glimlachte veel en hij sprak met een zachte stem. Hij heeft het vermoedelijk niet makkelijk gehad in ons losgeslagen huis. Hij deelde de gangen met mannelijke en vrouwelijke huisgenoten die regelmatig half aangekleed en dronken rondliepen. Er werd uitbundig geschreeuwd, gelald en gesekst. Hij moest zijn behoefte doen in een toilet vol met pornoplaatjes.

Afgelopen maandag zag ik Shabir bij Knevel en van de Brink aan tafel zitten. Hij had een lange baard, hij droeg een djellaba en noemde zichzelf Maiwand al-Afghani. Maiwand werd stevig onder vuur genomen door de presentatoren. Andries Knevel probeerde uit alle macht een antwoord uit hem te krijgen op de enige vraag die wij in het algemeen relevant vinden voor geradicaliseerde moslims: veroordeelde hij de terroristische aanslagen wel of niet? En bij het uitblijven van een bevredigend antwoord kwam de vraag in duizend vormen terug. Nam hij er dan afstand van? Vond hij het terecht? Legitiem? Gerechtvaardigd misschien? Steunde hij het? En dan, bijna uitgeput: had hij er dan begrip voor?

Het was tevergeefs. Maiwand veroordeelde niets. Er was maar één ding dat hij bleef herhalen. Dat onschuldige moslims sterven. Onschuldige moslims sterven. Onschuldige mensen, moslimbroeders, ze sterven. Ze sterven bij bosjes. Ze worden vermoord in Syrië. En daarvoor werden ze afgeslacht door Westerse legers in Afghanistan en Irak. Honderden onschuldige moslimbroeders waren collateral damage in een onbegrijpelijke strijd. Zo is het nu eenmaal verdeeld. De moslims delven het onderspit. De drones van de Westerse wereld hangen boven Arabische hoofden. Niet andersom.

En Maiwand maakt zich drukker over moslimslachtoffers dan de gemiddelde Nederlander. Dat begrijp ik best. Ik maak me disproportioneel druk over Joodse slachtoffers en antisemitisme. Familie van Alzheimerpatiënten geven al hun geld aan de Alzheimerstichting. De familie van kankerpatiënten fietst de Alpe d´Huez op. Westerlingen maken zich druk over de dood van een westerse militair op klaarlichte dag in een Westers land en Maiwand maakt zich druk over de dood van nog veel meer onschuldige burgers op klaarlichte dag in niet-westerse landen.

En enkele ogenblikken nadat de ernst van al die moslimslachtoffers wederom genegeerd wordt aan de tafel van de Evangelistische Omroep, informeert Thijs van de Brink bezorgd naar het lot van de Arabische christenen. Want daar maken Knevel en van de Brink zich nu eenmaal wél druk over.

U kijkt mij nu diep in de ogen. U probeert iets van rede in mij te herkennen. Ik veroordeel mijn oud-huisgenoot toch wel? Ik keur deze geradicaliseerde moslim toch af?

U hoeft zich geen zorgen te maken. Uw columnist heeft op dit onderwerp een correcte mening. Zo moeilijk is dat niet. Maiwand schrijft zonder terughoudendheid of twijfel over zijn homohaat. Hij pronkt op Facebook met speeches van Al-Qaida figuren. Hij mag dan misschien naar eigen zeggen met een vreedzame vorm van evangelisatie bezig zijn, tegelijkertijd wentelt hij zich kritiekloos rond in de extremistische islamitische stroming die dreigt en terroriseert en onthoofdt. Verder waarschuwt Maiwand onafgebroken tegen het gevaar van de Joden en hun satanische Messias.

En u begrijpt: ik vind weinig erger dan dat soort antisemitisme.