Verkiezingsreeks nr 3: Wat een gestuntel

Tags:, ,

Het was toch mogelijk. De geschiedenis van de langstudeerboete kon nog knulliger. VUmc taferelen, prutswerk dat deze Kamerleden de afgelopen dagen afleverde.

Het gestuntel begon al bij de geboorte van de langstudeerboete. Want waar waren al die duizenden communicatietypes, al die mensen die alles alleen maar een beetje goed moeten laten klinken, toen de naam werd bedacht van het hele beleid? Waarom noem je zoiets in godsnaam een boete? Waarom zeg je niet gewoon wat het is: dat als jij twee jaar vertraging oploopt, één tijdens je master en één tijdens je bachelor, de maatschappij daarna geen zin meer heeft om je voor nóg een jaar een bak subsidie te geven, zodat je maar 1700 euro collegegeld hoeft te betalen. Niks boete. Einde uitkering.

En dan verzint er ook nog iemand, dat die “boete” ook moet gelden voor bestaande gevallen. Voor mensen die die vertraging dus al hebben opgelopen. Alsof je een straat in bent gereden, en bij het einde wordt bekeurd, omdat iemand in de tussentijd een bord met “eenrichtingsverkeer” heeft neergezet. Op geen enkele manier is zoiets te rechtvaardigen.

En dan, puntje bij paaltje, op het aller-slechtste moment, als alle schijnwerpers op de politici staan gericht, besluit de partij die de boete bedacht, dat het van levensbelang is om de boete weer af te schaffen. En daarna, uit alle macht gaat proberen zijn eigen beleid de nek om te draaien.

En dat blijkt dan niet te lukken.

Dan moet je je dus gaan verontschuldigen aan Nederland, dat het je niet is gelukt om je eigen stomme plan in de pan te hakken en we daarom nu opgescheept zitten met een boete die niemand wil.

Er is één ding erger dan vastberaden op een slecht doel afgaan. Dat is twijfelend en onzeker op een slecht doel afgaan… In verkiezingstijd… Als je er toch al slecht voor stond.

Verkiezingsreeks nr 2: 30 vragen

Tags:, ,

Ik heb de stemwijzer alvast maar ingevuld. En het Kieskompas. En de Stemmentracker. En dat ding van G500. Best leuk, zo’n overzichtelijke vragenlijst doorwerken. Bij sommige vragen sta ik voor ingewikkelde dilemma’s, maar dan klik ik gewoon het eerste aan wat in me opkomt. Je kan het toch niet fout doen. De test veroordeelt nooit. Als ik antwoord dat er wat mij betreft best nog wat megastallen bij mogen komen, is er geen popup-venster dat me uitscheldt voor DIERENBEUL. Ik mag gewoon vinden dat de JSF er moet komen, en dat we met 130 km/h  moeten kunnen rijden, zonder dat er woedende Tweets en haatmails binnenstromen. De stemwijzer vindt alles best.

Dertig ingewikkelde vragen breek je je hoofd, doe je je best. Waarom? Omdat de stemwijzer niet alleen over politiek gaat, maar ook vooral over jou. Over jou oh zo unieke persoonlijkheid. En de ongemakkelijke waarheid: we hebben het uiteindelijk toch de hele dag het liefst over onszelf. Daarom vullen we al die stupide quizjes in tijdschriften in, die ons vertellen hoe gierig, romantisch of eerlijk wij zijn. Daarom willen we weten welke celebrity er het meest op ons lijkt. Welk nummer er op één stond in onze geboorteweek. Daarom staan er horoscopen in de bladen. Dat gaat allemaal over ons. En dan eens in de zoveel tijd is er een testje dat jou haarfijn uitlegt welke politieke partij het beste bij jou past. Het is nog intellectueel verantwoord ook. Gevolg: massa’s kiezers brengen ineens een enigszins geïnformeerde stem uit.

Er zijn veel mensen met kritiek op de Stemwijzer. Het zou allerlei nuances niet weergeven. Partijen weglaten. Het zou democratie té eenvoudig maken. Hun alternatief? Verkiezingsprogramma’s doorlezen. Alle 500 bladzijden aan verkiezingsprogramma’s. Oorlog & vrede aan politiek gebabbel, zonder eindschermpje met jouw superindividuele stemadvies.

Misschien mag volgens sommigen zo’n gewichtige zaak als democratie nooit te makkelijk worden.

Verkiezingsreeks nr 1: Hartig woordje

Tags:, ,

Bij aanvang van deze verkiezingstijd, lieve stemgerechtigde, wil ik graag een hartig woordje met u spreken.  U bent het waarschijnlijk niet gewend dat er een onvertogen woord valt over uw gedrag. De kiezer doet het namelijk altijd goed. De kiezer valt nooit iets te verwijten. Als de kiezer iets doms stemt, dan hebben de politici nagelaten het hem goed uit te leggen.  Dan ligt het aan achterstallig onderhoud in de wijken, aan machteloosheid, boosheid, werkloosheid, of hoogstens aan de slechte staat van ons onderwijs. Nooit ligt het aan de kiezer zelf.

Maar misschien kunt u zich toch één keer afvragen wat uw bijdrage was aan al die vallende kabinetten.  De grootste twee partijen haalden bij de verkiezingen in 2009 elk 20 procent van de stemmen en ook deze verkiezingen lijken dezelfde kant op te gaan. Nu kun je daar met veel kunst en vliegwerk wel een mouw aan passen: een struikelend minderheidskabinet en ternauwernood een vijfpartijenakkoord om de begroting nog een beetje te redden. Het blijft allemaal uitermate gammel.Het probleem van al die politieke malaise: te veel mensen weigeren om op één van de grotere partijen te stemmen. U stemt GroenLinks, ChristenUnie of D66. Regeerbaarheid, stabiliteit, het zal u allemaal worst wezen. Als u uw splintermeninkje maar kunt uiten. Steen en been klaagde u over het mislukte minderheidskabinet waarin twee gemarginaliseerde partijtjes uit alle macht een protestpartij en een tweetal orthodoxe christenen tevreden probeerden te houden. En de volgende keer stemt u gewoon wéér D66, alsof er niets gebeurd is, alsof die stem niet regelrecht bijdraagt aan de persisterende onregeerbaarheid van Nederland.

U, beste kiezer, u eist van Den Haag eensgezindheid, daadkracht, verantwoordelijkheid, maar de vraag is eigenlijk vooral: wanneer springt u eens een keer over uw eigen schaduw heen?

In de drie weken voorafgaand aan de verkiezingen schrijf ik om de dag een column van 300 woorden in NRC Handelsblad over de verkiezingsstrijd (de andere dagen schrijft Marc Chavannes). Dit is deel één.

Column 18: Science, it’s a girls thing. Over spekjesprijzen en zijwieltjes

De nieuwste campagne van de Europese Commissie heet “Science: it’s a girls thing”. Die zin is geschreven in hippe, beetje scheve letters en de “i” van Science is geen i, maar een uitgedraaide lippenstift. Het bijbehorende spotje doet denken aan zo’n televisiereclame die vrouwen moet overhalen om een Citroën-autootje of een haarspray te kopen. Het script: drie mooie hooggehakte vrouwen lopen op een man in witte jas af die net door een microscoop aan het kijken was. De man zet verbaasd zijn bril op en vervolgens gaan de vrouwen allerlei supersexy quasi-wetenschappelijke dingetjes doen. Er verschijnt lippenstift, die razendsnel verandert in een reageerbuis met rode vloeistof. Dan zie je een druppel nagellak die in slow-motion van een kwastje afvalt. Dan in hoog tempo: droogijs(waar zo’n mooie Hans Klok-achtige walm vanaf komt als je er warm water overgiet), gevolgd door oogschaduw, dan weer droogijs, oogschaduw, een computerchip, oogschaduw, droogijs, een molecuulmodel dat uiteenvalt in grappige gekleurde balletjes, droogijs, dan een zonnebril, een veiligheidsbril, zonnebril, veiligheidsbril, zonnebril, veiligheidsbril. En dan weer het motto: “Science, it’s a girls thing”. Met die lippenstift.

Woedend waren de vrouwen in de wetenschap. Dit was seksistisch, neerbuigend, een belediging. Wetenschap gaat niet om hoge hakken of lippenstift maar om nieuwsgierigheid, wijzer worden, ontdekkingen doen. Nu moet ik daarbij wel vermelden dat vrouwen in de wetenschap over het algemeen nogal gevoelige types zijn, zo nu en dan overdreven idealistisch. Onze nieuwe koffieautomaat werd bijvoorbeeld telkens beplakt met stickers en papiertjes omdat er een plaatje op stond van een mooie vrouw, die zich sensueel had neergevlijd in de paradijselijke natuur. Dat was al te seksistisch. Nu heeft de koffieautomaat een ander sekseneutraal plaatje. Ook van paradijselijke natuur maar nu zonder verleidelijke vrouw.

Maar ergens hadden de critici natuurlijk gelijk. Droogijs mag dan inderdaad één van de allerleukste dingen in de wetenschap zijn, dit spotje was echt van niveau “sexy zuster met injectiespuit”. Je kunt je afvragen of de intelligente doelgroep onder de indruk is van een campagne die een carrière verkoopt als ware het een goedkope mascara.

Maar goed, er is veel geoorloofd in de strijd om meer vrouwen in de wetenschap en technologie te krijgen. Niet alleen dit soort suffe spotjes, ook discriminatie in onderzoeksgeld bijvoorbeeld. Daar hebben al die kritische vrouwen minder problemen mee: NWO heeft nu vier beurzen die alleen voor vrouwen beschikbaar zijn, en je hoort niemand klagen. En dan zijn er op diverse momenten ook nog allerlei prijzen te winnen voor “beste vrouwelijke publicatie” en “beste vrouwelijke wetenschappelijke poster”.

Spekjesprijzen vind ik het. Paralympics. Ik voel me er hoogst ongemakkelijk bij. Nooit is het een issue dat ik een vrouw ben in een door mannen gedomineerd vakgebied. Het valt me zelden op dat alle 100 hoogleraren aan deze faculteit man zijn, op één Iraanse hoogleraar informatica na. Totdat bestuurders het ineens als een probleem bestempelen. Totdat men besluit dat er allerlei seksistische campagnes en discriminatoire beurzen nodig zijn om die heilige gelijkheid te bereiken. Dan voel ik me ineens op en top vrouw. Op en top anders. Nu, tijdens mijn promotieonderzoek zijn we nog allemaal gelijk. Alle studenten proberen een mooie carrière als microbioloog, binnen of buiten de wetenschap te bereiken. Maar dat verandert zodra er allerlei potten met onderzoeksgeld tot mijn beschikking staan na mijn promotie, terwijl mijn mannelijke collega’s gewoon in die nauwe trechter moeten blijven vechten. Dan ineens is er wél een verschil tussen mij en mijn buurman in het lab. Hij is een man, ik een vrouw. Wij zijn ongelijk.

Stomvervelend vind ik dat dan. Vrouw zijn. Niets wat ik met lippenstift zou willen benadrukken, maar eerder een soort gebrek, waardoor ik zijwieltjes en aanmoedigende spotjes nodig heb om hetzelfde te bereiken als mannen. Eigenlijk vind ik het ronduit seksistisch, neerbuigend. Jawel, een belediging.

Column 17: Over huis- tuin en keuken en écht antisemitisme

Deze week ontving ik de antisemitismemonitor van het CIDI. De oogst van dit jaar: 113 meldingen van antisemitische incidenten, waaronder 28 scheldpartijen op straat, 19 gevallen van vandalisme, 18 haatmails, 3 gevallen van dreigementen en één geval van daadwerkelijk fysiek geweld. Ook al rept het CIDI zelf over dalingen van `124 naar 113´ en verdubbelingen van ´3 naar 6´ lijkt antisemitisme in Nederland redelijk stabiel, met uitzondering van jaren waarin het conflict in Israel weer oplaait. Let wel, geen moskee of Islamitische school heeft extra beveiliging nodig nu Bashar al-Assad (in de ogen van vele Nederlanders toch gewoon een moslimbroeder) de ene oorlogsmisdaad na de ander pleegt.

Ik zou me graag willen opwinden over al dat antisemitisme, maar eigenlijk vind ik het wel meevallen. Misschien heb ik gewoon niet zulke hoge verwachtingen van een samenleving: ook in Nederland blijken rechters strenger te straffen als de verdachte allochtoon is. Je achternaam maakt uit in een sollicitatiebrief. Marokkaanse jongens worden nog steeds geweigerd aan de deur van discotheken. En ja, een orthodoxe Jood met keppel wordt op straat uitgescholden.

En ergens vermoed ik dat dit het best haalbare is. Dat een heterogene samenleving zonder discriminatie niet reëel is. We blijven gewoon mensen. Wat dachten we dan? Dat alleen omdat we allerlei gelijkheidswetten en mensenrechtenverdragen en commissies voor gelijke behandeling hebben opgericht, dat het tijdperk van de Grote Rechtvaardigheid nu is aangebroken? Dat je kansen in de maatschappij op geen enkele manier meer afhankelijk zijn van in welke wijk je bent geboren, welke religie of welke huidskleur je hebt? Dat omdat we allemaal de weerzinwekkende gevolgen van rassenhaat kennen, er nooit meer een onvertogen woord zal vallen? Zwarte voetballers zullen in een jaar op de amateurvelden altijd wel één opmerking over hun huidskleur te verduren krijgen. Orthodoxe Joden zullen nooit probleemloos met keppel door Slotervaart kunnen huppelen. Waar samen geleefd wordt vallen spaanders. Één geval van fysiek geweld in een jaar is een uitstekende score. Een beetje huis- tuin en keukenantisemitisme hoort daar gewoon bij.

Toch is er één vorm van antisemitisme die me wel zorgen baart, omdat ik het eigenlijk schrikbarend veel tegenkom, ook in hoger opgeleide kringen. Dat is het “slachtoffer wordt agressor”-argument. Die vergelijking tussen de Jodenvervolging en het Israel-Palestina conflict waar ik menig Israelcriticus regelmatig in zie vervallen. Ze zetten YouTube filmpjes op hun Facebookpagina’s waarin de beelden van concentratiekampen worden afgewisseld met beelden van Palestijnse gevangenkampen. Op mijn column over de dodenherdenking verscheen zelfs een reactie van een bekende, die beweerde dat nu de Joden “de laatste jaren ook hard bezig zijn om zichzelf in de rol van agressor te werken” ook een argument is om de te stoppen met het herdenken van de Holocaust.

Dat soort voorbeelden springen in het oog. Maar er zijn ook opmerkingen, die onschuldiger lijken, terloops worden gemaakt zodra Israel weer in opspraak komt, dat “de Joden toch beter zouden moeten weten”. Ik negeer het tegenwoordig, zo vaak hoor ik het. Maar het uitstekende artikel van Marcel Möring afgelopen week in de Groene Amsterdammer deed me weer inzien hoe weerzinwekkend de vergelijking eigenlijk is. Möring vraagt zich hardop af hoe zo’n opmerking geïnterpreteerd dient te worden. “Dat Israël gelijkstaat aan ‘de joden’ en dat die het beter moeten doen dan de Nederlanders, de christenen, de eskimo’s? Dat de joden tussen 1936 en 1945 hun lesje zouden moeten hebben geleerd?”

Het is precies die suggestie, die ik wél onacceptabel vindt. Antisemitisme, niet door dorpsgekken of verwarde agressievelingen op straat, maar als onderdeel van een gedachtegang, een redenering die tot de conclusie moet leiden dat Joden net zo erg waren als de Nazi’s. Misschien moeten we niet elk scheldwoord tellen, maar dit intelligenter soort antisemitisme iets beter in de gaten houden.