De economie staat in de file

Ik stond in de file en luisterde naar de radio waar ze de opjuttende woorden van Rutte nog maar een keer herhaalden. We moeten niet somberen. We moeten niet mopperen. We moeten elkaar niet de crisis in blijven praten. We moeten lekker wél die nieuwe auto kopen als we er al heel lang in rond rijden. We moeten lekker wél een huis kopen als het door gezinsuitbreiding te klein is geworden. Even dacht ik dat hij daaraan toe zou voegen dat het best een goed idee was om überhaupt nog wat extra kindertjes te maken. Dat dat demografisch gezien ook wel prettig zou zijn. Maar zo ver ging hij niet.

Het was zo´n typische file waar ik in stond. U kent het, zo’n pesterig bordje met het getal  “50” boven me terwijl ik minutenlang niet eens één kilometer per uur hebt gereden. Met auto’s die voor mijn auto schieten als ik niet snel genoeg in de rij aansluit. Met telkens weer andere bozige mannen achter me die wild gebaren dat ik niemand er tussen moest laten. Alsof je in de supermarkt in de rij staat voor de kassa, in plaats van in een weiland in een rij voor niets.

Ik stond daar dus in die file en ineens kon ik Rutte’s gedachtegang best goed begrijpen. Ik hoef daar namelijk helemaal niet in die file te staan. Al die auto’s staan daar alleen maar stil omdat de persoon vóór hem stil staat, en die staat weer stil omdat die persoon voor hem weer stil staat. En zo staan er 10 km aan auto’s te wachten. Op niets. 10 km aan mensen, vierbaans, die daar hun tijd staan te verdoen.

Doozonde. En het hoeft niet. Want als we nou allemaal tegelijkertijd, op hetzelfde moment het gaspedaal intrappen, dan kunnen we allemaal weg uit dat weiland, verder met ons leven. Theoretisch moet het kunnen. Als iedereen gewoon tegelijkertijd in hetzelfde tempo optrekt, rijden we binnen de kortste keren weer allemaal 100 km/h. Het enige wat we nodig hebben is coördinatie. Een Rutte in een oranjehesje die op de vangrail gaat staan en aftelt. 3….2…..1….. GO!

Er is eigenlijk maar één onderdeeltje dat roet in het eten gooit. Voor deze oplossing is een enorme hoeveelheid kuddegedrag nodig en een enorme berg vertrouwen. Iedereen moet daadwerkelijk zonder uitzondering precies hetzelfde gaan doen, niet te vroeg en niet te laat. En iedereen moet het vertrouwen hebben dat zijn voorganger ook precies op hetzelfde moment gaat rijden, je moet zeker weten dat je niet vol op zijn achterkant inrijdt, dat zou een bijzonder knullige afloop zijn. Sterker nog, iedereen in de file moet het volste vertrouwen in een goede afloop hebben. Als er in die 10 km maar één auto is die blijft staan, en die persoon staat toevallig niet achteraan de file, dan wordt het één grote ramp.

Rutte werd natuurlijk uitgelachen. Mensen werden zelfs boos, het was ongepast om in deze tijd op te roepen tot uitgaven. Buma roepte hem uit tot “Tsjakka-premier”. Maar ik snap het idee van Rutte wel. Een economie aanzwengelen is veel eenvoudiger dan een file in beweging brengen. Om een economie aan te zwengelen hoeft niet eens iedereen tegelijkertijd tot spenderen over te gaan. Een flinke groep huishoudens volstaat. Het is een mateloos frustrerend probleem dat Nederlanders door angst hun baan kwijt te raken, minder geld uitgeven waardoor grote groepen mensen ook daadwerkelijk hun baan kwijtraken. Iedereen die wel eens in een file heeft gestaan, kent dat idee, dat het allemaal niet nodig is. Dat met één gecoördineerde massabeweging, niemand meer stil hoeft te staan.

Ik zie er wel wat in. 3…2…1… Met een beetje geluk rijdt niemand zich dood.

Je passie moet je vooral niet volgen

We trokken ons terug in het landelijke gebied in de buurt van Eindhoven om ons drie dagen te bezinnen. Wat moesten wij, PhD-studenten en postdocs, doen met ons leven? Voor elke tien promovendi is er één vaste baan in de academie. De andere negen worden zonder pardon de universiteit uitgeknikkerd. Wat moest er in godsnaam van ons worden?

Om ons denkproces te ondersteunen waren een aantal oud-promovendi uitgenodigd. Sommige werkten in het bedrijfsleven of de overheid. Anderen waren succesvolle wetenschappers geworden. Ze vertelden boeiende verhalen over het succes en de mislukkingen, de strategie en het toeval in hun loopbaan. En in de laatste slide voegden ze daar, op verzoek van de organisatie, een advies aan toe voor de promotiekinderen in de zaal.

Er bestond een opmerkelijke consensus onder die carrièreadviezen. Wij moesten onze passie volgen. En het was niet de eerste keer dat ik dat advies kreeg. Het is een bijzonder populair idee. Internet staat vol met TED-talks, tegelwijsheden, en allerhande melodramatische filmpjes (bekijk bijvoorbeeld ‘tragedy & hope’) die ons vooral opdragen alles uit je handen te laten vallen en onmiddellijk dát gaan doen wat je het allerleukst vindt. Elke dag dat je je passie niet zou volgen, zou een verspilde dag zijn.

Nu moet iedereen vooral zijn eigen levenswijsheden erop nahouden. Maar het evangelie van het ‘passie volgen’ is in meerdere opzichten buitengewoon hinderlijk. Zeker in een tijd dat de werkloosheid onder 30-minners is gestegen tot 15 procent is het misplaatst om te roepen dat je je leven verspilt als je je niet onmiddellijk met je passie gaat bezighouden. Daarbij komt dat het überhaupt maar voor een piepklein groepje bevoorrechte mensen is weggelegd daadwerkelijk leuk werk te doen. Het merendeel van de mensen is veroordeeld tot vakken vullen, kantoren schoonmaken, straten aanleggen, demente bejaarden in bed stoppen en ze de volgende dag er weer uit halen, orders picken, parkeerboetes uitdelen, de telefoon beantwoorden. Het is misschien wel het belangrijkste nadeel van een lage opleiding: grote kans op stom werk. Het is een illusie dat iedereen in dit land zijn passie zou kunnen volgen, de meeste van ons moeten gewoon werken.

Ik snap de verwarring wel. Er was een tijd dat ook ik iedereen die zijn baan verloor op het hart drukte om toch vooral te gaan schrijven voor een krant of tijdschrift. Daarmee stopte ik onmiddellijk toen ik me realiseerde dat er niet zoveel mensen zijn die ook daadwerkelijk kunnen schrijven. Zo is het ook met de ‘volg je passie’ -evangelisten. Ze hebben een ideale loopbaan gevonden waar hun hartje sneller van gaat kloppen en nu zijn ze ervan overtuigd dat dat voor iedereen is weggelegd. En het treurige is: dat is niet waar. Er is niet genoeg plek voor ieders passie. Op een gegeven moment raakt een land verzadigd met cupcakebakkers, hardlopers, wijnkenners, golfinstructeurs en yogadocenten. Verder wordt niet iedereen gelukkig van zijn passie. Hoe leuk is cupcakes bakken nog als je er een inkomen mee moet verdienen. In het ergste geval ben je gewoon een leuke hobby kwijt.

Maar er is een belangrijker reden waarom het advies om je passie te volgen, onaardig is. De ongemakkelijke waarheid is namelijk dat de meesten van ons helemaal geen passie hebben. Er zijn zoveel mensen wier hartje door helemaal niets sneller gaat kloppen. Er zijn miljoenen mensen in dit land die een gelukkig leven leiden als er geen grote rampen gebeuren. Als ze ’s avonds, na hun niet bijzonder inspirerende kantoorbaan een leuke HBO-serie kunnen kijken, een beetje barbecuen in de zomer, een paar weken kamperen. Die zich wel vermaken in het leven, maar die je nooit op één echte passie zult betrappen.

Het is heel onaardig om tegen die mensen te schreeuwen dat ze hun tijd verspillen en hun leven weggooien. Onaardig, misschien zelfs onbeschoft. Het levert enorme onrust op. Zelfs ik, en ik ben toch behoorlijk dol op wetenschap, begon te twijfelen over mijn keuzes toen de sprekers bij hun laatste slide aankwamen. Liet ik mijn leven ook door mijn vingers wegglippen?

Het is allemaal onzin. Ik adviseer dan ook met klem om ieder die je aanraadt om je passie te volgen, vriendelijk toe te lachen en verder volstrekt te negeren. Ze weten niet waar ze het over hebben.

Daadkracht (NRC 6 april 2013)

Het wordt een onvoorstelbare kakofonie. Koninginnedag tot de macht 10. Haring met slagroom en oranjebitter; de polonaise in bergen plastic bekertjes; Marco Borsato met Armin van Buuren en het Concertgebouworkest; kleedjes met flippo’s, grabbeltonnen en schmink naast vijvers aan urine rond pispalen; kortgeknipte vrouwen met minirugzakjes en oranjespray in hun haar en de elite die ten midden van al dat massale plezier krampachtig zijn kritische houding probeert vast te houden.

Ik kan niet wachten. Dit land houdt van u, Hoogheid. Dit land is dol op u, ontzettend dol. En dat is terecht. U heeft klasse, u heeft verstand en u heeft het beste met ons voor. En zelfs nu de monarchie binnenkort een paar secondes vogelvrij door de lucht zal vliegen, zijn er geen luidruchtige bezwaren te horen. Dat mag u gerust opvatten als een stem vóór de monarchie, vóór u.

En ach, dat kan ik hier best toegeven. Soms zou ik wel willen dat u wat meer invloed zou krijgen. De politiek is besluiteloos en lijdt zichtbaar onder het juk van zijn ideologieën. Ik vermoed dat ons land bijzonder veel baat zou hebben bij een leider die zo nu en dan met zijn vuist op tafel slaat. Een machtige koning, zo iemand die je alleen in Bijbelverhalen of in Arabische oliestaten tegenkomt. Iemand die per decreet bijstuurt, ingrijpt, bij de gratie van het volk en de gratie Gods. Zonder politieke kleur, met gezond verstand en een achterban van miljoenen aanbidders.

Ik stel me bijvoorbeeld voor hoe koning Willem-Alexander de banken wél stevig aan de ketting zou leggen. Omdat het afgelopen moet zijn met die sloot belastinggeld die telkens weer nodig is om de boel te stutten. Omdat het afgelopen moet zijn met de fluwelen handschoentjes. Omdat je hard met hard moet bestrijden. Oh, wat droom ik ervan dat er op een dag gewoon een decreet uit het paleis arriveert, een ondertekende wet, die voorschrijft dat de banken nog maar een beperkt percentage van het BBP mogen verdienen. Dat ze moeten krimpen, omdat ze teveel overlast veroorzaken. Een Koninklijke naald in het waterhoofd. Het lijkt me prachtig.

Stel je voor: terwijl Rutte en Asscher puzzelen hoe ze in hemelsnaam de expansiedrift van de semipublieke sector kunnen beteugelen, valt er een perkamenten document met een gouden lint door de brievenbus van het torentje. Vanaf die dag, zo heeft de koning besloten, moet elke bestuurder van een universiteit, woningcorporatie, school of ziekenhuis met een nieuwe begroting, eerst even bij de koning op de koffie om goedkeuring te vragen. Megalomane plannen zullen daar op hoffelijke wijze in de pan worden gehakt, vastgoedprojecten afgekeurd, beleggingen verboden. Elke bestuurder die in auto met chauffeur arriveert is sowieso af. Want de koning leest de krant, en daar valt in te lezen wat voor puinhopen dat soort grootheidswaanzin telkens weer veroorzaakt.

Het zou een bevrijding zijn. En het hoeft niet alleen maar over grote zaken te gaan. Vindt Maxima het volk te dik? Dan volgt er een decreet dat suiker in producten aan banden legt. Geen eindeloos overleg, geen gelobby, geen amendementen, geen Eerste Kamers. McDonalds, Coca Cola, Mars Inc., Unilever; iedereen moet eraan geloven. Ik voorspel u: binnen de kortste keren is het Nederlandse volk afgeslankt. En vele landen zullen ons voorbeeld volgen. Stelt u zich voor. Zo nu en dan verschijnt er gewoon een brief. Een verordening. „Het Heeft Zijne Majesteit De Koning Behaagd” … de bijstand in zijn geheel af te schaffen zolang er nog passende vacatures bestaan. Er komt een verbod op belastingverhoging. De krijgsmacht wordt weer opgebouwd. Er wordt nooit meer met de vakbond gepraat. Ook niet met de werkgevers. Studiefinanciering wordt beperkt tot technische hogescholen, mbo’s en universiteiten omdat we daar nu eenmaal behoefte aan hebben. Er komt een quotum voor de hoeveelheid diagnoses, medicijnen, operaties en andere behandelingen per jaar. Gewoon, omdat dit land de neiging heeft zichzelf continue ziek te praten.

En de Tweede Kamer? Die krijgt een symbolische functie. Lintjes doorknippen, koekhappen. En ze mogen één kritische vraag per jaar stellen. Alleen de intelligente vragen krijgen antwoord. En ieder die geen eed wil afleggen aan de koning op 30 april, gaat met zijn hoofd op een hakblok. Omdat aan de macht niet wordt getornd. Verder wordt Koningsdag Koningsweek. Er wordt feest gevierd. Verplicht. Omdat dat de koning behaagt.

Elk jaar een afdracht à la Cyprus

Tags:

Het is eind maart. De tijd van het jaar dat de staat een enorme hoeveelheid geld bij de burger komt innen. Even worden we weer herinnerd aan de tolhuisjes die overal en altijd aanwezig zijn. Als je geld verdient, betaal je daar belasting over. Als je dat geld vervolgens bewaart op een rekening, betaal je daar belasting over. Als je het geld weer uitgeeft, betaal je belasting. Degene die dat geld in ontvangst neemt, betaalt ook belasting. En als je sterft, betaal je nog een keer belasting over alles wat er is overgebleven.

De aangifte is een bijzonder ingewikkelde exercitie, waar ik al mijn aandacht bij nodig heb. Niet leuk, en ook niet makkelijk. Het is het resultaat van een grote mix van politieke ideologieën en overtuigingen over wat rechtvaardig is, wat sociaal is, en hoe je voor elke groep de scherpe randjes er afhaalt. Eenvoud was duidelijk niet één van die ideologieën.De online aangifte kan je vergelijken met een ingewikkeld computerspel, waar je continue het risico loopt òfwel de boel te belazeren, òf een dief van je eigen portemonnee te zijn. De kans dat ik ooit in mijn leven een aangifte volledig correct heb ingevuld, schat ik klein in. Ik heb geen enkel overzicht hoeveel geld ik eigenlijk moet reserveren voor de aangifte. Ik wacht op de dag dat ik een arbeidscontract onderteken en ook daadwerkelijk, niet ongeveer maar precies, weet wat ik ga verdienen. Ik wacht op de dag dat ik kan overzien welke contributie ik eigenlijk betaal, aan dit land.

Dit jaar viel box 3 mij in het bijzonder op. In box 3 moet je je vermogen opgeven. Over al je beleggingen en al het geld dat op je rekeningen staat boven de 20.000 euro betaal je belasting. De staat gaat er namelijk vanuit dat je winst maakt met dat geld, door stijgende aandelen, dividend, spaarrente. En over die winst heft de staat dan 30% belasting. Nu gaat dat lang niet zo secuur als bij de inkomstenbelasting, waar elk jaar het inkomen zorgvuldig wordt vastgesteld. Ook al heeft de Belastingdienst alle vermogensgegevens en kan het eenvoudig uitrekenen hoeveel winst of verlies ieder maakte, de overheid gaat er gewoon voor het gemak van uit dat ieder elk jaar 4% maakt met zijn geld. Die aanname is, zeker in deze jaren, nogal onzinnig. Ook al kon je in 2012 best goed verdienen op de beurs, spaargeld levert nog steeds maar 2% rente op en krimpt tegelijkertijd met 3% door inflatie. Terwijl het geld afgelopen jaar door de vingers van de spaarder weglekte moet hij toch nog even belasting betalen alsof hij 4% winst behaalde.

Dat alles viel me deze week extra op. Bij het redden van de Cypriotische banken was er namelijk enorme ophef ontstaan, omdat de kleine spaarder een eenmalige bijdrage zou moeten leveren aan de financiële catastrofe die er was ontstaan. Let wel, Cyprus heft geen enkele belasting op vermogen. De suggestie dat de spaarder eenmalig zou meebetalen aan het enorme bedrag dat nodig was om de banken en het land voor een faillissement te behoeden, zorgde voor een woede-uitbarsting, bij volk, bij politici, bij de markten. Eenmalig een bijdrage van 6,75% over alles boven de 20.000 euro was teveel, een bijdrage van 3% was ook teveel. Pas toen alle kleine spaarders geen cent meer hoefde in te leveren, kon er een deal worden gesloten met de Cyprioten.

Ergens begrijp ik wel waarom Dijsselbloem het niet zo´n probleem vond, dat die kleine spaarder een beetje meebetaalde. 6,75% is niets. Zeker niet als het eenmalig is. Als je de vermogenrendementsheffing optelt, levert een Nederlandse spaarder elke zes jaar standaard 6,75% van zijn vermogen in, of er nou een bank omvalt of niet. Er is geen depositogarantiestelsel dat ons daarvoor behoedt. Het levert geen enkele ophef op, geen paniek, geen bankrun, geen persconferentie. Een bijdrage van de spaarders is in Nederland een doodgewone zaak.

Besnijdenis (25.3.2013 NRC)

Toen we vorige keer dit gesprek moesten voeren, toen over rituele slacht, werd dierenmishandeling als belangrijkste excuus ingezet om godsdienstvrijheid te beperken. Nu komt de besnijdenis van jongens weer ter tafel met het argument dat ouders geen onomkeerbare beslissingen mogen nemen voor hun kinderen.

Let wel, in Nederland mag een ouder beslissen of een kind wordt geboren. Een ouder mag zijn kind leren dat het naar de hel gaat als hij zich niet gedraagt. Een ouder mag het kind leren dat je alleen rauwe groente en zaden mag eten omdat je jezelf anders vergiftigt. Een ouder mag een kind leren dat alle Feyenoorders kakkerlakken zijn en dat de stad Rotterdam een verdorven plek is. Een ouder mag een kind al zijn normen en waarden en geloof en angst en haat en liefde meegeven, opzettelijk of onopzettelijk, goedschiks of kwaadschiks. Een ouder geeft een kind zijn DNA en zijn opvoeding, zowel nature als nurture.

Maar oh wee, als een ouder het kind besnijdt. Want dat, dames en heren, is onomkeerbaar.

De aanleiding van het deze week heropende debat over de besnijdenis van jongens is het medische gebekvecht tussen Amerikaanse en Europese kinderartsen. Afgelopen maandag haalde de nieuwste Europese veldslag zelfs de voorpagina van deze krant. In het kort komt het hier op neer: Europese kinderartsen vinden dat besnijdenis meer nadelen heeft dan voordelen. Amerikaanse kinderartsen zien meer voordelen dan nadelen. De Amerikanen verwijten de Europeanen slordig literatuuronderzoek te hebben gedaan. De Europeanen verwijten de Amerikanen aan culturele vooroordelen te lijden.

Bij het bestuderen van de publicaties ontdek je dat beide kanten een punt hebben. Er zitten nadelen aan besnijdenis: zoals het risico op doorgaans niet zulke ernstige complicaties. Er zou ook een correlatie zijn tussen besnijdenis en seksuele problemen, ook al wordt de onderbouwing daarvan in het Amerikaanse weerwoord met de grond gelijk gemaakt.

Er zijn ook voordelen: besnijdenis zorgt voor betere hygiëne en significant minder overdracht van een aantal soa’s waaronder hiv in heteroseksueel geslachtsverkeer. Maar in de westerse wereld, waar dat soort hiv-besmettingen nauwelijks voorkomen en iedereen met grote regelmaat een douche neemt, zijn ook de voordelen van besnijdenis te verwaarlozen. Er is dan ook maar één belangrijke conclusie uit deze woordenwisseling te trekken: besnijdenis heeft nauwelijks voordelen, maar het zorgt ook niet voor een grote medische misstand.

Je zou dus kunnen stellen dat medische argumenten maar een kleine rol spelen in dit debat. Toch blijven artsen zich maximaal ermee bemoeien, alsof niets anders dan geneeskunde doorslaggevend zou moeten zijn. De reden dat Amerikaanse artsen zich in de discussie mengen is duidelijk: hun standpunt heeft directe gevolgen voor de financiële vergoeding van besnijdenis uit publiek geld. In Europa ligt het anders. De enige reden waarom bijvoorbeeld Nederlandse artsen al hun gewicht en autoriteit inzetten in de discussie, is omdat ze een besnijdenisverbod willen bewerkstelligen. Dat verbod is gebaseerd op veel meer dan alleen medische gronden. Artsen spreken in dit land met net zoveel autoriteit over geneeskunde als dat ze een oordeel vellen over lichamelijke integriteit van het kind, over godsdienstvrijheid en de reikwijdte van de zeggenschap van ouders over hun kinderen.

Des te komischer is het dus ook dat juist de Europese artsen hun Amerikaanse collega’s culturele vooringenomenheid verwijten. Heus, culturele vooringenomenheid speelt mee bij die Amerikanen. Niet-medische besnijdenis is in de Verenigde Staten nog steeds een gewoonte die maar heel langzaam verdwijnt. Nog steeds wordt vijftig procent van de jongens, religieus of niet religieus, bij geboorte besneden. Ridicuul.

Maar uit Europese hoek is het een bizar verwijt. De culturele component van het besnijdenisdebat is hier niet minder afwezig. Nergens ter wereld vind je zoveel kritiek op gelovigen en afkeer van religie als in Noord-Europa, waar de auteurs vandaan komen. Dit is één van de meest atheïstische delen van de wereld. Hier staat de vrijheid om je anders te gedragen, andere levensstijlen, andere rituelen erop na te houden dan de geoorloofde atheïstisch gewoontes, continue onder druk. Waar niet-medische besnijdenis in Amerika een bijna achteloze gewoonte is, wordt het hier gezien als een immens kwaad, een regelrechte mishandeling van het kind en een legitieme grond om op het ouderlijk gezag en de godsdienstvrijheid in te breken.

Maar gelukkig speelt die hele cultuur volstrekt geen rol in het oordeel van de artsen over besnijdenis. Dat is gebaseerd op puur medische gronden.

Right.