Wegblowen dat tekort (4.1.2014)

In Denver, Colorado staan er sinds 1 januari lange rijen voor de eerste legale cannabisverkooppunten. In de staat Washington zullen ze later dit jaar ook beginnen met legale verkoop van softdrugs. In Uruguay werd de hele industrie afgelopen jaar al uit de illegaliteit getrokken. En in Nederland?

In Nederland meldt de politie trots dat een speciaal team afgelopen jaar in de noordelijke provincies zo’n driehonderd hennepkwekerijen heeft opgerold en voor zes miljoen euro aan planten, stekken en materieel in beslag heeft genomen.

Nederland zakt hard op het lijstje van goede drugsbestemmingen in de wereld.

Nu kun je je afvragen hoe erg we dat moeten vinden. De binnenstad van Amsterdam barst van de zwalkende Franse en Engelse toeristen die met bloeddoorlopen ogen coffeeshop in en uit lopen. De eerste wijk die je tegenkomt vanaf het Centraal Station bestaat, ook na de grote schoonmaak, uit gelijke delen prostitutie en drugs. Iets wat de stad niet per se aantrekkelijker maakt voor de oudere drugs-averse toerist, die minder overlast veroorzaakt en meer geld uitgeeft.

Ook in Terneuzen, Heerlen en andere Zuid-Nederlandse steden zijn ze niet dol op de drugstoeristen die blijven komen, ondanks dat de verkoop van drugs aan buitenlanders verboden is. Uruguay probeert dit soort taferelen te vermijden door de verkoop vanaf het begin tot de Uruguayanen zelf te beperken. Ik hoop voor ze dat die regel daar wel te handhaven valt.

Toch lijken Nederlanders het vervelend te vinden dat we qua drugsbeleid niet meer bij de ruimdenkende top van de wereld horen. In een peiling geeft 65 procent van de ondervraagden aan voor een volledige legalisatie te zijn. Er zit wat in. Zo’n politie-hennepteam had zich bijvoorbeeld bezig kunnen houden met criminaliteit die wél echte slachtoffers maakt. En stel je voor hoeveel accijns we zouden kunnen heffen? We blowen dat begrotingstekort zo weg.

De onderliggende vraag is: waarom maken we drugs überhaupt illegaal? Waarom laten we de burger niet gewoon vrij om zich te vergiftigen en zijn geest te verruimen, zolang hij daarmee niemand kwaad doet? Waarom leggen we drugs niet gewoon in de schappen van de drogist? Amfetamine in neussprays, XTC in doordrukstrips, crack-cocaïne in van die schattige aardewerken aromaverbrandertjes met een waxinelichtjes eronder.

Geestverruimende ideeën wat mij betreft. Toch vind ik het antwoord makkelijk. Zoveel last heb ik niet van liberalisme. Ik wil een rechtsstaat die de burger richting een zo productief mogelijk leven stuurt waarin de maatschappij zo weinig mogelijk wordt geschaad.

Daarom moeten we de vrijheid aan alle kanten beperken. Bijvoorbeeld door de burger te verplichten om meer dan tien jaar lang naar school te gaan. Door belastingvoordeel te geven voor pensioenopbouw, trouwen, kinderen krijgen. En door zoveel mogelijk illegaal te maken dat dat leven in gevaar brengt. Drugsgebruik bijvoorbeeld. Mensen raken verslaafd aan drugs. Mensen worden agressief, psychotisch, ziek en depressief van drugs. Mensen die drugs gebruiken zijn slechte automobilisten, slechte werknemers, slechte ouders. En ook al geldt het niet voor iedereen, en ook niet voor elke drugs, over het algemeen kun je stellen dat het het beste is als er zo weinig mogelijk drugs wordt gebruikt. Een verbod is een poging om dat te bereiken.

Sterker nog, als het praktisch mogelijk zou zijn, zou ik zelfs voor een volledige drooglegging willen pleiten.

De maatschappelijke kosten van alcoholgebruik zijn duizelingwekkend hoog: gezondheidszorg, verslavingszorg, politie, justitie, vandalisme, verkeersslachtoffers. Zo’n Oudejaarsavond, waar een grote groep Nederlanders zich eventjes volledig debiel zuipt, aan het rellen slaat, hulpverleners mishandelt, ongelukken veroorzaakt en de boel vernielt, is een triest voorbeeld waarom een alcoholvrije samenleving vermoedelijk een betere samenleving zou zijn. De enige reden waarom we alcohol niet moeten verbieden, is omdat een verbod te veel onrust zou opleveren en moeilijk te handhaven is. Alcohol is een te wezenlijk onderdeel van de reguliere cultuur, te makkelijk te maken, te gewoon om te criminaliseren.

Voor cannabis lijkt hetzelfde in mindere mate op te gaan. Het is moeilijk vechten tegen een geestverruimend middel dat met eenvoudig materiaal op elke zolder gekweekt kan worden. Op het drugstoerisme na is marihuana ook niet de allerschadelijkste drugs en de enorme politie-inzet wellicht niet waard. Als het verbod op verkoop aan buitenlanders een beetje goed wordt gehandhaafd, moeten we de hennepteelt in Nederland misschien ook maar legaliseren. Met grote tegenzin dan.

Moderne kunst is oud (28.12.2013)

Dit is een spel om de kunst in leven te houden. Like deze foto en ik stuur je een naam van een kunstenaar. Zoek naar jouw favoriete werk en upload het naar Facebook.”

Ik zag dit meerdere keren voorbij komen in de afgelopen weken. Mensen postten werk van Dali, Munch, Warhol, Monet, Magritte. Dat zijn nou niet meteen kunstenaars die dit soort spelletjes nodig hebben om de aandacht vast te houden. Maar goed, het is een sympathiek Facebook-initiatief: het biedt een veilige, vrijblijvende manier om het over kunst te hebben, met een kleine kans om iets doms te zeggen. Je hoeft alleen maar je lievelings te kiezen.

Tweede Kerstdag. De Berlinische Galerie. Het is stampvol in de Wien-Berlin tentoonstelling, voor elk schilderij staan minstens tien mensen. Mijn audio-guide keuvelt gemoedelijk over Egon Schiele en Gustav Klimt die rebelleerden tegen de klassieke Weense school.

Ik noteer de namen van Emil Orlik, Lotte Laserstein, Otto Dix, om origineel over te komen als ik straks op Facebook aan de beurt ben. Ze zullen ervan smullen. Het shockeert niet meer. De honderd jaar oude rebellen zijn de nieuwe publiekslievelingen. We printen ze op legpuzzels, sleutelhangers, rompertjes, flesopeners. Ze trekken volle zalen.

Op de verdieping boven de tentoonstelling hangt de kunst van na 1945. Er is niemand te vinden. In het hoekje Dadaist/Kineticism was het al aanmerkelijk rustiger, maar boven is de mens volledig verdwenen. Ook uit de kunstwerken zelf, trouwens. De zalen lijken een parodie van zichzelf: er hangen vage foto’s, een doek met repeterende streepjes in pasteltinten, een licht knippert aan en uit. Op bordjes staat uitleg: ‘This work should be understood as… .’ ‘This work questions….’

In dit soort zalen herinner ik me de aandoenlijke pogingen van mijn vader, medisch specialist, om als onderdeel van de intellectuele bagage ons enkele basisvaardigheden moderne kunst bij te brengen. Hij was zelf geen kenner, maar had wel een idee hoe het hoorde. Dan positioneerde hij ons drieën voor een doek met een streep (of twee) en vroeg hij hardop: „Waarom bestaat dit?” Hij moedigde ons aan om daarover te filosoferen. Moet kunst mooi zijn? Moet kunst begrijpelijk zijn? Enzovoort. De vragen zelf waren het doel.

Ik denk dus niet dat het aan mijn opvoeding ligt dat ik me nu vaak verveel in de meeste musea voor hedendaagse kunst. Hedendaags blijkt in teleurstellend veel gevallen niet zo hedendaags. Hedendaags blijkt meestal een verzamelnaam voor vijftig tot zestig jaar oude kunstwerken die tegen een establishment aanschoppen dat al heel lang dood is.

Zonder het shockeffect blijft er niet veel van over: verknipte kolderieke objecten, met bordjes om uit te leggen wat het precies is waar dit ooit tegenaan schopte. We hebben er gangen vol van staan.

Ik zag de afgelopen jaren ook fantastische moderne kunst, zowel oud als nieuw. Lucian Freud. Banksy. Ik zag gigantische sculpturen in DIA: Beacon, bij New York. In grote zonverlichte zalen, waar ik voor eeuwig wilde blijven. Spektakelkunst. Misschien zijn wij niet meer te shockeren, maar je kunt ons wel imponeren.

De grote ballonhonden van Jeff Koons zijn in ieder geval, tja, cool. Niet saai. Achtenvijftig miljoen werd ervoor neergelegd. De kunstwereld was geschokt. Er werden vragen gesteld. Mission accomplished.

In Nederland steeg het museumbezoek dit jaar spectaculair. Maar de moderne kunst bleef achter. Daar zijn waarschijnlijk honderd-en-een andere oorzaken voor te bedenken, maar misschien speelt mee dat het hedendaagse nogal grijs is, modern conservatief. Het opzienbarendste wat ik tegenkwam dit jaar was een zwart vierkant van Malevitsj. Uit 1915. Het riep dezelfde vragen op, die ik twintig jaar geleden door mijn vader leerde stellen, maar het verveelde me.

De gangen aan oud-nieuwe kunst leren ons dat de shock ooit wegebt. Ooit houden ook vier meter hoge ballonhondjes op met imponeren. Ik hoop dat het binnenkort razend spectaculair, shockerend en opzienbarend wordt om weer iets prachtigs te schilderen. Zoals Abend über Potsdam, van Lotte Laserstein. Of Schieles portret van Eduard Kosmack. Als dat dan niet meer shockerend is, dan heb je altijd nog iets moois. Iets wat je honderd jaar na dato met liefde en trots op Facebook kunt posten.

Open grens. Niet alweer. 21.12.2013 NRC

Hier een beetje vervelende vraag: als we mochten kiezen, zouden we dan met de kennis van nu opnieuw goedkope werkkrachten uit Turkije en Marokko naar Nederland gehaald hebben? Ik vind dat een vervelende vraag omdat de kinderen en kleinkinderen van deze jonge mannen nu onze landgenoten zijn. Je kunt het vergelijken met ouders die zich hardop afvragen of ze wel aan kinderen hadden moeten beginnen. Dat is niet leuk voor het kind.

Toch vind ik dat we die vraag moeten stellen nu de geschiedenis zich herhaalt. We hadden berekend dat er 10.000 Polen zouden komen. In 2011 stonden er 200.000 geregistreerd. Op zich geen enkel probleem. De bedrijven zijn blij met goedkope werklieden. Net als in de jaren zestig gaat het om personeel dat niet klaagt, hard werkt en weinig overlast veroorzaakt. We stellen geen inburgerings- of taaleisen, dat mag zelfs niet eens, maar lijkt ook onnodig. We gaan ervan uit dat iedereen op den duur weer terugkeert naar huis. Vanaf 2014 is de grens open voor Bulgaren en Roemenen. We verwachten dat er ongeveer 10.000 komen.

Maar wat blijkt keer op keer met hardwerkende jonge mannen die alleen maar een beetje geld komen verdienen? Het stond elegant uitgelegd in een ingezonden brief in The Economist: het zijn net mensen. Mensen die zich uiteindelijk ergens vestigen. Mensen die trouwen en kinderen krijgen. Je ziet het van verre aankomen: grote aantallen Oost-Europese arbeidersgezinnen die zich in de armere wijken vestigen. De religie- en radicaliseringskwesties zullen dit keer niet spelen. Maar ook deze ouders zijn laaggeschoold, spreken geen Nederlands, de kinderen hebben een taalachterstand. Alle typische problemen van de lager sociaal-economische groepen komen erbij kijken: disproportioneel veel huiselijk geweld, alcoholisme, medische problemen, verloedering en overrepresentatie in criminaliteitscijfers en sociale zekerheid. De boze autochtone buren voelen zich opnieuw niet meer thuis in hun eigen wijk en blijken tot overmaat van ramp ook nog eens stemrecht te hebben. Alles wijst erop dat we de hele reutemeteut nog eens gaan meemaken. Echt, we hoeven niet bang te zijn dat de Bulgaarse en Roemeense immigranten een uitkering gaan aanvragen. We moeten bang zijn dat hun kinderen een uitkering gaan aanvragen.

Nou? Zouden we het opnieuw willen? Honderdduizenden laaggeschoolde, niet-Nederlands sprekende arbeiders? Het Nederlandse volk zit er absoluut niet op te wachten. 80 procent is tegen, zo blijkt uit de peiling. En ach, het wordt een beetje banaal om het nog maar eens te benadrukken, maar wat het volk wil, doet er niet echt toe in Brussel. Het Europese bestuur stiefelt door. Daar kijkt niemand meer van op. Het went.

Lijnrecht tegenover de burger staat het bedrijfsleven. Net als in de jaren zestig kunnen ze niet wachten op de nieuwe arbeiders. Het betekent dat ze niet langer worden lastig gevallen door overactieve gemeenteambtenaren die busladingen bijstandstrekkers bij ze deponeert. Straks hebben ze genoeg personeel dat wél vooruit te branden is. Misschien kunnen ze groeien. Grotere opdrachten binnenhalen, lagere kosten.

Een andere parallel met de jaren zestig is dat de politiek minder enthousiast is. De mogelijke maatschappelijke gevolgen, de afnemende sociale cohesie die op dit soort immigratiegolven volgt, is allemaal niet het probleem van het bedrijfsleven. Die hamert alleen op de economische groei en niet op de maatschappelijke kosten.

Je kan het nooit met zekerheid zeggen, maar ook Asscher lijkt zich daadwerkelijk van de bezwaren bewust. Vlak voor de deadline krabbelde hij terug. Begin deze maand liet hij nog eens in Brussel weten het allemaal niet zo’n goed idee te vinden. Nu introduceert hij een participatieverklaring. (Daar moet je mee oppassen, voordat je het weet word je in Brussel voor xenofoob uitgemaakt en na Gordon en Zwarte Piet moeten we nu echt een beetje op ons imago passen). Met de participatieverklaring zegt de nieuwe immigrant kennis te hebben genomen van de Nederlandse rechten en plichten, normen en waarden. Op geheel sociaal-democratisch verantwoorde wijze verklaart Asscher dat zijn twijfels en bedenkingen vooral komen omdat hij zich zorgen maakt over de dreigende uitbuiting van de nieuwe immigrant. Die moet vooral goed op de hoogte zijn van zijn rechten.

Ik geloof dat niet. Ik geloof dat Asscher er vooral tegenop ziet dat zijn opvolgers in de komende decennia, na de multiculturele samenleving ook de Europese droom van open grenzen tot een mislukking moeten verklaren.

De feelgoodpaus 14.12.2013 NRC

December evaluatiemaand. December als aftiteling. December als één lange nabespreking. Je kunt er cynisch over doen, maar ik vind terugkijken een mooie traditie, inclusief de lijstjes en de verkiezingen voor huppeldepup van het jaar.

Bij gebrek aan religie moet je als volk nu eenmaal andere gelegenheden aangrijpen om iets aan gezamenlijke bezinning te doen. Dit is één manier.

Alsof het 1213 is in plaats van 2013 heeft de redactie van Time Magazine de paus uitgeroepen tot ‘man van het jaar’.

Toch is dat een begrijpelijke keus. Jarenlang stonden mijn timelines vol met adviezen over hoe je je precies uit de kerk kon uitschrijven. Maar de afgelopen maanden leek iedereen, katholiek of niet, verrukt over deze nieuwe man aan het roer.

De paus deed een aantal hele populaire uitspraken. Zo moesten we meer doen aan de bestrijding van ongelijkheid, moesten we ons over de armen ontfermen, moesten we welvaart beter verdelen, moesten we harder strijden tegen geweld en moesten we minder ophangen aan economische groei. Van Bas Heijne tot Ilja Leonard Pfeijffer, in villaparkje Europa-West kreeg deze SP-paus de handjes op elkaar. Het werd weer een stukje cooler om katholiek te zijn.

Nu was het voor paus Franciscus ook niet zo heel moeilijk om het beter te doen dan zijn voorgangers. Terwijl het ene na het andere kindermisbruik aan het licht kwam, leek het hoogste kantoor van de kerk zich voornamelijk bezig te houden met de verspreiding van nogal nare boodschappen over condooms, echtscheidingen, homoseks en abortussen.

Paus Franciscus schuift dat nu soepeltjes terzijde. Hij legt de nadruk op de meer aansprekende boodschap van de kerk. U weet wel, die van barmhartigheid, vergiffenis, van steun voor de armen, van warmte en welkom en erbij horen.

Verder is deze paus een uitblinker in allerhande onderdanige goeddoenerigheid. Hij werpt zich te pas en te onpas ter aarde om te bidden of om iemands voeten te kussen. Hij omhelst de mismaakten en het heerlijke gerucht gaat dat hij ’s nachts heimelijk aalmoezen uitdeelt.

Jammer dat de kerk een beetje moet oppassen met de beeldvorming, anders had hij zeker ook een stel weeskinderen doodgeknuffeld.

Deze nieuwe feelgood paus komt op een goed moment. Mandela is dood en het gewicht van de bewondering van de wereld lijkt wat veel voor de fragiele schoudertjes van Malala. We hunkeren naar nieuw bewijs dat de wereld toch niet zo kapot en verschrikkelijk is als zovelen lijken te denken. We willen ons meer dan ooit verkneukelen bij Dumpert-filmpjes over vaders die protheses knutselen voor hun gehandicapte zonen; bij foto’s van Obama die de schoonmaker high-fives geeft; bij een nieuwsitem over scholieren die opkomen voor een gepeste medeleerling.

Franciscus heeft het in zich om na Mandela de volgende beroepsgoeierd te worden.

Ondertussen zit er ook best veel onzin in de opvattingen van de paus. Neem alleen al zijn opmerkingen over armoede: als er één millenniumdoel ruimschoots werd behaald, is het wel armoedereductie. Dat kwam niet door de welvaartsverdeling die de paus graag ziet, maar door de economische voorspoed in Zuidoost-Azië – diezelfde economische voorspoed die de paus zo verafschuwt.

Het katholieke Afrika blijft trouwens ernstig achter in die welvaartsontwikkeling. En het is misschien een beetje flauw om dit te noemen net nu paus Franciscus zo lekker bezig is met het vermijden van moeilijke onderwerpen, maar de aidsepidemie is daar zeker één oorzaak van. Met zijn rampzalige geheelonthoudingscampagne heeft de katholieke kerk niet bepaald bijgedragen aan het terugbrengen van de armoede. Zoiets knuffel je nu eenmaal niet weg. Maar dat terzijde.

Ik vermoed dat deze paus best wel eens een nieuwe trend kan zetten. Hij is immers een lichtend pr-voorbeeld. Met de bakken aan cynisme in de wereld, gecombineerd met de filmpjescultuur op internet, valt er met kleine gebaren veel te bereiken bij het grote publiek. Ik zie voor me: bankiers die kerstpakketten langs brengen bij woekerhypotheekhouders. De veel te veel verdienende voorzitter van de woningcorporatie die hoogstpersoonlijk de dakgoot komt repareren bij lekkage. Een NS-bestuurder die in zijn auto met chauffeur een aantal gestrande Fyra-reizigers meeneemt. Gewoon een beetje onderdanigheid, voeten kussen. Het hoeft niet écht zoden aan de dijk te zetten – als het maar goed wordt vastgelegd en de aandacht een tijdje afleidt van de werkelijke problemen. Er valt een wereld te winnen.

Verhofstadt slechte keus (7.12.2013)

Het bezoek van Europarlementariërs Guy Verhofstadt en Martin Schulz aan Nederland deze week, was een mooie gelegenheid om onze handen weer te warmen aan het Europadebat. Let wel, dan heb ik het niet over de euro, de bankenunie, of hoe we moeten omgaan met immigrantenbootjes, nee dan heb ik het over hét existentialistische Europadebat. Dat debat dat altijd doorgaat. Hét ‘meer of minder’ debat. Het ‘federalisme of nationalisme’-debat.

Het zag er gebroederlijk uit daar in het Torentje: Rutte en Verhofstadt met nog een paar andere Beneluxliberalen. Maar ze staan recht tegenover elkaar qua visie op Europa. Verhofstadt bepleit de Europese federatie: de intieme verstrengeling van Europese landen in één Verenigde Natie van Europa. Rutte bepleit de koele economische relatie, waar de lidstaten zoveel mogelijk zelf blijven beslissen. Ik sta aan de kant Rutte, en vele Europese burgers met mij. Daarbij wil ik trouwens opmerken dat zo’n keus tussen federalisme en nationalisme over het algemeen nauwelijks rationeel te noemen is. Het komt niet voort uit een zorgvuldige afweging tussen de voor- en nadelen. Net als bij de keus monarchie/republiek bepalen de meeste mensen hun positie gevoelsmatig, op basis van een vage mix van wereldbeeld, idealen en opvoeding, en bedenken daar later de argumenten bij. Ik wil wedden dat dat ook voor Verhofstadt en Rutte zo geldt.

Verhofstadt kwam naar Nederland om steun te zoeken voor zijn kandidatuur. Hij wil graag de volgende voorzitter van de Europese Commissie worden. Niet dat hij een grote kans maakt. Politieke kleur schijnt mee te spelen in de dans rond de Europese stoelen. En het gros van de Europeanen stemt nu eenmaal op een arbeiderspartij of iets christelijks. Nederland is nogal een outsider met zijn voorkeur voor goddeloos rechts. Verhofstadt is dan wel onder een gunstig pro-Europa-gesternte geboren, maar is door zijn liberale ideeën voorlopig gedoemd tot een bijrol.

Ondanks zijn uitgesproken federalistische ideeën besluit de VVD op onnavolgbare wijze toch om Verhofstadt te steunen met zijn kandidatuur. Europarlementariër Van Baalen rechtvaardigt dat onder meer door te stellen dat Verhofstadt in het Europarlement „altijd goed stemt” en hij dus niet zoveel problemen heeft met diens „federale dromen”.

Ik weet niet wat ik schokkender vindt aan die opmerking. Dat het een Europarlementariër blijkbaar niet dwars zit dat zijn lijsttrekker naar een fundamenteel ander Europa toe wil dan hijzelf. Of dat het Europarlement blijkbaar over van alles heeft gestemd, maar nog niets waarbij de federalistische idealen van Verhofstadt uit de toon vielen. Als Van Baalen vindt dat Verhofstadt altijd goed stemt, vraag ik me sterk af of de échte grote vraagstukken van Europa weleens besproken zijn in het parlement.

Maar dat terzijde. Het blijft raadselachtig waarom de VVD voor Verhofstadt kiest en niet voor een andere liberale kandidaat, zoals Olli Rehn. De meest gangbare verklaring is, zover ik dat kan inschatten, dat Guy Verhofstadt van alle liberale kandidaten gewoon de beste papieren heeft om de opvolger van Barroso te worden. En dan doet het er niet meer zoveel toe dat zo’n kandidaat een ander doel heeft. De VVD vindt invloed belangrijker. De VVD wil aanschuiven en meeknikken. Als Verhofstadt het dan toch uiteindelijk wordt, is het handig als hij in Nederland hartelijk is ontvangen en steun heeft gekregen. Wie weet welke mooie portefeuille er dan vrij kan komen voor de nieuwe Nederlands Eurocommissaris.

Let wel, ik vind dat niet per se een verwerpelijke instelling. Het heeft zin om er bij te zitten en mee te knikken. Dat is goed voor Nederland, zeker als er daardoor in de gangen meer plaats is voor onze kolonne aan handelsreizigers. Maar de houding is exemplarisch voor hoe de Nederlandse politiek met Europa omgaat. We behandelen de Europese Commissie alsof het de VN, het Internationaal Olympisch Comité, de NAVO, of de G20 betreft. Met een overdaad aan diplomatiek pragmatisme, handen schudden, gezellig kaas en klompen en de koning die een vorkje meeprikt, wurmen we ons ertussen. Het echte, modderige politieke spel zoals we van Den Haag kennen, is niet aan de orde. In Den Haag mag je iemand best eens heel boos maken en een meningsverschil op de spits drijven zonder jezelf buitenspel te zetten. Maar in Europa is de stoelendans begonnen en moet het vooral gezellig blijven. Dat is in het landsbelang.