“In het nu” leven

Tags:,

Naar objectieve maatstaven gaat het uitstekend met mij. Ik ben gezond, ik doe interessant onderzoek. Ik heb een relatie en vrienden en familie en geld om spullen te kopen. Toch ben ik ontevreden. Ik droom regelmatig van ander werk, een ander huis, een mooie auto, een jaar onderzoek in Californië. En mocht het lukken om in Californië te gaan wonen is de kans groot dat ik vervolgens die jaren van promotieonderzoek in Amsterdam zal romantiseren. Volstrekt onterecht trouwens, want zo leuk is het niet om je continue zorgen te maken over deadlines en experimenten die niet goed lukken. Het is een eeuwige paradox.

Het heeft zelfs een naam. Ik leef niet “in het nu”. Dat “in het nu” leven is geen streven van een klein groepje obscure zweefhippies met teveel chakra’s. Een verrassend grote groep Nederlanders is ermee bezig. Het boek “de Kracht van het Nu” van Eckhart Tolle werd al 250.000 keer verkocht in Nederland. Nog steeds gaat het maandelijks 800 keer over de toonbank. Dat is zeldzaam voor een boek dat al elf jaar in de handel is.

Gevoelsmatig is het ook wel aantrekkelijk om niet met je gedachten altijd in toekomst of verleden te verblijven. Maar de pech wil dat het heel erg ingewikkeld is om in het nu te leven. Je moet mediteren, je ademhalingen tellen, continue je gedachten naar het heden sturen. Elke hap van je maaltijd met groot bewustzijn en aandacht kauwen. Je moet je voeten op de grond zetten. Je moet je tenen in je schoenen voelen. Ik heb het weleens geprobeerd, zo´n meditatie. Het lukt me niet langer dan 30 seconde. Dan ben ik afgeleid, of in slaap.

Als je kijkt naar wat we over hersenen en dopamine-aanmaak weten, is het enigszins te begrijpen waarom het zo ingewikkeld is om van het heden te genieten. Er is een bekend experiment van Robert Sapolsky waarin ratten getraind zijn om als het licht aangaat in hun kooitje, een aantal keer op een hendel te drukken. Dan krijgen ze iets lekkers als beloning. Wanneer maken die ratten het meeste dopamine aan? Tijdens de beloning denkt u waarschijnlijk, als het snoepje verschijnt. Maar nee, dopamine wordt vooral uitgescheiden als het licht aangaat. Chemisch gezien, genieten ze dan het meest. De ratten leven niet echt in het nu.

Ik vermoed dat ik dit verschijnsel zelfs in het gedrag van mijn eigen kat herken. Als ik het voer uit de koelkast pak sprint ze naar haar schoteltje in de hoek van de kamer. Als een razende geeft ze kopjes en rent drie rondjes rond haar eigen as, totdat het eten op het schoteltje ligt. Dan is het over. Soms eet ze het niet eens meteen op. Het vooruitzicht van genot geeft zienderogen het meeste genot.

Voor de mens lijkt het zelfs niet uit te maken of de beloning tien seconde of tien jaar later volgt. Geduldig zwoegen we voor examens en hoge cijfers, studeren ons een ongeluk en dat moet dan na twee decennia wellicht de baan en inkomen van onze dromen opleveren. Sommige mensen vinden het niet eens belangrijk of de beloning in het huidige leven, of in de hemel op ze ligt te wachten. Dat is het grote verschil tussen mens en dier. Of, zoals Prof Sapolsky het uitlegt: er is geen rat die je zo ver kan krijgen om het hendeltje in te drukken omdat Petrus aan de hemelpoort wacht.

Nu is geluk meer dan beloning en dopamine alleen. Maar als men dit dopamine-experiment lieflijk uit zijn verband rukt, kun je je afvragen of dat “in het nu” leven niet erg tegennatuurlijk is. Nu is er niets op tegen om tegennatuurlijke dingen na te streven. Maar het kost veel energie. Het is vechten tegen een mechanisme wat redelijk zit vastgeroest in je brein. Is het dan niet beter om te leren leven met je biologie en accepteren dat je nu eenmaal vooral achteraf en vooruit leeft?

Zelf probeer ik niet zo tegen de stroming in te zwemmen, maar gewoon heel erg van mijn toekomst te genieten. Dat lukt aardig.

Verkiezingsreeks 8: Misverstanden

Tags:, ,

Hier een aantal misverstanden van de afgelopen dagen:

  1. De hypotheekrenteaftrek afschaffen is géén bezuiniging. Het is een ordinaire belastingverhoging. Mensen die geld terugkrijgen door de hypotheekrenteaftrek hebben dat geld eerst zelf verdiend en dat valt dus niet te vergelijken met subsidie of uitkering. Afschaffing van de maatregel introduceert een enorme nivellering in de inkomstenbelasting. Als je dan ook nog eens met andere maatregelen in een verkiezingsprogramma wilt zorgen dat “de sterkste schouders de zwaarste lasten betalen” is dat dusdanig dubbelop, dat het op jaloezie lijkt.
  2. Groene energie is niet alleen maar leuk. Het is bijvoorbeeld niet echt tof om een 120 meter hoge windturbine naast je huis te krijgen. Alleen met een flinke dosis hoofdstedelijke GroenLinks arrogantie kun je het dorpsbewoners kwalijk nemen daarover te klagen. Een eerlijk antwoord op het Noord Hollands verbod op nieuwe windmolens is om er ook één pontificaal in het Vondelpark neer te zetten.
  3. Griekenland blijft niet in de Eurozone. Daar zijn veel economen het over eens. De kans dat de Trojka in november Griekenland er al uit knikkert is aanzienlijk. De Griekse schuldenlast en begrotingstekort zijn te hoog om weg te bezuinigen zonder munt te devalueren. Geen derde steunpakket aan Griekenland willen geven, getuigt van een gezonde dosis realiteitszin.
  4. De eurozone is NIET de Europese Unie. Europese samenwerking, interne markt, vrij verkeer, Europese studenten- en onderzoeksprogramma’s, gezamenlijk recherchewerk en ruimtevaart, daar heb je allemaal geen gezamenlijke munt voor nodig.
  5. Het is niet gek dat er nu nog 43% zwevende kiezers zijn. Niet alle Nederlanders vinden het leuk om de hele dag debatten te kijken, strategieën te analyseren en coalities te voorspellen, al lijkt dat wel zo als je de hele dag op Twitter doorbrengt. De meeste Nederlanders doen dinsdagavond de stemwijzer en maken dan hun keuze, die zweven tot het einde door.
  6. Niet iedereen heeft altijd zin in meer debatten. De lijsttrekkers bijvoorbeeld. Die lijken moe. Doodmoe. Ze hangen als afgematte boksers in elkaars armen. Ze smeken om de bel.

Verkiezingsreeks nr 7: Rumme & Roeter

Tags:, ,

Het stelletje moest zowaar gisteren wéér aantreden voor een wedstrijd geen fouten maken, niet uitglijden, niet zuur zijn, niet zweten en niet in de vlek wrijven.

Ik moet zeggen dat ik al heel wat debatten heb gemist. Het radio 1 debat, het Libelle debat, en dan weer een duel tussen Rumme Roeter, Roeme Rutter, en Slap, Sob, Suma, in wisselende samenstellingen. Soms midden op de dag. Een beetje op de hoogte blijven van de verkiezingscampagne is eigenlijk niet te doen met een fulltime baan.

Totdat je je realiseert dat er tijdens die debatten eigenlijk telkens hetzelfde conflict afspeelt. Lijsttrekkers moeten een standpunt innemen, maar tegelijkertijd extreem realistisch zijn en dat botst. Zoals gisteren Rutte die zegt: “ik vind dat er geen geld meer naar Griekenland moet”. Op zich best verdedigbaar. Maar zoiets kan niet in een debat. “Rutte gaat hier spijt van krijgen”, klonk het commentaar al snel. “Rutte kan dit niet waarmaken”. “Rutte heeft tot nu toe altijd getekend”. Zo’n standpunt is onwenselijk, want niet realistisch.

Maar wat gebeurt er met zo’n standpunt van Rutte na 12 september? Dat wordt eerst drie keer afgezwakt in de formatie. En dan als bestanddeel van een coalitieprakje blijft er uiteindelijk alleen een uiterst subtiel smaakaccent over in de soep die Brussel heet. Een pietsie strengere blik naar Griekenland, misschien.

Dan is het misschien wel verstandig om nu al wat te overdrijven als je straks nog iets van je overtuiging wilt terugzien in het eindproduct. Toch wordt overdrijving, mijmeren, dagdromen zwaar bestraft in debatten. Lijsttrekkers moeten bij de feiten blijven en vertellen wat ze gaan waarmaken, wat er gaat gebeuren als ze de grootste worden. Ook al schrijft de politieke realiteit voor dat er niemand is die dat weet.

De politici zijn daarom in die debatten bijna per definitie beloftebrekers en draaikonten. Dat is dan wel weer amusant om live te zien. Verder mis je niet bijzonder veel.

Verkiezingsreeks nr 6: Laagopgeleide politici

Tags:, ,

Wat de verkiezingsuitslag ook wordt, na 12 september zal een bijzonder elitaire club zich weer in de Tweede Kamer installeren. De laagopgeleide parlementariër is nu echt een begrip van vroeger. Zelfs in de SP en PVV zijn nauwelijks meer banketbakkers, timmermannen of agrariërs te ontdekken.

Die diplomademocratie is een probleem vinden velen. De Tweede Kamer moet niet alleen het volk vertegenwoordigen, het moet ook een afspiegeling zijn van dat volk. Dat zou essentieel zijn tegen de beruchte kloof tussen politiek en samenleving.

Toen heb ik voor de grap eens uitgerekend hoe de Tweede Kamer er uit zou zien als afspiegeling van Nederland: 50 Kamerleden zouden alleen basisonderwijs of VMBO hebben gevolgd. 61 Kamerleden zouden alleen VWO, HAVO of MBO hebben afgerond. 24 Kamerleden zouden alleen een bachelor-diploma hebben en maar 14 Kamerleden een universitaire Master.

Nu was er ooit een tijd dat opleiding niet echt afhing van hoeveel hersenen je had. In sommige milieus studeerde men gewoon niet, punt uit. Die tijd is bijna voorbij. Een diploma van HBO of universiteit is nu steeds meer een bewijs van analytische vaardigheden, kennis en doorzettingsvermogen.

Dus eigenlijk ben ik dolblij dat laagopgeleiden ondervertegenwoordigd zijn in de politiek. Sterker nog, ik denk dat laagopgeleiden zelf dolblij mogen zijn met hun ondervertegenwoordiging. In alle facetten van het leven eis je dat je belangenbehartigers voor ingewikkelde zaken -je arts, je advocaat- zo hoog mogelijk zijn opgeleid. Dan klaagt niemand over kloof. Maar als iemand namens jou de uiterst ingewikkelde zaak van het landsbestuur en controle daarop moet uitvoeren, neem je genoegen met een MBO’er?

Eigenlijk vermoed ik dat al die mensen die ageren tegen de diplomademocratie, ook niet zouden willen dat Den Haag daadwerkelijk een afspiegeling zou zijn van het volk, met maar 14 afgeronde universitaire opleidingen in de Kamer. Politiek zou veel te veel aan denkkracht inboeten. Nee, eigenlijk pleiten zij voor een klein beetje representativiteit. Een schoonmaakster in het pluche voor de vorm, tegen dat elitaire gevoel.

Dat is pas een sterk staaltje salondemocratie.

Knielen voor onze handelsbelangen

Tags:, ,

Er schijnen maar twee smaken Europa te zijn: Verenigde Staten van Europa of opbreken van de Eurozone. Hoe langer de eurocrisis duurt, hoe sterker ik denk dat er inderdaad geen tussenvorm mogelijk is. In een notendop: de geldstroom van Noord naar Zuid wordt alleen maar groter, en Noord eist in ruil steeds meer inspraak terug op interne aangelegenheden als loonontwikkeling, ontslagbescherming en pensioenleeftijd die ervoor kunnen zorgen dat Zuid zich weer enigszins uit de nesten werkt. Maar de regels die we in Europa opstellen gelden voor alle lidstaten, dus levert Den Haag ook beslissingsbevoegdheid in. Daar rijdt de trein naar toe, en als we daar niet heen willen, moeten we uitstappen.

Telkens als dit vraagstuk weer ter sprake komt, moet ik denken aan Isaac Titsingh, de Nederlandse handelsreiziger die voor de VOC eind 18e eeuw op missie was in het hermetisch afgesloten China. Een bezoek aan de keizer betekende dat de handelsmissie tot een succes kon worden gemaakt, maar daarvoor moest men zich wel in het protocol van het keizerlijk paleis schikken. Oftewel, er waren kow-tows nodig. Drie stuks. Voor een kow-tow moet je door de knieën, en drie keer je voorhoofd tegen de grond drukken. Daarna sta je op en doe je het nog een keer, en daarna nog een keer. De Britse handelsreiziger Macartney die vóór Titsingh in China op missie was had eindeloos onderhandeld over die rituele buigingen. Kon het niet op één knie? Was een kus op de hand niet genoeg? Uiteindelijk heeft hij geweigerd, té vernederend. Tien jaar later twijfelde Titsingh geen moment en wierp zich onmiddellijk op de vloer.

Telkens denk ik aan Titsingh. Bijvoorbeeld als die ondernemersboodschap weer langskomt op televisie, waarin allerlei doodgewone Nederlanders uitleggen hoe belangrijk Europa wel niet is. “Zonder Europa, geen Schiphol”, zeggen ze. “Zonder Europa, geen Rotterdamse haven”. Hoe ver zou Titsingh gaan om de handel op Schiphol te waarborgen? Hoe ver willen wij in de 21e eeuw gaan om onze handelsbelangen te beschermen?

Heel ver, vermoed ik. Ooit dacht ik dat we echt belangrijke beleidskeuzes nooit in Europa zouden laten bepalen. Dat er dan een opstand zou ontstaan, dat de bevolking zou steigeren. Ik dacht dat ik daar persoonlijk een probleem mee zou hebben. Ons Den Haag, dat zijn macht overdraagt aan een club mensen die ik niet ken, waar ik geen enkel gevoel bij heb, waar ik niet één column over zou kunnen schrijven. Zeg maar, niet één van ons.

Maar eigenlijk verloopt het verbazingwekkend soepeltjes. Neem nu die 3%. Dat is een Brusselse regel, door Nederland bedongen, maar nog steeds Brussels. En of dat nou een harde regel is, of een regel die door iedereen gebroken gaat worden, weinigen lijken er echt een probleem mee te hebben dat de regel niet uit Den Haag komt. De lijsttrekkers debatteren driftig met elkaar of het een goede regel is of een slechte regel en de enige kritiek over het feit dat we niet helemaal zelf konden beslissen over die regel, verdrinkt in de dronkenmanspraat van Wilders. Is het verlies van beslisbevoegdheid? Jazeker, maar wat boeit het, lijkt de meerderheid te denken. Zolang de eurozone ons rijker maakt, drukt iedereen met liefde zijn gezicht in de modder. En eerlijk gezegd, ik doe mee.

Uiteindelijk is soevereiniteit een mooi woord, niet meer. Net als trots en respect en onafhankelijkheid, prachtige begrippen, maar je verdient er geen cent mee. Mijn inschatting: de eurozone zal opbreken, maar aan ons zal het niet liggen. Wij zullen op twee knieën onze soevereiniteit in cadeauverpakking aanbieden in Brussel, omdat we diep van binnen geloven dat we dan de meeste kans maken op goede handelsbetrekkingen en behoud van eeuwigdurende, onbedreigde rijkdom.

Wij zijn Nederlanders, wij kowtowen.