Ik leefde in de veronderstelling dat we ooit wel eens uitgeëmancipeerd zouden zijn. Dat er ooit een dag aanbreekt dat we kunnen ophouden met praten over seksualiteit, geslacht, geloof en ras, omdat het ooit allemaal geen rol meer zal spelen.
Maar bij nader inzien weet ik niet of die dag ooit aanbreekt. Deze week publiceerde het blad Opzij een ranglijst met invloedrijke mensen, waar alleen maar vrouwen op mochten. Deze week klaagde auteur Anton Dautzenberg dat er niet genoeg zwarte mensen op de Nacht van NRC waren en dat hij zich daar onprettig bij had gevoeld. Deze week was het Nationale Uit-De-Kast-dag waarvoor sommige stadhuizen de Nederlandse vlag vervingen voor een regenboogvlag.
Bijna elke dag van deze week werd het onderscheid benadrukt tussen man en vrouw, homo en hetero, zwart en wit. En de trots waarmee bijvoorbeeld Opzij zijn vrouwenlijst publiceert doet niet vermoeden dat dit als een noodzakelijk kwaad wordt gezien. Als organisator van “discriminatie tegen discriminatie” hoop je dat je er ooit mee kan stoppen. Maar bij Opzij lijkt de strijd een doel op zich te zijn geworden. Een beetje zoals de communisten te allen tijde “revolutionair” moesten blijven, ook toen de revolutie allang achter de rug was.
Komt er ooit een dag dat we vinden dat het doel bereikt is en we kunnen stoppen met het hijsen van homovlaggen en het optuigen van vrouwenlijstjes? Ik betwijfel het. Al die gelijke rechten hebben er namelijk niet toe geleid dat iedereen zich ook hetzelfde is gaan gedragen. En als je dat wel verwacht, dan blijft de samenleving voor altijd een plek van grote onrechtvaardigheid.
Homo’s, bijvoorbeeld, zullen misschien wel altijd ondervertegenwoordigd zijn op het voetbalveld en in het leger, en oververtegenwoordigd in de wereld van mode en dans. Vrouwen blijven andere, misschien wel betere, prioriteiten in de privé/werk balans stellen. Iets dat misschien wel voor eeuwig effect zal hebben op hun maatschappelijke positie. En zolang dat wordt gezien als discriminatie raken we nooit verlost van het soort paralympisch-aandoende lijstjes die ze deze week presenteerde.
En ja, de zwarte medemens lijkt er ook andere interesses op na te houden. Is het toeval of trend dat de afgelopen maanden mensen mij drie keer attendeerden op de blankheid van een bepaald evenement? En ze hadden gelijk. Mensen met een donkere huidskleur lijken het minder interessant te vinden om te debatteren over de toekomst van 4 en 5 mei, of het weekend in te luiden met Dostojevski. De meeste witte medemensen zitten trouwens op zaterdag ook liever in een bioscoop dan op de NRC-nacht bij een debat over de Euro. Zoiets is typisch een hobby voor een piepklein groepje overwegend blanke Nederlanders. Net als het lezen van de boeken van Dautzenberg, trouwens. Het is maar goed dat hij schrijver is en geen muzikant. Hij zou zich onafgebroken ongemakkelijk voelen in het gezelschap van zijn lelieblanke lezerspubliek.
Als je verwacht dat emancipatie ertoe leidt dat iedereen zich uiteindelijk allemaal hetzelfde gaat gedragen, dan blijf je zoals Dautzenberg, van de ene teleurstelling in de andere vallen. De nacht van NRC is wit, net als campings, hooliganrellen, de zwarte Cross en “TROS muziekfeest op het plein”. De zwarte medemens vermaakt zich met andere dingen. Dat huidskleur, maar ook geslacht leeftijd en seksualiteit, een rol speelt in je gedrag hoeft geen verrassing te zijn. Zeker niet voor Dautzenberg die naar eigen zeggen in een zwarte wijk woont. Tenzij de beste man niet veel buiten komt natuurlijk.
Elitair en wit zal het dus heus geweest zijn, daar op de nacht van NRC. Maar het is pas echt elitair, en verveeld, intellectueel en wereldvreemd ook, om je te verbazen dat al je multi-culti buurtgenoten niet geïnteresseerd zijn in je literaire successen. Dromen over een Benetton-wereld waarin iedereen dezelfde smaak heeft en elkaars handje vasthoudt, is pas echt wit. Spierwit.