Juist minder inspraak (28 feb 2015 NRC)

Ach, wat enig ouderwets. Protestpraktijken in het Maagdenhuis met veganistische maaltijd en een activistisch filmprogramma. Waarom dit studentenspeelkwartier? Er is iets verschrikkelijks aan de hand. De Universiteit van Amsterdam, dat rode bolwerk van weleer, lijkt zowaar een fabriek geworden. Het lijkt wel op een bedrijf. Of iets anders gruwelijk kapitalistisch. Nu zal het wel aan mij liggen, maar ik snap nog steeds niet waarom die fabrieksvergelijking zoveel afgrijzen oproept. Het doet mij denken aan efficiëntie, een gestroomlijnd proces, met hoge kwaliteit en kwantiteit. Nederland heeft collectief de wens uitgesproken om zoveel mogelijk mensen hoogopgeleid af te leveren tegen niet al te hoge kosten. Een beetje fabrieksdenken hoort daarbij.

De studenten zijn het er niet mee eens. Ze eisen democratie, inspraak en referenda. Alsof het een misdaad tegen de mensheid is als studenten niet over alles mogen meebeslissen. Ik heb het nooit helemaal begrepen: waarom moet een universiteit überhaupt democratisch zijn? Studenten blijven hooguit vijf jaar hangen, waarin ze voornamelijk aan de ontvangende kant van de universiteitsproductie zitten. In die vijf jaar eisen ze volledige inspraak in langdurige strategische projecten als huisvesting, budgettering en strategie. En dat terwijl hun studie, ook zonder studiefinanciering nog steeds voor meer dan de helft door de rest van Nederland wordt betaald. (Je kunt je ook afvragen waarom Henk en Ingrid eigenlijk niet mee mogen stemmen als er een verkiezing wordt georganiseerd voor het nieuwe College van Bestuur.)

Met alle respect: studenten zijn passanten, consumenten en steuntrekkers. Dat is niet erg, dat horen ze ook te zijn. Maar het getuigt van een zekere zelfoverschatting om het Maagdenhuis te bezetten als er iets gebeurt dat je niet bevalt.

En dan nog een gekke vraag: als de toon van het College van Bestuur niet bevalt, waarom ga je dan geen kleine talen studeren in Leiden? Daar staan ze echt te springen om meer studenten om hun eigen kleine talenstudies levensvatbaar te houden. Echt, het is maar een half uurtje met de trein. Je hebt er ook grachten en eeuwenoude universiteitsgebouwen. En om de reis hoef je je ook al geen zorgen te maken: je treinkaartje is volledig op kosten van de samenleving.

Laat maar, het is ondenkbaar. Studenten eisen de macht en de positie om alles wat het CvB verzint te kunnen blokkeren. Althans, de studenten in het Maagdenhuis eisen dat. De vraag is in hoeverre zij representatief zijn. Want als ik het goed heb was er in Amsterdam, en in de rest van Nederland, allang studenteninspraak. Een flink aantal weken per jaar was het verkiezingstijd op de faculteit. Ik herinner me vooral de koekjes en chocolaatjes tijdens de campagne. Die mocht je niet pakken als je promovendus was. Daar waren de studentenpartijen heel streng in.

De verkozen kandidaten mochten aanschuiven bij de besluitvorming. Ze kregen hoorrecht, adviesrecht of instemmingsrecht bij een breed scala aan onderwerpen. Toch was er nauwelijks animo voor die verkiezingen. Het was bijna net zo moeilijk om kandidaten te vinden als kiezers. Vorig jaar was de opkomst 20 procent. De bezetters van het Maagdenhuis mogen dan op luide toon roepen dat er meer referenda moeten komen en meer verkiezingen, maar in praktijk zijn studenten met geen stok naar de stembus te krijgen. Dan nog een laatste vraag: wordt de universiteit er beter van als studenten meer inspraak krijgen? Want het andere dat ik me herinner over de facultaire studentenraad is hoe conservatief ze waren. Twintigers die continue ‘nee’ tegen elk voorstel tot vooruitgang roepen. Nee tegen de verhuizing van FNWI naar het Science Park. Nee tegen de verhuizing van de faculteiten Gedragswetenschappen, Economie en Rechtsgeleerdheid naar het Roeterseiland. Nee tegen samenwerking met dat andere grote kennisinstituut van de stad. U kent het misschien: de Vrije Universiteit, een paar haltes met de metro naar het zuiden. Met hun eigen opleidingen, hun eigen onderzoek en hun eigen administratie. De studenten waren bang voor “grootschaligheid” en stemden tegen.

Ik denk dat de UvA met studenten aan het roer binnen de kortste keren een openlucht museum zou zijn geworden, versplinterd over tien locaties in de binnenstad, waar niet verbouwd mag worden omdat dat de rust verstoort. Afgezonderd van de VU, afgezonderd van de samenleving. Waar je als 18-jarige zonder enige verantwoording lekker met drie anderen in je eigen hokje Keltisch of Noors kan gaan studeren. En als iemand daar een probleem mee heeft, ga je lekker ouderwets, net als papa en mama, in het Maagdenhuis zitten. Ik denk dat het tijd is voor minder studenteninspraak.

Rotbaan politicus (14 feb NRC)

Ik weet niet wat het is met dat woord campagne, of campagnegeld, of campagnekas, maar ik lees eigenlijk altijd ‘champagne’, champagnegeld, champagnekas. En vooral als het over de champagnekassen van de Limburgse VVD gaat.

God, wat is die Mark Verheijen onhandig geweest. Eerst in een brief geld vragen voor de champagne aan een louche projectontwikkelaar. Daarna champagnegeld accepteren van de louche projectontwikkelaar. En daarna wordt een perceel in de stad waar je wethouder was te goedkoop verkocht aan diezelfde louche projectontwikkelaar. Het doet er nu al niet meer toe wat er echt gebeurd is, het stinkt aan alle kanten.

Dat was november vorig jaar. Maar waar rook is is vuur, uiteraard, altijd. De declaratieaffaire die je wist dat zou komen is eindelijk hier. Wat blijkt? Verheijen zit als Limburgs Kamerlid en gedeputeerde eindeloos in de auto of in de trein, van Limburg naar Den Haag, naar Amsterdam, naar studio, naar netwerkbijeenkomst, naar champagnebespreking.

Bijna al die ritten kunnen ergens gedeclareerd worden. En Mark doet dat dan een paar keer fout. Gebruikt de dienstauto een keer te vaak. Gaat een keer te duur uit eten, met de louche projectontwikkelaar nog wel. Gebruikt provinciegeld voor zijn champagne.

Het was fout. Maar vooral ook dom. Als je als politicus miljardenbudgetten van het kabinet, de EU, de provincie controleert, dan moet je niet voor duizend euro foutjes maken. Het doet er niet toe of je je werk goed doet, of je dingen voor elkaar krijgt, het evaluatiegesprek met het volk gaat namelijk vooral over die duizend euro. Het maakt niet uit hoe hard je werkt, het volk ziet altijd overal champagne vloeien.

Het lijkt me een rotbaan, politicus. Het schuimbekkende volkstribunaal licht altijd op de loer. Valt over klein geld. Over dingetjes. Als politicus ben je bij voorbaat al schuldig. Je beleid is dramatisch, je maakt het land kapot. En ondertussen maar graaien. Je bent schuldig, of je wordt ooit schuldig. Er wordt geduldig gewacht tot het misgaat, tot je mislukt.

Ik moest denken aan het gedoe met staatssecretaris Van Rijn. Dat is al weer een paar weken terug, maar toch wilde ik het nog een keer noemen. Hoe treurig dat was. Dan heb je een enorme berg aan hervormingen in de zorg verstouwd. Werd je links en rechts en overal waar je verscheen uitgemaakt voor kille bejaardenmishandelaar. En dan verschijnt er in het AD een interview met je vader, die vertelt over het verzorgingstehuis van je moeder en hoe daar de „urine langs de enkels loopt”.

Als kritische lezer kan je je dan natuurlijk afvragen hoe ernstig dat feitelijk is. Of een ongelukje misschien gewoon weleens gebeurt voordat mensen meteen met het zwaarste incontinentiemateriaal moeten rondlopen? Of zo nu en dan een beetje urine langs de enkels niet in de lijn der verwachting ligt in een huis met demente bejaarden?

Maar het publiek smult er van. Iedereen weet nu van de doodzieke moeder van de staatssecretaris. En van de belabberde relatie met zijn vader. En nog erger, de lezer neemt klakkeloos aan dat het allemaal aan dat harteloze beleid van hun eigen zoon te danken is.

Ja, het lijkt me echt een rotbaan. Misschien kan iemand nog even wat spitten in de declaraties van Van Rijn. Daar heeft hij vast ook wel wat fouten mee gemaakt.

Bekijk de positie van Rutte. Die probeert een kabinet te besturen. Deze keer wel de rit te laten uitzitten. In een onmogelijk politiek landschap, met minimale meerderheden en een ambitieuze hervormingsagenda, die eigenlijk permanent aan een zijden draadje hangt.

Elke maand ziet een krant het wel mis gaan. Elke maand wordt het kabinet wel een keer doodverklaard. Neem de voorpagina van de Volkskrant afgelopen woensdag: Gasstrijd tijdbom onder het kabinet. Het wordt bijna gewoonte. Eind december 2014 Kabinetscrisis dreigt. Begin december 2014 Samsom wankelt. Oktober 2013: Kabinet langs rand afgrond. Elke bananenschil wordt breed uitgemeten. Is dit dan het moment waarop de politicus uitglijdt? Dat het allemaal toch nog mislukt? Als we deze maand nóg een keer opschrijven dat het kabinet langs de afgrond scheert, misschien wordt het dan wel echt waar?

Het lijkt me een rotbaan, politicus. Mensen gaan uit van het ergste. En dan er is altijd wel een Kamerlid bereid om die vermoedens te bevestigen.

Is it really possible to make yogurt from vaginal bacteria?

It was a fascinating read in February on Motherboard: Cecile Westbrook, a PhD student from Madison, Wisconsin, attempted to make yogurt from her own vaginal bacteria.

A gross idea, that nevertheless fits in well with modern microbiology. Most important discoveries in recent years had pretty disgusting aspects to them. You may have heard of those intestinal C. diff infections for example, that are no longer treated with antibiotics, but with faecal transplants. Then there are the microbiome studies that show how vaginal and faecal bacteria end up in babies during the birthing process, resulting in microbial differences between C-section babies and vaginally delivered ones. A somewhat modern father (like microbiologist Rob Knight) does not hesitate to rub a new-born baby with its mother’s vaginal fluid after a C-section. Microbiology is no longer just about fighting the bad bugs by smothering them in an ocean of antibiotics. All over the world people are fascinated by the positive influence bacteria can have on their health.

Enter Cecile Westbrook. While talking to a friend she wonders what probiotic treasures could be lurking in her own vagina. The conversation is giggly at first, with many obvious jokes about the beneficial effects of oral sex and the names to invent for a probiotic yogurt cultured with “jazz juice”. But Westbrook takes it seriously. A quick search on the Internet revealed little on the subject, whereas there is a whole cookbook available on how to make the most of a man’s juices. She decided to try it herself, grabbed a wooden spoon, stuck it in her vagina and stirred it into a bowl of milk.

The result? An extremely sour but apparently yogurt-like substance. “She compared it to Indian yogurt and ate it with blueberries.”

Is Cecile Westbrook crazy? Probably. But the connection she saw between vaginal bacteria and yogurt is a sound one. Lactobacillus is the name of the bug. Yogurt-Lactobacillus is not all that different from the vaginal lactobacilli that I now study as a postdoc in the lab of Dr. Amanda Lewis at Washington University, St Louis. They all produce heaps of lactic acid, both in the vagina and in yogurt. In contrast to most other bacteria, they thrive in the acidic environment that they create themselves. “Acidophilus” is the name of the group to which they belong. Latin for “acid lovers”.

Westbrook claims in an interview with the feminist blog Jezebel that we know very little about vaginal flora, but that’s nonsense. Through the efforts of the human microbiome project, the genetic information of more than 400 vaginal bacteria has been mapped. The results are fascinating. In microbial terms, the vagina appears to be very different from the rest of the body. Of all the body sites the vaginal microbiota shows the least diversity, both within and between women. Lactobacillus dominates most vaginas. And not just one Lactobacillus, but one or two of only four kinds, which are also all closely related: crispatus, jensenii, gasseri and iners. These specific types of bacteria feel very at home in the vagina. Or at least, in the human vagina. In some of our closest relatives, chimpanzees, baboons and mangabeys, lactobacilli are hardly found. No other species have been discovered with an acidic vagina. It is a rather human phenomenon.

Another remarkable characteristic that sets the vagina’s microbiota apart is the correlation between bacteria and health. In other body sites, especially the intestine, a lower diversity of bacteria goes hand in hand with bad health.  Obesity and Crohn’s are the best known examples of this. But in the vagina this relationship is reversed: the fewer species, the better. In the minority of women who do not carry lactobacilli, an enormous diversity of other kinds are found, such as Gardnerella, Prevotella and Atopobium. This is called bacterial vaginosis. Around 20% of white women in the USA have this type of flora. The numbers of Hispanic and black women are higher, for unknown reasons. Women who have this type flora, which we call “Bacterial Vaginosis”, regularly suffer from foul fishy odor and thin secretions. And those are just the uncomfortable but harmless consequences. Women lacking Lactobacillus have a greater chance of infection with gonorrea, Chlamydia, and HIV when they have sex with an infected man. There is a correlation between absence of Lactobacillus and urinary tract infection. Pregnant women without lactobacilli have a greater chance of premature birth and higher chances of carrying group B streptococci. This type of bacteria can be transferred during birth and is the leading cause of neonatal meningitis in the U.S.

In short, one hopes that Westbrook did not have vaginosis when she sampled herself; and not just for her own health. Even if it were possible to make yogurt with Gardnerella or Prevotella, the resulting product would, in all likelihood, smell like rotten fish.

What Westbrook’s yogurt smelled like was not mentioned in the story. But it seems that her bacteria, after a night in the milk, actually did deliver a product similar to yogurt. Is that really possible then? Can the vaginal lactobacilli really acidify and curdle milk as well as their yogurt cousins?

We cannot conclude much from the experiment she carried out. The idea was nice, the execution poor. The wooden spoon is especially concerning. Wood has its own flora. In a wooden vat you can make wine from grape juice using all sorts of wild, untamed microorganisms living in the vat. That’s all very hipster and microbrewery-like, but you have no idea what actually did the trick. It’s entirely possible that a germ from the spoon offered a helping hand to make Ms. Westbrook’s yogurt. After all, in order to ferment yogurt you need more than just a Lactobacillus. In nearly all yogurt cultures there are two species : a Streptococcus thermophilus (in full: Streptococcus salivarius subsp. thermophilus) and a Lactobacillus bulgaricus (in full: Lactobacillus delbrueckii subsp. bulgaricus). Every yogurt you buy in the supermarket is the result of a wonderful duet between the two. On its own Lactobacillus barely gets out of the starting gates in milk, but with Streptococcus by its side it does the job without a hitch. Its fermentation partner is thought to provide the necessary nutrients, such as formic acid, folic acid and fatty acids. The same is true of Streptococcus. In milk it barely gets going by itself. It needs Lactobacillus to chew up the milk proteins. Together they form a golden duo, which turns billions of litres of milk a year into smooth, creamy yogurt.

It therefore seems unlikely to me that the vaginal lactobacilli fermented the milk by themselves. To be sure, I carried out a little test. Not with my own bacteria of course – that’s private – but with a number of different lactobacilli from a cohort of healthy pregnant women whose bacterial isolates we study in the lab. The test showed that the vaginal lactobacilli are useless when it comes to fermenting milk. I tested two strains of each of the four most common types (crispatus, iners, gasseri and jensenii). From a total of eight bacteria, only one was remotely successful in acidifying the milk. In this case, the result was particularly chunky; sour milk, probably with loads of precipitated milk protein. In any case, it was no delicious tangy yogurt.

The conclusion is that the yogurt from Ms. Westbrook probably contained a mixture of various kinds of bacteria. Some of which may have been her own vaginal inhabitants, but a number of them may have originated from the wooden spoon, or from the air, or from the kitchen counter, or from underneath her fingernails.

It’s still an interesting idea though. The story is not as disgusting as it appears. A bacterium is a living organism; it reproduces itself. You can simply take it from the vagina and allow it to divide dozens of times. After several generations, not  a single molecule of vagina would remain.

These bacteria can easily be tested to assure they won’t make you sick. And then you can do whatever you want with them. Try making yogurt; you might well succeed as long as you include a Streptococcus. You could even add it to a normal yogurt and create your own individualized power breakfast.

But there are more applications than just yogurt. In the future a woman may keep a few ampules of her own bacteria in a freezer as a backup.  She could apply them whenever her flora needs some support, for example after sexual encounters, illness, antibiotics, or maybe even to rub on her baby if it is born by caesarean section.

Cecile Westbrook may have gone about her work somewhat clumsily, but her story fits very well in the important trend from anti- to probiotics. And as for the unappetizing aspect? I guess we should just get over it.

Wetenschap die niet redt (31 januari 2015, NRC)

Één zorg minder. De Ebola epidemie lijkt nu echt af te remmen. Nu gaan ze daar gewoon weer dood aan alle ziektes waar ze eerder ook dood aan gingen: malaria (600.000 slachtoffers per jaar), AIDS (1.5 miljoen slachtoffers per jaar, waarvan een kwart aan tuberculose) of simpele huis- tuin en keukendiarree (jaarlijks 750.000 slachtoffers onder de 5 jaar).

Het is té cynisch om te klagen dat voor die ziekten geen aandacht is. Er is wel aandacht voor. Alleen staat het niet elke dag op de voorpagina. Neem het Global Fund voor de bestrijding van tuberculose, malaria en HIV/AIDS. Alleen al aan HIV/AIDS geeft dat fonds 16 miljard per jaar uit. En dan zijn er nog de initiatieven van de 0,1%. Bill Gates belt met Thomas Piketty om uit te leggen waarom hij geen zin heeft om meer vermogensbelasting te betalen. Hij wil namelijk meer dan de helft van zijn geld uitgeven via zijn foundation: dit jaar alleen al 500 miljoen dollar aan de bestrijding van infectieziekten in ontwikkelingslanden. Hij gelooft dat hij zijn geld beter kan uitgeven dan dat de Amerikaanse overheid dat kan.

En de wetenschap draagt uiteraard zijn steentje bij, althans zo lijkt het. Er zijn grote budgetten beschikbaar voor groepen die onderzoek doen naar dit soort ziekmakende beestjes. Tijdens werkbesprekingen en presentaties zie ik telkens weer dezelfde slides met dezelfde statistieken, ietwat obligaat gepresenteerd door een postdoc of promovendus. “U kent deze getallen, maar ik moet ze toch nog even laten zien”.

Het is toegepast onderzoek, dat begrijpt u wel. En op verjaardagen en partijtjes kan je trots beweren dat je aan de wereldproblematiek werkt, dat jouw beestje honderdduizenden dood, en dat jij dat misschien wel gaat voorkomen.

Maar wat volgt na de slides met statistieken is meestal een hyperfundamenteel verhaal. Over welk eiwitje, samen met welk eiwitje een complexje vormt, en hoe dat samen met nog een ander eiwitje essentieel is voor de besmetting. Sommige onderzoeksgroepen weten zoveel van een bacterie dat ze er mee kunnen goochelen. Neem bijvoorbeeld de E. coli die urineweginfectie veroorzaakt, een nogal veel voorkomende en gevaarlijke kwaal, waar eigenlijk nog steeds alleen antibiotica voor beschikbaar is. Er zijn groepen die van zo’n bacterie echt elk gen, elk eiwit, elk complexje, elk structuurtje kunnen modificeren, verlengen, verkorten, weghalen, of verduizendvoudigen. Maar urineweginfectie genezen, dat lukt niet.

Maar goed, volgens de heersende opinie hoeft dat ook niet meteen. Als je een beetje gevestigde wetenschapper bent kun je iedereen wijs maken dat je de infectie eerst moet begrijpen, voordat je hem kan bestrijden. Sterker nog, je kan mensen dertig jaar lang zoet houden met die bewering, ondertussen miljoenen aan onderzoeksgeld aannemen en nog steeds roepen dat er echt meer onderzoek nodig is, meer begrip, meer inzicht, meer gestaar naar die prachtige complexe dans van eiwitjes en genen en structuurtjes voordat je ook maar kunt beginnen met nadenken over een medicijn.

Sterker nog, eigenlijk kan je elk onderzoek naar elk eiwitje in elke bacterie verkopen als “het vinden van nieuwe targets voor nieuwe soorten antibiotica”. Ik breek al een jaar lang mijn hoofd over hoe ik in twee of drie slides mijn onderzoek kan koppelen aan AIDS, of kanker, of hart- en vaatziekten. Het zou wel heel toevallig zijn als mijn onderzoek daadwerkelijk gaat bijdragen aan het voorkomen of genezen van die infecties. Maar als ik mensen dat kan wijsmaken, kan ik wel ineens veel grotere fondsen aanboren.

Begrijp me niet verkeerd: ik vind het een legitieme wens om meer te willen begrijpen over de samenwerking van eiwitjes. Wetenschappers zijn geen geldwolven, ze worden niet snel miljonair en lijken daar ook niet geïnteresseerd in. En misschien geloven sommige van hen ook daadwerkelijk dat ze de wereld redden. Maar als ik Bill of Melinda Gates was, dan zou ik toch uitkijken met de wetenschap. Ik vermoed dat een klamboe, of een investering in de lokale klamboefabriek, of zelfs een algemene poging tot armoedebestrijding, sneller iets gaat opleveren voor malaria-patiënten dan het malaria-onderzoek in de westerse wereld.

Als ik Bill of Melinda Gates was dan zou ik alleen iets aan wetenschappers geven als er iemand, een farmaceut met een aandeelhouder of een arts met een stervende patiënt, heel ongeduldig bij de deur van het lab staat te wachten op een werkend middel. Wetenschappers alleen gaan de wereld niet redden.

 

Betutteling pensioenen (17 januari 2015)

Toen deze week de AFM zijn visie presenteerde op het pensioendebat, en daarin suggereerde dat het verstandig zou zijn ZZP’ers te verplichten om pensioen op te bouwen, dacht ik aan alle plannetjes, en bescherminkjes en bemoederinkjes waar de rest van de arbeidsmarkt, de gewone werknemer, onder wordt bedolven. Weinig plekken waar je als volwassen zo betutteld wordt als op je werk. Al die verplichte verzekeringen, voor als je ziek wordt, arbeidsongeschikt, of ontslagen. De belastingen die de werkgever voor de zekerheid maar alvast op je loon inhoudt (anders zuipen ze het vast in één keer op). Je bureaustoel op de juiste hoogte, de trapleuning verplicht vasthouden, geen twee bekertjes koffie in je hand. En dan het salaris. Dat krijg je niet zomaar gewoon per maand. Nee, dat krijg je als de werkgever denkt dat jij het nodig hebt. Eind december een dertiende maand voor de dure dagen. In mei een extra zakcentje voor de vakantie, om een ijsje van te kopen aan het strand. Alsof het kadootjes zijn, in plaats van verdiend loon.

En dan hebben we het nog niet gehad over het pensioenplan. Waar zowel werkgever en werknemer verplicht aan mee moeten doen. Een pensioen waarin, zo berekende het CPB in 2013, ongeveer 100 miljard euro van de jonge naar de oude generatie wordt overgeheveld. Niemand die vraagt hoeveel je wilt inleggen, hoe breed je het wilt hebben, hoeveel risico je wilt nemen, hoeveel solidariteit je tentoon wilt spreiden. Wie werkt in Nederland wordt in een uitgekiend solidariteits-keurslijf gewrongen. One size fits all.

Niet verwonderlijk dus, dat er zoveel ZZP’ers zijn in Nederland. Het aantal is in de afgelopen achttien jaar gegroeid van ongeveer 360.000 tot ongeveer 800.000, meer dan tien procent van de beroepsbevolking. Ik begrijp dat wel. Ik zou er ook tien keer over nadenken voordat ik personeel zou aannemen.

Maar al die ZZP’ers, dat zijn geen grootverdieners. De helft heeft een omzet van minder dan 50.000 euro per jaar. Één op de zes leeft onder de armoedegrens. Dit is een groep die grote risico’s loopt. Ze hebben vaak te weinig geld om zich te verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid. Te weinig geld om buffers op te bouwen voor magere jaren. Te weinig geld om in een pensioenfonds te stoppen. Deze maand is een heus ZZP-pensioenfonds gestart. Eentje waar de gemiddelde werknemer verheugd over zou zijn. Met een écht individueel pensioen, waar je niet in je eentje het pensioen moet ophoesten voor drie grijsaards, waar je zelf inleg en risico regelt. Maar de animo was niet groot. 10.000 aanmeldingen. Volgens een SCP rapport dat eind vorig jaar verscheen bouwt éénderde van de ZZP’ers helemaal niets op.

En dat zouden ze natuurlijk zelf moeten weten. ZZP’ers zijn geen zielige types die hunkeren naar een leven in loondienst. Maar 6% geeft aan liever een vaste baan te hebben, de meeste zijn ondernemer omdat ze dat graag willen zijn.

En als je voor die vrijheid kiest, dan zou je de rest ook zelf moeten kunnen inrichten. Dan zou je zelf moeten bepalen of je later alleen van een AOW wil leven en hoeveel risico op armoede je wil lopen. Als het risico van dat ondernemen inderdaad neerkomt bij de ondernemer en zijn gezin zou dat je eigen keuze moeten zijn. Maar dat is niet zo. Het risico is voor rekening van de samenleving. Bijna 40% van de ZZP’ers heeft wel eens een bijstand- werkeloosheid- of arbeidsongeschiktheidsuitkering ontving. Dat betalen die krimpende groep werknemers, die in dat knellende solidariteitskeurslijf zitten.

Ik ben tegen zo’n verplichte pensioensopbouw. Ik vind het een beperking van de vrijheid om je leven in te richten hoe je dat wilt. Ik vind dat je zelf moet bepalen hoe goed of slecht je het wil regelen. Maar ik snap wel waar het voorstel vandaan komt. Als er straks een half miljoen straatarme bejaarde oud-ZZP’ers rondlopen, reken maar dat één of andere socialist dan regelt dat de ouderen die wel een pensioen hebben opgebouwd tot solidariteit worden gedwongen. Het risico van die 800.000 ondernemers is vroeg of laat voor ons. En dat risico wordt steeds groter.