Cultuur van het claimen (NRC, 25 april 2015)

Ik had een heel klein medisch dingetje. Een huis- tuin en keukenongemakje, waarvoor het huis- tuin- en keukenmiddeltje nog nèt niet in de drogist is te verkrijgen. Dus ik ging in het Amerikaanse medische labyrint op zoek naar een huisarts die me iets kon voorschrijven. Ik vond een primary care physician, in het ziekenhuis, op de afdeling interne geneeskunde.
Ik werd gewogen, (ik heb een normaal gewicht), mijn bloeddruk en cholesterol werden gemeten (ik heb een normale bloeddruk en cholesterolgehalte). Ik kreeg een tetanusprik. Er werd in mijn ogen gekeken, in mijn mond, in mijn oren, aan mijn borsten gevoeld en in mijn buik gedrukt (ik heb normale ogen, oren, mond, borsten en buik). Er werd bloed geprikt, ik moest urine afgegeven (ik heb normaal bloed en normale urine).
Er werden duizend-en-één vragen gesteld, over mijn oma’s, opa’s, vader en moeder. Of ik weleens duizelig was, onrustig, slapeloos, of ik buikpijn had, hoofdpijn, oorsuizen. Bijna een half uur later liet ik zien waar ik voor kwam, maar daar kon ze me helaas niet mee helpen. Dat was niet haar terrein, daar durfde ze niet aan te beginnen. Daarvoor moest ik naar de specialist, en die had een wachttijd van drie maanden.
Al met al was het een interessant kijkje in de Amerikaanse gezondheidsindustrie, waar 17 procent van het bruto binnenlands product aan wordt uitgegeven. Onder meer aan onnodige onderzoeken voor gezonde mensen als ik.
Waarom die onderzoeken worden uitgevoerd, is onduidelijk. Patiënttevredenheid? Omzet? Of was dit een voorbeeld van ‘defensieve geneeskunde’; een arts die zonder medische aanleiding tests en scans laat uitvoeren, om de kans iets te missen en daarom een schadeclaim te krijgen zo klein mogelijk te maken. Die schadeclaims gaan vaak om miljoenen dollars, maar dat is niets vergeleken bij de kosten van al die extra scans en tests, van mijn én haar tijd, van alle keren dat de primary care physician niet zelf iets durft voor te schrijven en er nóg een consult aan mijn huis- tuin- en keukenkwaal moet worden besteed.
Andere kosten: de aansprakelijkheidsverzekering van de arts. Een gemiddelde aansprakelijkheidsverzekering kost tussen de 10.000 en 100.000 euro per jaar. De kans dat een Amerikaanse arts wordt aangeklaagd gedurende zijn carrière ligt tussen de 75 en 100 procent, afhankelijk van het specialisme. Het leidt ertoe dat er nauwelijks open wordt gecommuniceerd over fouten en hoe die in het vervolg te voorkomen. De arts verliest, en de patiënt en de maatschappij. Alleen de verzekeringsmaatschappij en de letselschadeadvocatuur verdienen hieraan. En veel ook.
Teruggekomen op het laboratorium waren daar dan eindelijk de bacteriële stammen aangekomen die ik zo’n jaar geleden had besteld. Het duurde eindeloos, waardoor een deel van mijn onderzoeksplannen hier in de VS in de soep liep. De advocaten van de universiteit steggelden met de advocaten van de verstrekkende instantie. Sommige stammen kwamen nooit aan. De advocaten werden het niet eens.
Maar ik woon dan ook in het land met de op-één-na (Israël) grootste groep advocaten per capita, en dan tellen alle bedrijfsjuristen niet eens mee. Die mensen moeten ergens hun geld mee verdienen.
Is het anders in Nederland? De grote rechtzaken ontbreken, een ontevreden patiënt kan met zijn klacht terecht bij een tuchtcollege. Het aantal klachtenprocedures bij de tuchtcolleges is stabiel, zo rond de 1.600 per jaar, minder dan 20 procent wordt gegrond verklaard, en meestal resulteert dat in een waarschuwing voor de arts. Niet in een miljoenenclaim. Toch doen artsen in Nederland ook aan defensieve geneeskunde. Niemand heeft zin in de stress van zo’n klachtenprocedure.
Ook in Nederland is de claimcultuur er langzaam ingeslopen, in hoe we met elkaar communiceren. Slik een pil en lees de dertig bijwerkingen die kunnen ontstaan. Open een verzekering, een bankrekening, bestel een creditcard, download een app, en aanschouw de pagina’s aan kleine lettertjes. Ga op een nieuw fitnessprogramma en daar staat: raadpleeg eerst uw arts alvorens u aan dit programma begint.
Dan kan je namelijk altijd die arts nog de schuld geven.
Het is geen nieuws, maar eigenlijk is het ongelofelijk hoe we gewend zijn aan de juridisering. Aan bedrijven die zich continue voor alles indekken. Aan consumenten, patiënten die permanente hazards zijn. Aan het feit dat we 17.300 advocaten hebben, en nog veel meer juristen. En 30.000 rechtenstudenten.
Het is wellicht een gekke vraag, maar hoeveel advocaten heeft een land eigenlijk nodig?

Kul, die chloorkip. (11 april 2015 NRC)

Afgelopen week verscheen Edward Snowden na lange tijd weer in beeld. In een Moskovitisch hotel werd hij geïnterviewd door de populaire tv-comedian John Oliver, die hem zonder veel slag of stoot meedeelde dat Amerikanen zijn vergeten wie hij is. Zelfs nu de Patriot Act, de wet die de NSA in staat stelde om hun sleepnetten over onze privacy uit te werpen, moet worden verlengd is er geen echt debat over de documenten die Snowden onthulde.
Tijd om met iets tastbaars te komen, volgens Oliver, iets waar Amerikanen echt om geven. ‘Dick pics’ bijvoorbeeld. Als een Amerikaanse man een foto van zijn piemel verstuurt, kan de NSA die dan zien? Het werkte. Er was ophef over. Snowden was weer heel even nieuws en misschien hadden mensen het thuis wel weer heel even over hun privacy.
In Nederland presteerde Arjen Lubach, die zijn eigen Amerikaans-achtige lachshow heeft, precies hetzelfde rondom TTIP. Dat is het grote handelsverdrag dat voor de VS, de EU-lidstaten en een tiental andere landen de regels en importtarieven gelijk moet trekken voor een waslijst aan industrieën en producten van zonnebrandcremes tot medicijnen tot oesters tot auto’s tot varkens tot airconditioners tot bankproducten tot vliegtuigen tot serviesgoed.
En ook al zijn de onderhandelingen nog lang niet klaar en is het volstrekt onduidelijk wat er in het uiteindelijke verdrag komt te staan, toch is het volgens Arjen Lubach de hoogste tijd dat de burger zich er mee gaat bemoeien. Net als John Oliver privacy sexy probeert te maken met dick pics, trekt Arjen Lubach ook maar iets sensationeels uit de kast om de mensen aan het denken te zetten over TTIP: ‘de chloorkip’. Chloorkip is een populaire term voor Amerikaanse kip die, nadat hij geslacht en geplukt is, in een waterig chloorbadje wordt ontsmet. In Europa hebben we een andere tactiek, wij proberen besmetting te voorkomen in de hele keten. Oftewel, Amerikanen genezen, wij voorkomen. Onze kip is daardoor duurder, omslachtiger, maar niet veel veiliger dan de Amerikaanse variant. Kip blijft levensgevaarlijk. Zo’n 60 tot 70 procent van zowel de Amerikaanse kip als de Europese kip is besmet met campylobacter, een bacterie die je ernstige diarree bezorgt. Eigenlijk is het onvoorstelbaar dat we, met al onze veiligheid- en gezondheidsobsessie, zo’n gevaar accepteren.
Maar waar wil Arjen Lubach dat we ons druk over maken? Over zo’n lullig chloorbadje. Omdat het eng klinkt. Of chemisch. Op een complex probleem als voedselveiligheid kun je duizend-en-één studies en behandelmethodes en strategieën loslaten, maar die overwegingen zijn niet aan Lubach besteedt. Die laat gewoon een plaatje van een kip met twee Glorixflessen onder zijn vleugels zien, en verklaart dat we nu eenmaal met z’n allen besloten hebben dat we geen chloorkip believen in Europa. En daarmee uit.
Het resultaat: de cabaretier heeft met succes TTIP op de kaart gezet en ervoor gezorgd dat heel tv-kijkend Nederland bij TTIP nu vooral denkt aan kip in Glorix-saus. Het probleem: het is onzin. Behalve een uit zijn verband getrokken zinnetje uit de Telegraaf wijst weinig erop dat de verschrikkelijke chloorkip aan de grenzen van Europa staat. Sterker nog, iedereen inclusief Ploumen en Merkel en de verantwoordelijke Eurocommissaris, heeft gezegd dat de chloorkip er niet komt. Het doet me denken aan die tijd dat Nederland geen flauw benul had van wat er in vredesnaam in de Europese grondwet stond, maar we er toch over moesten stemmen. Toen zijn we met zijn allen gaan geloven dat het ging over de vraag of Turkije lid moest worden van de EU. (We vonden van niet.) Alles voor de ‘bespreekbaarheid’, alles voor de betrokken burger. Die moet op de hoogte worden gehouden van wat er in Brussel achter gesloten deuren allemaal wordt bekokstoofd. Dan is een beetje wild in de rondte speculeren kennelijk geoorloofd.
Gekke vraag misschien, maar hoe zinnig is het om in dit stadium inspraak te eisen? De onderhandelingen gaan nog een jaar duren, met honderden verschillende onderwerpen waarop moet worden toegegeven of moet worden ingeleverd, waar onderhandelaars blufpoker moeten spelen of zich juist kwetsbaar moeten tonen. Is het redelijk om dan volledige openheid te eisen? Is het nuttig om dan het jeremiërende publiek aan tafel te hebben, dat opgezweept door een melige talkshow vooral maar de hele tijd blijft hameren op de regels voor het gebruik van chemicaliën voor de ontsmetting in de pluimveehouderij? Misschien moeten we even wachten, even kijken of al onze grote angsten wel relevant zijn voor het eindresultaat.

Opzienbarend (Joods NU feb 2015)

In juli 2014 verhuisde ik met man en kat naar St. Louis. Dat is een nogal willekeurige stad in een nogal willekeurige staat aan de Mississippi in hartje VS, waar toevallig een uitstekende onderzoeksgroep zich bezig hield met precies dezelfde vraag waar ik mij ook mee bezig wilde houden.

De Joodse gemeente had ik snel gevonden. En in korte tijd ontdekte ik veel. Hier vijf dingen die ik leerde:

1. Anders dan bij een Nederlandse Joodse gemeente ben ik nog niet één keer gevraagd in een commissie te zitten, stoelen klaar te zetten, een cake te bakken of een Facebook-event te maken. Weet je wie dat namelijk doen? Medewerkers. Echte, betaalde medewerkers. Ik ken nu drie leeftijdsgenoten die fulltime in dienst zijn van een Joodse organisatie. Jewish Leadership is hier geen vrijwilligerswerk.

2. Anders dan in Nederlands Jodendom is het me nog niet één keer gelukt ergens voor te betalen. Ik heb het een aantal keer geprobeerd, maar het was nadrukkelijk niet de bedoeling dat we ook maar één dollar zouden neerleggen voor de film, het Indiase buffet, of de toetjesfietsroute. Voor een benefietavond met een loterij hebben we nog een poging gedaan door veel loten te kopen. Maar zelfs dat mislukte jammerlijk toen we de jackpot wonnen.

Ergens voelt het ongemakkelijk. Ik weet niet of u de ontwikkelingen in Ferguson een beetje heeft gevolgd, maar als ik rondkijk in deze streek kan ik betere doelen bedenken dan een gratis toetjesfietsroute voor een hoogopgeleide werkende blanke vrouw als ik.

3. Er zijn echt ontzettend veel Joden in de VS. En toch zijn ze hier, net als in Nederland, continue als de dood dat jonge Joden van hun achtergrond vervreemden en nooit meer terugkomen. Alleen is de oplossing in de VS om heel veel geld, bier en dj’s richting de vermiste generatie te smijten. In Nederland is de oplossing om jonge Joden zoveel mogelijk in besturen en commissies te sleuren, om ze vervolgens elke week drie uur te laten vergaderen met gepensioneerden. Tot nu toe bevalt de eerste optie me beter.

4. In tegenstelling tot Nederlandse rabbijnen zie je Amerikaanse rabbijnen ook wel eens in de media als het niet over antisemitisme of Israel gaat. De rabbijnen van de reform gemeente werden na de dood van de ongewapende zwarte tiener Michael Brown een aantal weken nauwelijks in de synagoge gesignaleerd, omdat ze het te druk hadden met vredesliederen zingen in Ferguson en melkpakken leeg gieten in de betraangasde ogen van demonstrerende leden. Ik vond het ook wat overdreven. Maar van Nederlandse rabbijnen hoor je wel weer heel weinig. Behalve dan dat ze antisemitisme stom vinden en Israel tof.

5. Joodse jongerenorganisaties praten hier trouwens ook wel eens over iets anders dan religie, of antisemitisme, of Israel.

Tegelijkertijd lijkt het er op dat ze hier echt in God geloven.

Opzienbarend.

Immigratiezwabberen (28 maart 2015 NRC)

Oorverdovend klonk de Pavlov-reflex, nadat VVD-parlementariër Malik Azmani afgelopen week zijn voorstel deed om de Europese grenzen te sluiten. VVD’ers zouden alleen aan zichzelf denken, verstopten zich achter de dijken, waren xenofoob of ronduit inhumaan. En uiteraard kon de Marokkaanse herkomst van de vader van Azmani niet achterwege blijven.

Tunahan Kuzu, ex-PvdA-parlementariër, noemde het een „eigen-ras-eerst-plan” en vond dat „extra erg”, omdat de naam van Malik Azmani eronder stond, en dat is niet bepaald een Nederlandse naam. Rob Wijnberg schreef een stukje waarin hij suggereerde dat het ironisch was dat iemand van Marokkaanse achtergrond zo’n voorstel deed, omdat met zulk beleid de vader van Malik in de jaren zestig nooit naar Nederland had kunnen komen en de parlementariër nu zelf hoogstwaarschijnlijk geitenboer was geweest.

Zo leer je telkens weer bij. Kennelijk mag je in Nederland pas immigratiebeleid voorstellen als je een beetje degelijke Nederlandse naam hebt en zowel jij, je beide ouders en bij voorkeur ook al je grootouders in Nederland geboren zijn. Dan mag je meepraten. Anders is het ironisch.

Interessanter dan de geboorteplaats van de vader van de indiener, is het plan zelf. Als je het leest, valt het wel mee met de xenofobie. Het gaat primair om bootvluchtelingen. Om die twintig Airbussen vol Syriërs, Somaliërs, Eritreeërs en Malinezen die in de afgelopen drie maanden crashten op weg naar Europa. Het hoogseizoen moet nog beginnen. De grens tussen Afrika en Europa lijkt steeds meer op een klif, waar hopelozen zich met bosjes tegelijk af laten vallen in de hoop dat Europa ze opvangt.

Er zijn maar heel weinig goede oplossingen. De armoede en oorlog in landen van herkomst wegnemen is ondoenlijk. Het helpen stabiliseren van de regimes van dictators, die om uiteenlopende redenen allemaal de vluchtelingenstroom beperkten, was helemaal inhumaan geweest. Dan zijn er nog de initiatieven om de vluchtelingen halverwege hun reis met behulp van reddingsboten en helikopters in veiligheid te brengen. ‘Mare Nostrum’ heette het programma dat door Italië werd opgetuigd nadat er eind 2013 360 mensen verdronken in het zicht van Lampedusa. De reddingsboten haalden in 2014 140.000 vluchtelingen uit zee met als belangrijk gevolg dat nog meer mensen zich van de klif wierpen. Vorig jaar werd de dienst opgeheven, en vervangen door een kleinere Europese dienst, die minder ver de zee op gaat en geen humanitair oogmerk heeft. Als direct gevolg hadden we begin februari alweer ons eerste grote ongeluk te pakken waarbij 300 mensen verdronken. Het was niet eens zulk groot nieuws. Ook grote catastrofes wennen.

Het strengere migratiebeleid dat Azmani voorstelt, is een andere optie. Er zijn verschillende aanwijzingen dat dat de stroom van bootjes ook kan indammen. Nadat in 2000 een nieuwe, strengere vreemdelingenwet in Nederland van kracht werd, daalde het aantal asielaanvragen met 80 procent. De verschrikkelijk inhumane, xenofobe staatssecretaris die die wet door de Kamers hielp? Job Cohen. Hij sloot de grenzen nét niet helemaal.

Een ander voorbeeld is het uiterst strenge beleid in Australië, waar bootjes niet worden gered maar door de marine gewoon worden teruggestuurd en illegale immigranten, inclusief kinderen, worden opgesloten in detentiecentra. Het is keihard, misschien wel inhumaan, maar de bootjesinvasie werd er wel mee ingedamd.

Ook een oplossing is om te zwabberen tussen streng en zogenaamd menselijk beleid. Om gemeentes te verplichten elke asielzoeker, zonder enig uitzicht op een verblijfsvergunning, toch onderdak te geven. Om met de voormalige Vluchtkerkgroep te blijven leuren, om als vreemdelingenadvocaten altijd maar te blijven procederen. Om het ene jaar wél duizenden te pardonneren en het volgende jaar weer net zo streng te zijn. Om handtekeningenacties op te tuigen rond mediagenieke vluchtelingen en mensen aan volstrekte willekeur te onderwerpen. Tegelijkertijd te trekken en te duwen, hoop te geven en de helft te laten verdrinken.

Dat is de ware ironie van immigratie. Juist de grijstinten lijken soms veel onmenselijker dan de extremere beleidsvormen. De beste oplossing is in mijn ogen alles of niets. Óf gewoon een veerdienst beginnen die honderdduizenden per jaar richting Europa verscheept. Óf de grenzen sluiten, jaarlijks hooguit een paar duizend Somaliërs, Irakezen en Syriërs uitnodigen in Nederland, en verder alle hoop verbrijzelen. Daarmee red je duizenden levens. Azmani kiest tenminste. Zo inhumaan is dat niet.

Jammer dat Fred weg is (14 maart 2015 NRC)

Afgelopen maandag heb ik aan mijn collega’s, hier in de VS, geprobeerd uit te leggen waarom ik midden op de dag een persconferentie van twee Nederlandse staatslieden wilde volgen. Dat was niet zo makkelijk. Dat de minister en staatssecretaris van the department of justice aftraden was duidelijk. Dat de Tweede Kamer verkeerd werd ingelicht, kon ik ook nog wel uitleggen. Maar waarom dit gebeurde? Waarom er zo ontstellend geheimzinnig en krampachtig werd gedaan over een oude schikking met een drugscrimineel? Ik moest het antwoord schuldig blijven. Ik heb heel Blendle doorgespit maar ik kon het nergens vinden. Vijftien jaar geleden schikte Teeven met Cees H. We weten dat hij bij die schikking 750.000 gulden betaalde om 4,7 miljoen gulden van zijn vermogen belastingvrij uit Luxemburg naar Nederland te halen. Zogenaamd witwassen dus. Een bijzonder lucratieve deal voor meneer de drugshandelaar, zo lijkt het. Maar het is niet duidelijk of hij naast die 750.000 gulden ook nog wat niet-materiële zaken cadeau moest doen. Informatie over andere criminelen als de Hakkelaar bijvoorbeeld. Daar bestaan nu eenmaal geen bonnetjes van. Het enige dat we weten is dat Opstelten of Teeven of ambtenaren op het ministerie het nodig vonden om hier buitengewoon geheimzinnig over te doen.

Mijn collega’s knikken beleefd maar snappen er niets van. Om hoeveel geld ging die deal dan? Ik reken uit: 4,7 miljoen gulden: iets meer dan twee miljoen euro werd er witgewassen. Een fucking fooi in een proces waar er uitzicht was op honderden miljoenen belastinggeld van andere criminelen. Onbegrijpelijk dat dat de bananenschil voor Teeven en Opstelten was. Maar het resultaat van het liedje is dat twee bewindslieden weg zijn. En het is nou niet dat de kandidaten voor dat soort functies voor het oprapen liggen. Of Nederland baat heeft bij een instabieler bestuur. Ik moet eerlijk zeggen dat ik het vooral jammer vind van Teeven. En dat is niet alleen omdat hij zo’n kundig bestuurder was. Diversiteit in de bestuurskamer is een nogal heet onderwerp en als iemand een beetje diversiteit in de politiek bracht dan was het wel Teeven. Fred was eindelijk een echte ‘Fred’ tussen de Ivo’s, Lodewijken en Diederiken in Den Haag. Dat vrouwen, immigranten, homo’s en gehandicapten ons land besturen, daar zijn we aan gewend geraakt. Dat Ahmed de baas is van Rotterdam, en blonde Jeanine het ministerie van Defensie leidt, dat is gelukkig niet meer zo opvallend. Maar Fred als baas van het Openbaar Ministerie? Als minister van immigratie? Dat was nieuw. Een havo-klant nog wel! Zoon van een bankbiljettencontroleur, de enige die een beetje plat praatte in de regering. Terwijl Ivo uit Wassenaar aan de toog bij Leids studentencorps Minerva stond, deed Teeven zijn studie rechten in de avonduren, naast een baan als rechercheur bij de douane. Het is de vraag hoezeer dat hem heeft tegengezeten. Iedereen weet hoe seksisme eruit ziet, of discriminatie. Maar wat gebeurt er als je als blanke man niet in de juiste kringen hebt verkeerd? In het verkeerde wiegje bent geboren? Tom-Jan Meeus schreef in deze krant dat Teeven niet hoefde op te stappen, maar hoogstpersoonlijk besloot te vertrekken toen duidelijk werd dat hij geen promotie kon maken tot minister. „VVD-ministers van Justitie worden al decennialang gerekruteerd uit de kringen van het Leids studentencorps Minerva.” Ik betwijfel of dat Minerva-lidmaatschap essentieel was, maar het is in ieder geval duidelijk dat Fred in meerdere opzichten niet lid was bij de juiste clubjes. Opstelten hockeyde en roeide, Fred stond op het rugbyveld. Opstelten was na zijn carrière bij Minerva burgemeester, burgemeester, burgemeester, burgemeester, burgemeester, burgemeester, partijvoorzitter en minister. Fred had op boeven gejaagd en zijn pakje vies gemaakt in schikkingen met criminelen.

Op nrc.nl schrijft iemand: „Teevens kostuum staat hem als een apenpak; hors charactère voor een echte staatssecretaris.” Een reaguurder kan dat anoniem spuien, maar in de beschouwingen over dit kabinet komt Freds imago als lomp, rechts en volks vaak openlijk naar voren. Nuttig om de populistische rechterflank af te dekken tegen de PVV, maar onhandig als je minister wilt worden. Ondanks het feit dat na vier jaar Teeven de gevangenissen leger zijn dan ooit, staat hij nog steeds bekend als straatvechter. Zogenaamd geen echte staatsman. Tussen u en mij: dat is een staaltje onversneden discriminatie waar kennelijk niemand zich voor schaamt of zich voor hoeft te verontschuldigen. Het is buitengewoon jammer dat Teeven weg moest. Hij was een zegen voor de diversiteit van het openbaar bestuur.