Ik ga niet mee werklozen knuffelen in Ferguson (13 september 2014 NRC)

Aanstaande zaterdag ben ik uitgenodigd voor het Facebook-evenement: “Jewish day of service in Ferguson”.

Ik kan dat uitleggen: ik ben per ongeluk onderdeel geworden van een nogal vrijzinnige Joodse gemeenschap hier in St. Louis. Zo’n gemeenschap waar ze eigenlijk liever homo’s dan hetero’s trouwen. Zo’n gemeenschap met een eigen moestuin. Waar de rabbijn lange haren heeft, gitaar speelt, en ten tijde van de rellen in Ferguson, een beetje Bob Marley toevoegde aan de vrijdagavonddienst. “Everything’s gonna be alright”. (Terwijl “I shot the sheriff” toepasselijker was geweest.)

De vrijzinnige Joden zijn niet de enige die vrijwilligerswerk gaan doen in Ferguson. Het stadje wordt de afgelopen weken overspoeld met goedbedoelende mensen. Artiesten en kunstenaars lopen de jeugdhonken plat. Er zijn concerten “om te helpen genezen”. En elke kerkgemeenschap die zichzelf ook maar een beetje serieus neemt, is al een keer in een bus richting Ferguson gestapt om waterflesjes uit te delen, vredesliederen te zingen of met zwarte onbegrepen jongeren te huppelen. Een beetje rustig rondhangen als Ferguson-tiener is er niet meer bij met zoveel blije vrijwilligers.

Ik ga niet mee naar Ferguson zaterdag: ik voel me er hoogst ongemakkelijk bij. Ik kan wel duizend dingen bedenken die mis zijn met dit soort vrijwilligerstoerisme. Ferguson-knuffelen is een iets te goedkope aflaat voor het blanke ongemak. Een iets te makkelijke uitlaatklep voor de richtingloze veranderdrang. Ferguson heeft er zelf waarschijnlijk weinig aan. Criminaliteit en werkeloosheid verdwijnen niet als je op straat roze cupcakes gaat verkopen. Kindergezichten schmincken helpt niet tegen racisme.

In Nederland vond ik het ook al niets. Daar werd de doodknuffel-strategie bijvoorbeeld toegepast op het probleem van antisemitisme in de moslimgemeenschap. Als er weer eens iemand met een keppeltje was uitgescholden in Nieuw-West, of afgelopen week in de Schilderswijk, dan volgde daarna altijd een poging om het hele incident in de kiem te smoren door een vrachtlading wereldvrede over de betrokkenen uit te storten. Er werd thee gedronken, er werden Joods-Marokkaanse praatgroepjes opgericht. De uitgescholden Jood in Nieuw-West werd vrijwilliger bij de buurtwacht in diezelfde wijk. Er waren dialoogwandelingen, waar rabbijnen hand in hand met imams en dominees de straten onveilig maakte. Busladingen aan ROC-leerlingen werden naar de synagoge verscheept om ze daar te bedwelmen met een cocktail van verdraagzaamheid, tolerantie en begrip. En die uitgescholden Jood uit de Schilderswijk? Juist, die is twee dagen nadat het incident op televisie werd uitgezonden ook al bezig met een vredeswandeling in de buurt, hand in hand met zijn Islamitische buurman.

Kotsmisselijk word ik ervan, om eerlijk te zijn. Die krampachtige blijdoenerigheid, die hoofddoek-hartje-keppeltje-kitsch. Maar het doet er niet zoveel toe wat ik ervan vind. Afgelopen dinsdag werd een onderzoek gepresenteerd naar de resultaten van de synagoge-bezoekjes van de ROC-leerlingen. De cijfers bevestigen het antisemitisme onder deze groep (20% zou niet bij een Jood gaan eten), maar laten ook zien dat die negatieve associaties snel verdwijnen als ze een keer een kopje thee in de synagoge zijn gaan drinken. Natuurlijk kun je daar duizend dingen tegenin brengen. Maar de pragmaticus moet erkennen dat dat theedrinken effectief is. Of in ieder geval effectiever dan de strategie waarbij je Islamitische Nederlanders hard in het gezicht schreeuwt dat ze van Joden moeten houden of anders moeten oprotten.

Terug naar Ferguson: Waarom al die nachtelijke onrust zo plotseling ophield? Niemand weet het. Op een bepaald moment blijven de straten leeg. De camera’s verdwijnen. De troep wordt opgeruimd, en je hoort er nooit meer iets van. De rellen hebben zich nooit verspreid naar andere stadsdelen of andere steden, zoals in 2011 bijvoorbeeld wel in Londen gebeurde. Op een dag kwamen de relschoppers gewoon niet meer opdagen. Wat overbleef waren de vredelievende demonstranten, die met borden langs de weg staan en town-hall meetings organiseren. Wat overblijft zijn de kerkgemeenschappen die waterflesjes uitdelen, de vrijzinnige Joden die gezichten schmincken. Het doet er niet echt toe hoe afgrijselijk ik het vind. Misschien heeft het wel geholpen. Misschien waren er op een bepaald moment gewoon teveel mensen met goede bedoelingen. Misschien werd de agressie wel gesmoord in een hele grote lading blijheid en wereldvrede.­­­

Geen enkel risico (6 september 2014 NRC)

En? Wat zei je deze zomer tegen Hertz, of Avis, of Europcar, toen ze je vroegen of je die 700 euro eigen risico van je huurauto wilde afkopen?

Je was net aangekomen op een klein vliegveld op een vakantie-eiland. Je stond in zo’n wit hokje op een grote parkeerplaats. Je was moe, oververhit, je oren zaten dicht, eventuele kinderen jengelden, je zag er tegenop om met een onbekende auto in een onbekend land te rijden. Het kostte maar 15 euro per dag. En een buurman had je eerder verteld dat ze als gekken reden. Op Internet las je dat elke auto in dit land wel een deukje had. Je had maar twee weken vakantie. Je wilde niet wakker liggen van die 700 euro eigen risico.

Doe maar, zei je waarschijnlijk. Zo gaat dat nu eenmaal. Voordat je het vliegveld verlaten hebt, ben je al opgelicht. Elke dag een ongelukje van 15 euro, equivalent aan eens in de zeven weken een ongeluk van 700 euro. Voor je gemoedsrust.

Maak je geen zorgen. Je hoeft je er niet slecht over te voelen. Iedereen laat zich continu oplichten. De meeste Nederlanders gaan alleen nog maar op reis in een stalen harnas van verzekeringen. Er is vergoeding voor een camera die gestolen wordt, voor als je de fruitschaal van je appartement kapot laat vallen, voor het risico dat je een tandenborstel en onderbroek moet aanschaffen als je bagage kwijtraakt. Elk calamiteitje is dichtgetimmerd. Als je een vliegticket boekt via Expedia, kun je ook daar weer kiezen voor extra reisverzekering. Gewoon voor algemene calamiteiten, waar je waarschijnlijk al via drie andere polissen voor verzekerd bent. Als je ook die verzekering hebt weten te omzeilen vraagt een schermpje “U gaat nu onverzekerd op reis. Wilt u doorgaan?” Ik voel me een kamikazepiloot.

We accepteren geen enkel risico meer. In een gemiddeld Nederlands huishouden kun je tegenwoordig zorgeloos de smartphone door de flatscreen heen smijten en de Nespresso over de laptop gieten, zonder een centje pijn. Elk schermpje heeft zijn eigen premietje en zijn eigen aura van onaantastbaarheid. De overheid profiteert daar volop van mee, de assurantiebelastingen zijn sinds vorig jaar 21%.

Verzekeringsmaatschappijen doen de consument geloven dat je geen polis koopt, maar een talisman, dat al die verschrikkelijke dingen gewoon niet meer gebeuren als je verzekerd bent. Dat als je een reisverzekering aanschaft, je vakantie niet meer in het water kan vallen. Dat je door annuleringsverzekering, je reis nooit meer hoeft af te zeggen. Dat je door je overlijdensrisicoverzekering niet meer dood gaat. Dat is ook de reden waarom je je alleen kan verzekeren tegen onkosten bij negatieve dingen, diefstal, schade, het risico dat je begraven moet worden. Er bestaat bij mijn weten geen verzekering voor het risico dat je op een dag tot over je oren verliefd wordt en een bruiloft van 20.000 euro moet bekostigen. Terwijl de kans dat dat je overkomt toch aanzienlijk is. Zo’n verzekering verkoopt voor geen meter. Verliefdheid jaagt niet zoveel angst aan.

Deze afgelopen maand, waarin Nederlanders weer eens massaal hun vakantie-angsten voor veel te veel geld afkochten, was er nieuws uit verzekeringsland: we blijken jaarlijks voor een geschat bedrag van 900 miljoen euro te frauderen bij de verzekeringsmaatschappij. Van elke zes euro die er wordt uitgekeerd, is er één oplichterij. Kennelijk hebben Nederlanders er niet zo’n probleem mee om te frauderen. Als je een nieuwe iPhone wilt, smijt je hem in de rivier en geef je hem als gestolen op. Simpel.

Toch is het opvallend. Waarom steelt de gemiddelde Nederlander niet uit de supermarkt, maar heeft hij kennelijk weinig gewetensbezwaren bij het oplichten van de verzekering? Ik weet het niet zeker. Maar misschien heeft het iets te maken met het feit dat een aanzienlijk deel van de omzet in de verzekeringsmarkt wordt gegenereerd door het misbruiken van de zwakke plekken bij de consument. Misschien is het een koekje van eigen deeg.

 

 

 

Hij kende de bruid niet (28 juni 2014, NRC)

Tijdens mijn promotieonderzoek leerde ik de wereld kennen.

Mijn Indiase collega’s waren net zo oud als ik. We stonden naast elkaar in het lab. We keken samen naar mierzoete Bollywood-films waarin de verliefde hoofdpersonen elkaar achterna renden in het hoge gras. Ze waren dol op die films, ook in de wetenschap dat zij zelf nooit zouden trouwen met de man op wie ze verliefd werden. Ze waren allemaal voorbestemd voor een gearrangeerd huwelijk. Dat was de norm, ook bij rijke mondaine hoogopgeleide Indiase meisjes die in Europa promoveerden. Hun ouders lieten foto’s van hun dochters zien aan ouders van geschikte kandidaten. Geschikt hield in: hoogste kaste (Brahmin), goede baan, vlekkeloze familie-reputatie en een passende horoscoop, te beoordelen door de astrologie-specialist van de familie. Soms kwam zo’n jongen die toevallig ook in Europa studeerde dan een paar uur naar Schiphol, om koffie te drinken. Mijn collega’s konden heus een aantal keer weigeren, maar ooit zouden ze moeten toestemmen en trouwen. Zo ging dat. Die malle Hollanders, die gescheiden hoogleraren die ongehuwd samenwoonden, de postdocs die zomaar kinderen kregen met hun vriendjes, zij stonden net zo ver van hun bed als de dolverliefde Bollywood-acteurs.

Mijn Pakistaanse collega wist helemaal niet dat hij zou gaan trouwen. Op een dag vertrok hij naar Pakistan en twee weken later kwam hij getrouwd terug. Een verrassing. Hij had zijn vrouw nog nooit gezien. Na hun huwelijk ging hij terug naar Amsterdam om zijn promotieonderzoek af te maken en trok zij bij haar schoonfamilie in. Hij is nu assistent-professor in Faisalabad. Het schijnt dat hij een privéchauffeur heeft.

Mijn collega’s verschaften mij onafgebroken van een alternatieve blik op de standaard NOS nieuwsitems. Bijvoorbeeld toen de leden van Pussy Riot, de Russische rockband, na hun vrijlating naar Nederland kwamen en als dappere activisten werden ontvangen bij Nieuwsuur en bij minister Timmermans. Mijn Russische collega begreep daar niets van. Realiseerden wij ons in het Westen wel wie dit waren? Deze vrouwen hadden de grootste en belangrijkste kathedraal van de Russisch-Orthodoxe kerk ontheiligd. Deze types hadden het Russische volk in het gezicht gespuugd. In elk ander zichzelf respecterend land hadden ze levenslang gekregen.

En dan het bezoek van de Chinese president aan het koninklijk paleis op de Dam. Wij lazen hoe de “free Tibet”-demonstratie door Chinese veiligheidsmensen uit het zicht werd gehouden van president Jinping. Burgemeester van der Laan werd er kritisch over geïnterviewd: hoe kon het in hemelsnaam gebeuren dat het monddood maken van Chinese mensenrechtenactivisten ook op Nederlands grondgebied kon plaatsvinden?

Later kwam ik erachter dat mijn Chinese collega’s ook op de Dam hadden gestaan. Om te demonstreren? Welnee. Om de president toe te juichen en liederen te zingen. Dat afschermen van de demonstranten was noodzakelijk om het humeur van “our chairman” niet te bederven op zo’n belangrijke diplomatieke top, legde mijn Chinese collega met strak gezicht uit.

Mijn hoogopgeleide collega’s, ze waren niet de intellectuele dissidenten die ik me weleens had voorgesteld. Ze verzetten zich niet, ook niet nu ze duizenden kilometers verwijderd waren van hun land. Telkens weer lukte het ze om de situatie goed te praten. Ik weet niet waarom. Hadden ze geleerd te gehoorzamen? Waren zij gehersenspoeld? Of waren wij, Nederlanders gehoorzaam en gehersenspoeld met een cocktail van extremistisch individualisme, seksuele en politieke vrijheid? Ik weet het niet. Ik denk er al heel lang over na en ik kom er niet uit. Het is een belangrijk vraagstuk. Er zijn best veel Chinezen, Pakistani, Indiërs en Russen op deze wereld, maar zelfs met de meest hoogopgeleide mondaine exemplaren voel ik, ook na vijf jaar nauwe samenwerking, een gapende kloof.

De apotheose van de kloof kwam dit jaar tijdens de gemeenteraadsverkiezingen. Ik hielp mijn Thaise collega met het invullen van de kieswijzer. Wil je meer 30-km zones in je buurt? Stilte. Vertwijfeling. “Why?” Wil je dan misschien minder cameratoezicht in je buurt? Stilte. “Why?” Wil je dan misschien dat parken en perkjes minder strak worden onderhouden zodat er meer ruimte ontstaat voor wilde natuur? Drie maanden nadat wij discussieerden over de voor- en nadelen van parkonderhoud, zou het leger in haar thuisland een coup plegen. De tanks reden in Bangkok dwars door de aangeharkte parkjes heen. Over wilde natuur gesproken.

Vanaf volgende week woon ik in de Verenigde Staten. Ik zal buitenlander zijn. Ik zal verbaasd om me heen kijken. Ik zal onze gewoontes goedpraten. En ik zal Nederland missen. Oh, wat zal ik Nederland missen.

 

Taxi slecht, Uber duur (21 juni 2014)

Iedereen doet maar alsof een autodeel-service zo nieuw is. Maar het is meer dan een eeuw oud. Zolang de auto bestaat, rijden chauffeurs rond om passagiers tegen betaling mee te laten rijden. Het is doodeenvoudig: je belt met een telefoniste of je loopt naar een speciale parkeerplaats waar de autodeelservice gewoon op je staat te wachten en in een mum van tijd arriveer je op je bestemming.

Althans, in theorie. Als je in Amsterdam woont ligt de praktijk anders. In praktijk behoort de taxistandplaats van Amsterdam Centraal Station al jaren tot één van de meest lugubere stukjes van Nederland. Niks geen happy sharing. Die paar keer dat ik zo dom was om er een taxi te nemen voelde ik me er onveilig en opgejaagd, een last voor de chauffeur, zeker als ik “maar” voor twintig euro naar de Baarsjes wil. Zelden kom je er een vrouwelijke chaufeur tegen, dat is veelzeggend. Het risico dat het uit de hand loopt is dusdanig groot dat er permanent handhavers in gele hesje nodig zijn om het schorriemorrie een beetje in toom te houden. Als ik met het nachtnet aankom op Amsterdam Centraal, fiets ik nog liever langs de hoerenlopers en de Saban B.’s door de Spuistraat, dan dat ik bij zo’n pisventje in zijn Mercedes stap. Ik voel medelijden met de toeristen die na aankomst onwetend de taxi-jungle inlopen. En schaamte voor deze slechte eerste indruk van ons mooie land. Het is helemaal triest voor de oudere goedbedoelende chauffeurs, die je regelmatig verzuurd achter het stuur aantreft, chagrijnig om de complete teloorgang van het imago van hun vak.

Zo zie je maar, de ene markt is geschikter om te liberaliseren dan de andere. Het openstellen van het Openbaar Vervoer in de rest van Nederland is een groot succes: de waardering werd hoger voor dezelfde prijs. Tegelijkertijd leidde de privatisering van de taximarkt alleen maar tot hogere prijzen en een dieptepunt in het serviceniveau. Ondanks legio regeltjes, vergunningen en administratie-eisen werd het taxirijden nooit populair onder de gezapige service-gerichte goeierd, maar bleek het vooral een hobby van snelle, grove, ritselende mannetjes. In theorie kan de klant bij een slechte ervaring het  taxi-nummer kunnen noteren om te klagen. In praktijk komt er niets van terecht. De ironie is dat het OV in Amsterdam wél nog stevig in de klauwen van het GVB blijft. Dat Amsterdamse OV zou namelijk veel te ingewikkeld zijn voor marktpartijen. Dat u het weet.

Pas na tien jaar liberalisering van de taximarkt is er nu eindelijk een partij op de markt die het anders doet. De Amerikaanse taxidienst Über bestormde Nederland, smeet met promotiecodes en gratis krediet. En ik moet zeggen: ik was onder de indruk. Het was de meest luxueuze auto waar ik ooit in had gezeten, de chauffeur hield de deur voor me open en gaf me de indruk er trots op te zijn goede service te verlenen. De rit werd automatisch op mijn credit card gezet. Een verademing!

Het feestje lijkt van korte duur. De luxueuze wagens zijn alleen nog maar voor een meerprijs te verkrijgen. De tarieven pieken op vrijdagavond en zaterdagavond, precies wanneer je een taxi nodig hebt. En voor de goedkopere Über-versie (BLACK)zijn weer precies dezelfde typetjes gaan rijden als bij de standplaatsen te vinden zijn, alleen dan zonder taxiteken op hun dak.

Er zit wel potentie in. Toch lijkt Uber zijn chauffeurs beter in toom te kunnen houden dan TCA, gemeente en handhavers bij elkaar. Chauffeurs die een aantal keer een ritje weigeren worden eruit geknikkerd. Verder kan de klant achteraf online de chauffeur een rating geven. Geen Übergoede-service gekregen? Dan mag de chauffeur ook niet meer voor de dienst rijden. Al kan je je geklaag beter bewaren tot achteraf. De chauffeur krijgt namelijk ook de kans om jou chauffeur-vriendelijkheid te raten.

Het is maar de vraag of Über de ontspoorde taximarkt ooit weer in toom krijgt. De taxistandplaatsen blijven een fortuin opleveren, dankzij onwetende toeristen. Misschien is het een beter idee om de marktregulering van Openbaar Vervoer en de taximarkt in Amsterdam om te draaien. We stellen de tramrails en busbanen open voor Connexxion, Veolia en Syntus. En de taxichauffeurs op de standplaatsen nationaliseren we. Inclusief uurtarief, vakantiegeld en cao. Dan dirigeer je al die ontslagen trambestuurders en buschauffeurs met té korte dassen de taxi in, om gezellig met de toerist te keuvelen over voetbal, het weer en het Rijksmuseum. En wie echt heel graag met een Lexus wil, mag alsnog een Über bestellen.

Alfa is geen excuus (14 juni 2014)

Ik las “In Einsteins achtertuin”. Een boek van de jonge wetenschapsjournalist Amanda Gefter over haar zoektocht naar de ingrediënten van de “ultieme realiteit”. Al lezende ontmoet je de grootste natuurkundigen van de moderne tijd. Je maakt kennis met relativiteitstheorie, kwantummechanica, snaartheorie en hoe de verschijnselen rond zwarte gaten al onze veronderstellingen onderuit schoppen. Aan het begin van het boek krabbelt de schrijfster alle mogelijke ingrediënten van de ultieme realiteit op een servetje. Iets is pas echt, onderdeel van de werkelijkheid, als het vanuit elk referentiekader hetzelfde eruit ziet, zo redeneert ze. Vervolgens sneuvelt er in elk hoofdstuk wel één of twee van die onderdelen. Door Einsteins relativiteitstheorie wisten we al dat ruimte en tijd niet werkelijk zijn, niet waarnemer-onafhankelijk. Maar later blijken ook deeltjes niet werkelijk te zijn, en dimensies, en ruimtetijd. Er blijft niets over. Elke waarnemer heeft zijn eigen universum. In theorie had de voetbalwedstrijd gisteren net zo veel uitkomsten als toeschouwers. De kans dat Nederland zou winnen was 100%. De kans dat Spanje zou winnen was ook 100%. Zo gaat dat in de wondere wereld van de natuurkunde. Ik vrees dat maar heel weinig Nederlanders daarvan op de hoogte zijn. Zelfs de gemiddelde geïnteresseerde krantenlezer blijkt schokkend vaak analfabeet als het gaat over bètavakken als natuurkunde en informatica, maar ook van zachtere vakken als het mijne, microbiologie. Mijn promotieonderzoek is echt geen rocket science, maar ik merk hoe mensen licht terugdeinzen als ik erover begin. Ze horen het verhaal misschien een minuut of twee beleefd aan, maar verontschuldigen zich al snel. “Ik ben een echte alfa”, is het excuus. Het doet me denken aan het verplichte vak Engels op de Franse universiteit, waar ik een tijdje studeerde. Waar de Franse studenten bij andere vakken uitermate gemotiveerd en toegewijd waren, leken ze het Engels niet echt serieus te nemen. Meestal mondde het uit in een wedstrijdje wie het vetste Franse accent kon opzetten. Er heerste een soort moedeloze gelatenheid ten opzichte van het Engels. Dat konden Fransen nu eenmaal niet goed, was de consensus. Zo’n zelfde soort houding is schering en aanslag, als het gaat om de bèta vakken. Het is alom geaccepteerd om niet te weten wat een eiwit is, of wat de relativiteitstheorie beschrijft, terwijl je je moet schamen als je nooit een boek hebt gelezen van W.F. Hermans of niet weet wanneer de Slag bij Nieuwpoort was. Mensen, ook hele intelligente en belezen mensen, blijven in veel gevallen bewust analfabeet. Soms zijn ze er zelfs trots op. Dan hebben ze geleerd om te focussen op hun “sterke kanten”. En als jouw talenten nu eenmaal niet in de bètahoek liggen, dan is het volstrekt geaccepteerd om je leven lang geen flauw benul te hebben van hoe je computer functioneert, of de motor van je auto, of je immuunstelsel, of het universum, omdat je immers met opgeheven hoofd tegen iedereen kunt roepen dat je alfa bent. Ondertussen doet de natuurkunde zelf ook een duit in het zakje. Is het u weleens opgevallen hoe snel het woord “briljant” valt, als het over natuurkunde gaat? Je hoeft echt niet meer dan een bachelor te hebben afgerond om dat stempel te krijgen. Het zal vast ook symptoom zijn van de superlativisering van het taalgebruik, maar natuurkundigen accepteren die “briljant”-plakkertjes kritiekloos, dankbaar zelfs. Het is immers best leuk om zo een paar veren in je achterste te krijgen. En soms is het plakkertje ook terecht. Sommige natuurkundigen, zijn daadwerkelijk briljant. Maar de meesten hebben gewoon een goede dosis zitvlees, doorzettingsvermogen, en niet al teveel afkeer van abstractie. Maar dat woordje “briljant” is een belangrijke factor in de kloof tussen burger en natuurkunde. Briljant wordt een excuus om er niet aan mee te doen. Om analfabeet te blijven. Jij bent misschien wel intelligent, maar je bent niet briljant. Dus zal het waarschijnlijk wel allemaal te complex voor je zijn. Een goede reden om er nooit je vingers aan te branden. Ik ben ook niet briljant, en het was geen gemakkelijk boek om te lezen. Regelmatig werd ik moedeloos van de complexiteit en het anti-intuïtieve denken dat de natuurkunde vereist. Ik begrijp het nog steeds maar half, maar ik heb de basisconcepten mee gekregen. Ik ben niet meer volledig analfabeet. Dat kan ik u van harte aanbevelen.