Boos? Verzin dan iets. (NRC, 21 november 2014)

Roerige tijden.

Thuis in Nederland is een handjevol voorstanders van de oerhollandse Zwarte Piet zijn boos. Een handjevol tegenstanders van de oerhollandse Zwarte Piet zijn boos. Maar veruit de meeste mensen zijn boos over de teloorgang van de oerhollandse gezelligheid. Zwarte Piet aanpassen is tot daaraantoe, wie de gezelligheid verziekt pist pas echt over ons erfgoed heen. En ook al was Sinterklaas nog lang niet jarig, de gezelligheid van de decembermaand was bij voorbaat al verpest met al dat gedoe.

Bij voorbaat boos zijn, daar kan men hier in Saint Louis over mee praten. Hier is men nu al boos over de uitspraak van de Grand Jury, die zich momenteel buigt over de vraag of de politieagent die deze zomer een ongewapende zwarte jongen doodschoot, wél of niet vervolgd moet worden. De voorstanders van vervolging zijn bij voorbaat al boos omdat de politieagent misschien vrijuit gaat. De tegenstanders van vervolging zijn bij voorbaat al boos omdat de politieagent misschien gestraft wordt. De gouverneur heeft alvast de noodtoestand uitgeroepen. En iedereen staat paraat om al die opgekropte boosheid over de stad uit te storten.

Zondag schoof ik aan bij een groepje studenten van Washington University die alvast een solidariteitsactie voorbereidden. De bedoeling is om op strategische wijze een druk verkeersplein in de buurt van de campus af te sluiten door met zoveel mogelijk studenten midden op de kruising op de grond te gaan zitten en boeken van radicale zwarte schrijvers te lezen. Er zijn leuzen voorbereid, er zijn coördinatoren aangewezen, er is een centraal informatiepunt, er zijn mensen die zich bereid tonen gearresteerd te worden en er komt een groot spandoek waar het bestuur van de universiteit wordt gevraagd om kant te kiezen (Zijn jullie voor of tegen ons?)

In hetzelfde weekend werd er in Gouda geprotesteerd. Er waren voorstanders, en tegenstanders. Er waren demonstranten die met de armen ineen gehaakt één linie vormden. Er waren spandoeken. Leuzen. T-shirts. Er werden mensen gearresteerd. U kent het wel. U heeft het misschien gezien op het journaal, U heeft zich waarschijnlijk geërgerd dat het er niet zo gezellig uit zag.

Ik weet niet wat het is met leeftijdsgenoten die op de openbare weg gaan demonstreren. Het heeft iets vreemd, iets onechts. Alsof ze een veldslag uit de zeventiende eeuw naspelen. Alsof ze een toneelstuk opvoeren uit een andere tijd. Zo’n groepje mensen dat ergens, buiten, liefst in de kou of regen, op een plein, met veel politie eromheen, iets gaat staan verdedigen. En dan daaromheen staat er voor elke demonstrant tien anderen, die er niet bij horen, maar de boel geluidloos staan vast te leggen met hun smartphone. Voor op Facebook, of op Twitter.

Want daar, oh daar zijn we wel als een vis in het water. Een twintiger die boos is die doet iets. Die begint een bedrijf. Haalt geld op met een idiote actie. Begint een petitie, schrijft een blog. Filmt de seksistische opmerkingen die je hoort als je een paar uurtjes over straat wandelt. Haalt een grap uit. Zet iemand voor lul met een microfoon voor zijn neus. Filmt de politie. Belt het voedselbedrijf op. Deelt een update van “Nederland, mijn vaderland”.

Maar op straat met een kartonnen bordje voor je borst. Echt?

Het staat ons voor geen meter. Het is diep conservatief. We doen het omdat onze ouders het ooit zo deden. Omdat die zwarte radicale denkers, die die boekjes schreven, het ooit zo deden. Omdat we het op televisie hebben gezien. Omdat we niets beters kunnen verzinnen.

Bij de vergadering van Washington University studenten stak ik mijn hand op. Ik vroeg: wat nou als de jury besluit dat de politieagent wél vervolgd wordt, gaat de demonstratie dan gewoon door?

Stomme vraag. Natuurlijk zou de demonstratie doorgaan.

Zelfs na je dood ben je als Jood niet veilig (7 november 2014, NRC)

Joden zijn er altijd van overtuigd dat het elders veel gevaarlijker is. Israeli’s kunnen bloedserieus vanuit een schuilkelder mailen dat het een goed idee is voor hun Europese familieleden om samen gezellig onder de Iron Dome paraplu te komen zitten in het Beloofde Land. En op de dag dat de FBI rapporteert dat er in de afgelopen 13 jaar gemiddeld elke maand wel een Tristan van der V.-incidentje was in de VS, stuurt mijn tante in Los Angeles een bloedserieuze email met zorgen over de islamisering van Nederland. Ze heeft een speech van Geert Wilders toegestuurd gekregen –“the lights are going out in Europe” (uit 2008)- en vraagt aan ons of het wel veilig is met al die Jodenhatende moslims in Nederland.

Ik ben ondertussen naar de Midwest verhuisd en inderdaad, het is een stuk veiliger hier. Buiten dat ene incidentje waar een bejaarde neonazi in de buurt van Kansas City drie mensen doodschoot op een parkeerplaats van een Joods Cultureel Centrum en verzorgingstehuis, gebeurde er helemaal niets.

In Nederland worden Joodse objecten nu al een paar maanden extra beveiligd. Eerst alleen met financiering van gemeente Amsterdam, nu ook met geld van het Rijk. Er staat zo’n wit beveiligingshuisje met een intens verveelde politieagent erin bij het Anne Frankhuis op de stoep. Er wordt gepatrouilleerd bij synagogen. De twee Joodse basisscholen in Nederland hadden dit jaar gewapende Marechaussee bij de ingang. En ook Joodse begraafplaatsen worden extra in de gaten te houden. Zelfs na je dood ben je als Jood niet veilig.

In Vrij Nederland stond een reconstructie van hoe die verregaande beveiliging tot stand kwam. Christenunie, SGP en PVV dringen al jaren aan op financiële en materiele steun voor de beveiliging van Joodse objecten. Maar Opstelten weigert keer op keer om bij te dragen, simpelweg omdat er geen directe dreiging is. Natuurlijk waren er wel voorvallen, zoals in 2012 in Toulouse waar een moslimextremist een bloedbad aanrichtte bij een Joodse school, maar in Nederland bleef antisemitisme toch vooral beperkt tot nare schreeuwende mensen die heel hard blaffen op Internet. De meest zichtbare daarvan, de Hitlergroetjes en “dood aan de Joden” onder het dekmantel van een anti-Israël demonstratie, zijn nog het kleine grut. Online gaat het echt los.

Toch draait het kabinet na verloop van tijd bij. Als steeds meer explosief Jihadistisch vuurwerk naar Syrië vertrekt groeit de angst voor terugkerende blindgangers in Nederland. Na de schietpartij in Brussel, waar zo’n volledig doorgedraaide jongen vier mensen doodschoot ging Opstelten overstag.

De les die werd geleerd: er is geen directe dreiging meer nodig om beveiligd te worden. De redenering dat als het daar kan gebeuren, hier ook kan gebeuren, volstaat. Dat is een probleem: met die argumentatie in de hand kun je nog veel meer beveiliging rechtvaardigen en krijg je allerlei vervelende suggesties van voortrekkerij. Zo zit er bijvoorbeeld al zo’n negen jaar een openlijk anti-islamitische partij in het Nederlands parlement met een aanzienlijke anti-islamitische achterban. Waar concrete dreigementen tegen synagoges uitblijven zijn die er wél tegen moskeeën en islamitische verenigingen. Mijn tante uit Los Angeles had misschien nog wel extra aangedrongen als we Islamieten waren geweest en niet Joods. En misschien had ik wel naar haar geluisterd en met liefde het land van de moslimhaat verruilt voor het land van de active shooters.

Zijn de Joden terecht bang voor een aanslag? Is het terecht dat we politiemannen vragen om, in plaats van boeven te vangen, de rij bij het Anne Frankhuis te bewaken? Nee, natuurlijk niet. Het is een politiek besluit. Een emotioneel besluit. Kijk maar naar de reacties. Kijk maar hoe het nu al tenenkrommende nieuwe rechtse nieuwsblog Jalta de rij voor het Anne Frank huis interviewt. Wat vinden zij ervan dat er weer bewaakt wordt? Een open deur. Verschrikkelijk natuurlijk. Gutgutgut wat erg dat dit nodig is. Hetzelfde hoor je in de Joodse gemeenschap. Eerst vinden we dat beveiliging noodzakelijk is. Vervolgens verzuchten we hoe erg het wel niet is dat al die beveiliging weer noodzakelijk is.

Toch is het misschien geen slecht plan. Hoe irrationeel ook, we geven ons Belastinggeld gewoon graag uit om onze gevoelens vorm te geven. Niet omdat er echte concrete dreiging is. Niet omdat zo’n wit huisje gaat voorkomen dat er geschoten wordt. Maar omdat we het gewoon in Nederland heel naar vinden dat er nog steeds types bestaan die de Hitlergroet brengen, die forums volspuien met Jodenhaat. Ook als ze alleen maar blaffen, wil het Rijk graag kant kiezen. Steun bieden. Vrede bewaren. Zo’n intens verveelde politieagent voor de deur is ook gewoon een teken van liefde.

Misschien moeten we gewoon, voor de vorm, er ook één voor de deur van een handjevol moskeeën zetten.

Aanstellerij, dat geproef (25 oktober 2014, NRC)

Een heerlijk Nederlands filmpje gaat rond op het Internet. Op een delicatessenbeurs vol voedselexperts presenteren de heren van Lifehunterstv een zogenaamde exquise organische hamburger. De hamburger is in werkelijkheid gewoon een BigMac van de McDonalds, alleen dan in kleine stukjes gesneden, op een zilveren schaaltje, met een prikkertje erin. De reacties? Heerlijk. Smeuïg. Knapperig. Vol smaak. Vergelijkbaar met McDonalds? Welnee. Veel beter. Biologisch, dat proef je.

Ik weet niet wanneer dat is gebeurd, die razendsnelle evolutie van de smaakpapillen, maar het is opmerkelijk wat mensen beweren te kunnen proeven. Of het vers is. Of het puur is. Of het biologisch is. De gemiddelde Nederlander begeeft zich tegenwoordige op duurdoenerige proeverijen, slurpt exquise theesoorten, houdt met ernstig gezicht een glas cognac tegen het licht en overlegt in een restaurant met de ober over de druif, het land, het jaar, en of het allemaal wel past bij het geserveerde diner.

Het meeste daarvan is theater, aanstellerij. Frederic Brochet van de Universiteit van Bordeaux voerde de BigMac-truc tien jaar eerder al uit, alleen dan met wijn. Hij liet zien hoe proefpersonen de smaak van wijn geschonken uit een deftige Grand cru-fles als diep, rond en gebalanceerd beoordelen, terwijl precies diezelfde wijn uit een goedkoop uitziende fles ineens licht, vlak, en zwak smaakt. Of erger: hoe een glas witte wijn met een fris boeket van limoen en lychee ineens duidelijke tinten van rood fruit, pruim, chocolade en tannines krijgt zodra je er een rood kleurstofje doorheen mengt. In dat laatste experiment wist zelfs niet één van de 54 studenten aan een heuse Oenologie-faculteit de witte wijn te ontmaskeren.

Het is een ongezellige waarheid in deze tijd van culinaire hysterie, maar van al onze zintuigen is onze smaak één van de minder ontwikkelde. Als je de wereld ervaart met de tong (en de neus) heeft die maar heel weinig pixels. We fantaseren er dus maar wat om heen. We laten onze smaakpapillen om de haverklap overrulen door wat we zien, wat we verwachten, wat we denken, wat we wenselijk achten. Daarom heeft het ook zin om in reclames heel hard “En dat proef je!” te roepen. Zodra je dat roept, wordt het vanzelf waar.

Die BigMac op dat zilveren schaaltje maakt een zware tijd door. McDonalds serveert best lekkere burgers en frietjes, maar de smaakpapillen van de mens zijn ondergeschikt aan hun ogen, en die grote gele M? Die vinden mensen niet meer zo lekker. Het gaat slecht met McDonalds. De winst daalt nu vier maanden op rij, afgelopen maand met 30%. Dat ligt aan allerlei omstandigheden: een fraudegeval bij één van de Chinese leveranciers, pesterijtjes van Poetin in Rusland. Maar er zijn ook structurele problemen. Imagoproblemen. McDonalds staat zo langzamerhand voor alles wat mensen verderfelijk vinden aan de Westerse leefwijze: massaproductie, goedkoop vlees, grote sloten frisdrank in weggooibekers, inwisselbare restaurants, inwisselbaar personeel, supersize menu’s, supersize klanten. Maar waar McDonalds helemaal de strijd aan het verliezen is, is online.

Neem bijvoorbeeld het verhaal dat McDonalds producten niet zouden rotten of beschimmelen. Telkens weer zie ik filmpjes of blogs of foto’s langskomen van een HappyMeal die forever young blijkt te zijn, een hamburger van tien jaar oud, zonder een greintje schimmel. Als zelfs bacteriën en schimmels een McDonalds hamburger niet lusten, vraagt men zich dan af in de commentaren, waarom zou ik het dan wel in mijn mond stoppen?

Zo gaat dat online. Een opzienbarend verhaal wordt kritiekloos geliket en gedeeld. Niemand vraagt om een degelijk controle-experiment. Wat er bijvoorbeeld zou groeien op een exquise organische hamburger? (En dan blijkt er in de krochten van het Internet zich toch iemand te verschuilen met hersens, die het uitzoekt. Wat blijkt? Stop zo’n hamburger in een plastic zakje, dan voorkom je uitdroging en schimmelt hij na een paar dagen.)

McDonalds is inmiddels bezig aan een wanhopige poging om de grootste mythes te ontmaskeren met filmpjes in de hamburger-fabriek. Ik vermoed dat het tevergeefs is. We klikken liever op een link met een indianenverhaal over oogballen en nagels in het vlees, dan op de werkelijkheid met saaie roestvrijstalen machines. Dat plastic smaakje aan de BigMac krijg je er niet makkelijk meer vanaf, misschien alleen door hem met een prikkertje te serveren.

Ik ben niet rouwig om de verliezen van McDonalds. Het lijkt me een uitstekend idee als er iets minder frisdrank wordt gedronken en friet wordt gegeten in dit land. Waar we ons zorgen over moeten maken zijn de waanideeën van de consument, die zijn proefcapaciteiten overschat, en zijn subjectiviteit onderschat. Het maakt voor de volksgezondheid niets uit als de mensen het menu van McDonalds inwisselen voor dezelfde combinatie van suiker, zout en vet in een ultrapure, supereerlijke, hormoonvrije hamburger op een zilveren schaaltje.

Het leven is oneerlijk (12 oktober 2014, NRC)

Donderdag was “Salvamos Excalibur” trending op Twitter. Spaans voor “Red Excalibur”. Excalibur is niet een dorpje in Syrië. Excalibur is geen journalist in de wachtrij voor onthoofding. Excalibur is zelfs geen Liberiaans Ebola-besmet jongetje dat sterft in een troosteloze kliniek zonder laatste kus of omhelzing. Excalibur is het hondje van een Ebola-besmette Spaanse verpleegkundige die wordt geëuthanaseerd omdat hij mogelijk het virus bij zich draagt. Veertig dierenactivisten demonstreerden samen voor het huis van de vrouw tegen deze beslissing. Op Facebook sprak men over een atrocity, men citeerde Ghandi, een online petitie kreeg 300.000 handtekeningen.

Zo werkt de wereld. Er kunnen duizenden mensen in West Afrikanen een gruwelijke dood sterven, met minimale verontwaardiging, ophef of ook maar een gezellige landelijke actie met BN’ers tot gevolg. Maar zodra een Europees hondje slachtoffer wordt, is Twitter ineens wakker, ook al is de dood van het dier aanzienlijk humaner dan die van de slachtoffers in Liberia en Sierra Leone.

Het leven is niet eerlijk.

Wist u dat Amerika nu in Irak voor de zoveelste keer met zijn eigen wapens wordt bestreden? U heeft daar vast weleens eerder iemand met zo’n “oh ironie” stemmetje, achterover leunend in zijn stoel, vol hoon over horen oreren. Hoe de VS Osama bin Laden geld en wapens gaf om tegen het Sovjetleger te strijden. Hoe de VS Sadam Hoessein geld en wapens gaf in de oorlog tegen postrevolutionair Iran. En weer neemt de VS het op tegen zijn eigen Humvee’s, tanks en ander wapentuig. Ooit gedoneerd als poging om een solide en professioneel Iraaks leger op touw te zetten. Nu in handen van IS. Oh ironie.

Sinds dinsdag doen Nederlandse F16’s mee in de Westers/Arabische coalitie tegen IS. Op dat kabinetsbesluit is het ook weer bijzonder makkelijk schieten. Het is roekeloos, ondoordacht, contraproductief, zo klinkt het van alle kanten. Alsof je met een paar F16’s een terroristische beweging klein krijgt. En wat is eigenlijk de rechtvaardiging van dit wapengekletter? Waarom IS? Waarom niet Noord-Korea, of de Centraal Afrikaanse Republiek, of Congo? Carolien Roelants maakt zich in haar column in NRC boos over het feit dat we Assad niet bombarderen, die zeker tien keer zoveel mensen heeft vermoord. “Een belangrijk verschil met de kalief is dat Assad (vermeende) tegenstanders niet op video doodmaakt maar achter de muren van zijn gevangenissen.”

Ik ben het niet met haar eens. Het belangrijkste verschil tussen Assad en IS is dat Assad geen Amerikanen de kop afhakt. Assad heeft het niet over een wereldwijde Jihad. Assad zweert niet dat hij elke ongelovige op aarde zal afslachten. Assad heeft niet de ambitie om Rome en Spanje te veroveren. Assad is een veel kleinere bedreiging voor het Westen.

Zoals ik al zei: het leven is oneerlijk. IS mag jarenlang ongestoord aanslagen plegen in Irak en duizenden van onze Arabische medemensen vermoorden, maar pas als ze een blanke onthoofden komen wij in actie. Telkens weer, lijken de mensen te vergeten dat er in de wereld van gewapende conflicten geen rechtvaardigheid te bekennen is. En dat ook niemand daar naar streeft. Dat de Westerse en Arabische jachtvliegtuigen niet als universele rechter optreden, niet alle stoute mensen wereldwijd een bom op de kop gooien, maar voor eigen belang bombarderen, met zoveel mogelijk strategisch resultaat, met zo min mogelijk onnodige slachtoffers en negatieve publiciteit, zonder al teveel ruzie te krijgen met landen wiens steun nodig is, en liefst ook zonder dat er over tien jaar een kabinet over hoeft te struikelen. Dat is de strategie. Dat is wat we hier nu zien.

We denken aan onszelf, we zijn opportunistisch. Pragmatisch. Het is lelijk, maar het is niet anders. Het leek destijds een aardig idee om Osama bin Laden en Saddam Hoessein te bewapenen omdat ze streden tegen de grootste vijanden van het westen. Net als we nu luchtsteun geven aan de Koerden. Niet omdat we ze zo lief vinden, maar gewoon omdat we een gezamenlijke vijand hebben en zij de enige enigszins betrouwbare en georganiseerde “boots on the ground” zijn. Als de Koerden straks verder gaan met hun onafhankelijkheidsstrijd, dan trekt het Westen net zo snel zijn handen er weer van af. Turkije moet nu eenmaal te vriend worden gehouden.

Misschien wist u het allemaal al, maar het leek me belangrijk om nog eens te benadrukken: Het is allemaal puur opportunisme. Er is geen rechtvaardigheid. Wij geven om ons. Om wat dichtbij is. Om wat we kennen. Om borstkanker, om ALS, niet om malaria of Ebola. We willen weten of er Nederlanders aan boord waren. We willen weten wat de kans is dat er een aanslag in Den Haag plaatsvindt, niet in Bagdad.

Het is niet erg. We zijn net als alle andere mensen.

 

Obese intellectueel (27 september 2014, NRC)

Ik ging naar een optreden van Roxane Gay. Ze is essayist, activist, feminist en tegelijkertijd professor in de Engelse fictie. In St. Louis las ze op een podium in een volgepakt zaaltje stukken voor uit haar nieuwe boek Bad Feminist. Ik vond haar grappig, interessant, provocerend, ze zei zinnige dingen en het was een bijzondere ervaring om haar te zien optreden. Pas op de weg terug naar huis realiseerde ik me waarom. Dit was de eerste keer dat ik echt onder de indruk was geweest van iemand met ernstig overgewicht. Dit was mijn eerste ontmoeting met een obese intellectueel.

Het is lastig om dat soort vooroordelen toe te geven aan jezelf. Ik verzet me er krampachtig tegen, maar de realiteit is dat ik barst van de vooroordelen over obesitas. In mijn wereld zijn dikke mensen vrachtwagenchauffeur of bijstandsmoeder. Ze geven in ieder geval geen college Engelse fictie.

Nu is Roxane Gay ook echt een zeldzaam geval. In de Westerse wereld is obesitas voornamelijk een probleem van de laagste sociaaleconomische groepen. Vooral in de statistieken over hele dikke mensen (bmi>30, dan weeg je als je 1.70 meter lang bent, meer dan 87 kilo) zie je dat terug. Meer dan één op de vijf mensen met alleen basisonderwijs heeft ernstig overgewicht, één op de achttien met een universitaire opleiding. Obesitas komt drie keer zo vaak voor bij jongeren in de laagste inkomensklasse dan in de hoogste inkomensklasse. Dat obesitas nog steeds “welvaartsziekte” wordt genoemd is nogal dubieus.

Roxane Gay schrijft over de hartverscheurende gevolgen van haar overgewicht, de zelfhaat, de ongemakken, de schaamte. Als student arriveert ze als eerste voor college, en vertrekt als laatste zodat niemand ziet hoe ze zich in de bankjes moet wurmen. Ze durft niet in het openbaar te eten, ze is bang voor wiebelige stoeltjes. En bij elke stap die ze buiten de deur zet krijgt ze een vrachtlading aan discriminatie en vooroordelen over zich uitgestort (door mensen zoals ik). Er zijn talloze voorbeelden: dikke dokters krijgen minder vertrouwen. Dikke patiënten krijgen minder respect. Dikke verdachten krijgen langere gevangenisstraffen. Dikke kinderen worden vaker gepest. Dikke mensen krijgen minder salaris, minder waardering, en de kans dat een dikke sollicitant wordt aangenomen is klein. Gewichtsdiscriminatie is misschien nog wel ernstiger dan die op basis van ras en geslacht, omdat er zo weinig uitzonderingen zijn. Een rechter of een arts is nog wel eens een vrouw. Een minister of burgemeester nog wel eens een moslim. Maar diversiteit is in geen velden of wegen te bekennen als het gaat om gewicht. Onze professoren, onze topzakenlieden, onze bestuurders, ze zijn vooral belachelijk slank. Één op de tien Nederlanders heeft tegenwoordig ernstig overgewicht. Maar dat hele deel van de bevolking, is vrijwel onzichtbaar. Ze zijn nauwelijks te zien op televisie, in de krant, op de universiteit, ze leven in een parallelle wereld.

En de kans dat die situatie verbetert is nihil. Er zijn geen actiegroepen, of emancipatie-initiatieven of demonstraties voor gelijke rechten als het gaat om obesitas. De meerderheid vindt dat obesitas een kwestie is van te veel eten. En als je er zelf iets aan kan doen, dan ben je niet zielig, dan moet je niet om betere behandeling zeuren, maar gewoon afvallen. Ook al laten talloze studies nu zien hoe veel overgewicht al ontstaat tijdens de vroege jeugd, hoe wat je ouders aten een cruciale factor is voor overgewicht, hoe obesitas ontstaat in een bepaalde omgeving, door stress, door geldtekort, al die kennis verandert niets. De algemeen heersende opvatting is dat obesitas gewoon een probleem is van te veel vreten, en dat de oplossing is om daarmee op te houden. De enige toegangsweg tot een volwaardig leven als burger van de Nederlandse maatschappij is afvallen.

Daar is wel iets mis mee. Terwijl we alle discriminatie in Nederland te vuur en te zwaard bestrijden, doen zelfs hele intelligente Nederlanders de volledige uitsluiting van dikke mensen in onze maatschappij af als hun eigen probleem. Dat is té makkelijk. Het gaat om té veel mensen. Zelfs als er een uitweg bestaat voor mensen met obesitas, zelfs als het een enkeling daadwerkelijk lukt om echt af te vallen, dan nóg verdient deze groep een betere kwaliteit van leven, een betere behandeling. En er zijn waarschijnlijk effectievere manieren om dat te bereiken, dan alleen maar méér dieetprogramma’s over de schutting gooien. Misschien is emancipatie niet eens zo’n heel gek idee. We zouden er naar kunnen streven dat mensen met overgewicht iets minder worden weggehoond, iets vaker gelijk behandeld worden, iets meer gaan verdienen, iets vaker op de universiteit komen. Misschien moeten er gewoon iets meer mensen komen zoals Roxane Gay.