Blauw moet online gaan (12.10.2013)

Deze week werd Frank R. in Cuijk gearresteerd. Op zijn computer trof de politie duizenden films en foto’s aan van minderjarige meisjes. Weer een pedofiel die jarenlang straffeloos zijn gang kon gaan: hij misbruikte honderden minderjarigen online.

Pas toen hij in de echte wereld met een twaalfjarige in een auto werd aangetroffen, kon zijn pedocarrière worden beëindigd.

Voor het geval u het nog niet door had: de politie speelt nog steeds nauwelijks een rol op het internet.

Nederlandse pedofielen blijken keer op keer volledig vrij om terabytes aan beeldmateriaal te up- en downloaden. Ze wisselen adviezen uit en houden theekransjes met lotgenoten op internetfora, geen haan die ernaar kraait.

Pas toen in Amerikaans onderzoek Nijntje op een shirt van een peuter opdook, kwamen we erachter dat één van de grootste babypornoproducenten ter wereld in onze eigen hoofdstad huis hield.

Probleemloos kon hij jarenlang het alfa-mannetje van online pedofielennetwerken uithangen. Alleen tijdens het echte misbruik moest hij over zijn schouder kijken.

En zelfs als pedofielen als Robert M. achter de tralies zitten, gaat het misbruik door. De beelden van de kinderen blijven nog heel lang op internet dienen voor het seksuele genot van anderen wereldwijd, die op hun beurt ook weer weinig te vrezen hebben tijdens het downloaden.

Big brother watching? Dat mochten we willen. Het blauw loopt op straat, in plaats van online, omdat de burger daar lekker rustig van wordt. De politie tapt nog steeds voornamelijk telefoons en het dataverkeer van die telefoons af. Enig idee hoeveel onderzoeken naar cybercriminaliteit er werden afgerond in de recente prestatiecijfers van de politie? Nul.

De enige die ons internetverkeer een beetje effectief aan het monitoren is, zijn de Amerikaanse inlichtingendiensten, zo lijkt het.

De vraag is of een nieuw wetsvoorstel van minister Opstelten, dat eerder dit jaar werd ingediend, hierin eindelijk verandering kan brengen. De recherche zou dan onder andere de mogelijkheid krijgen om computers van verdachten te hacken, inclusief het tracken van toetsaanslagen, het opsporen van materiaal in de cloud en het decryptiebevel, om verdachten te verplichten versleutelde documenten openbaar te maken.

Het wetsvoorstel ligt nu bij de Raad van State. Na de publicatie van dit wetsontwerp liet de pavlovreflex van de burgerrechtenbeweging Bits Of Freedom niet lang op zich wachten.

Die reactie klinkt elke keer ongeveer hetzelfde: eerst leggen ze uit dat het hele domme wetgeving is, dat het online allemaal veel ingewikkelder ligt, dat criminelen al veel moeilijker te grijpen zijn en dat de nieuwe wetgeving alleen maar een onnodige inbreuk is op de privacy.

Suggesties over hoe de groeimarkt van cybercrime dan wél aan te pakken, blijven steevast achterwege. Bits of Freedom wíl namelijk helemaal niet dat politie en justitie meer toegang krijgen online. Internet blijft voor dit soort activisten een soort parallel universum, waarin vrijheid en privacy het hoogste goed is. Ononderhandelbaar. Het probleem is alleen dat het internet geen parallel universum, maar een échte wereld, met échte diefstal, échte schade, échte meisjes van twaalf die slachtoffer worden.

Nu is het zo dat de politie altijd achter de feiten zal aanlopen. Het is de natuur van de rechtsstaat: ze zullen nooit zo hard kunnen innoveren als de criminaliteit. Ze moeten wachten op de rechter, op het ministerie, op de politiek, op de democratie.

Telkens weer wordt vrijheid zorgvuldig tegen veiligheid afgewogen voordat er nieuwe bevoegdheden aan politie worden gegeven, en zo hoort het ook.

Maar online lijkt het erop alsof de veiligheid nog nooit heeft gewonnen. Schrijnend is het om te zien hoe straffeloos criminelen online hun gang kunnen gaan. Tijd dat dat verandert.

En als cybercriminelen ook maar een beetje lijken op hun equivalenten in de fysieke wereld, hebben ze echt niet allemaal zulke CSI-achtige vernuftigheid in huis, maar bestaat de meerderheid ook vooral uit nogal dommige types die dommige fouten maken.

Met nieuw mankracht en nieuwe bevoegdheden zijn de zwakke schakels in zo’n crimineel netwerk prima te tackelen door de politie.

Het zou in ieder geval winst zijn als we niet meer hoeven te wachten tot de Frank R’s van deze wereld iemand in uniform tegen het lijf lopen voordat zijn misbruik aan het licht komt.

Misschien kan Opstelten een nieuwe slogan gebruiken: meer veiligheid, minder blauw op straat.

Publieke omroep (5.10.2013)

‘Onze programma’s bezuinig je niet één twee drie weg.” Ik weet niet hoe het bij u thuis gaat, maar bij mij levert het niet bepaald meer sympathie op voor de publieke omroep. Ik heb het riedeltje nu minstens dertig keer gehoord. En zo langzamerhand geeft het me hetzelfde gevoel als Tom de Ridder van MKB-brandstof me ooit gaf, of dat meisje dat haar Pokkie kwijt was. Eindeloze herhalingen van hersendodende boodschappen. En dan die taal. „Ons bezuinig je niet zomaar weg”. Telkens weer die neiging om terug te schreeuwen: „Moet jij eens opletten!” Een favoriet voor de Loden Leeuw, wat mij betreft. Maar het is ernstiger dan dat: waar de publieke omroep uiterst voorzichtig moet omspringen met zendtijd voor Politieke Partijen, lijkt alles geoorloofd nu de omroep zelf politiek bedrijft. De gemiddelde Nederlander kijkt drie uur per dag naar de televisie, reclame is peperduur, een boek dat tien seconden omhoog wordt gehouden in een programma is bijna een instant bestseller. Het is tenenkrommend om te zien hoe ze hun enorme macht inzetten. Ongegeneerd beklimmen ze dat enorme podium dat het ministerie van OCW elk jaar voor ze bekostigt. Zijn daar eigenlijk geen boetes voor?

Het grappige van het debat over de publieke omroep is dat het succes van de programma’s zowel door voor- als tegenstanders wordt gebruikt als argument. De publieke omroep wijst vol trots naar hun kijkcijfers en de kwaliteit van hun programma’s: nooit winnen de commerciële zenders eens een keer een Nipkow-schrijf.

De tegenstanders wijzen naar hetzelfde en vragen: waarom heeft een programma als Wie is de Mol of Ranking the Stars of Atlas eigenlijk subsidie nodig? RTL Nieuws maakt een prima journaal, op RTL7 wordt uitgebreid gekletst over sport en bij Expeditie Robinson stemmen de deelnemers elkaar ook weg. De markt voor amusement is overvol, waarom staan we toe dat een gesubsidieerde omroep concurreert met bedrijven die wel gewoon hun geld moeten verdienen?

Henk Hagoort probeerde het afgelopen dinsdag bij Pauw en Witteman uit te leggen: de omroep moet namelijk ‘voor iedereen’ zijn. Elke Nederlander moet zich erin kunnen vinden, van kind tot bejaarde, van intellectueel tot voetbalfan.

Ik vind dat onzin. Als de omroep er ‘voor iedereen’ is, dan moet er òfwel met onmiddellijke ingang een degelijk roddelprogramma, een klusprogramma en een tarotkaarten-programma worden gemaakt, òf de taakomschrijving moet veranderen. Ik ben voor dat laatste. Ik vind dat de publieke omroep al het media-aanbod op zich moet nemen wat de commerciële omroepen laten liggen. U kent het wel: cultuurprogramma’s, moeilijke lange documentaires met veel stiltes, en misschien ook wel wat klein levensbeschouwelijks voor joden, hindoes en moslims. Dat laatste is typisch een voorbeeld van aanbod voor minderheden dat zonder steun niet gemaakt wordt. Het omgekeerde gebeurde afgelopen jaren: juist die kleine omroepjes moesten inleveren. Er waren daar de afgelopen jaren nogal wat problemen met fraude, maar toch.

De publieke omroep werd alleen maar meer mainstream toen het onder druk kwam te staan. Toch is dat allemaal niet het belangrijkste in het betoog van Hagoort. Wat telkens terugkeert, is de bewering dat de omroep spotgoedkoop is. En dat is een aantrekkelijk argument. 7 euro kost het maar, per gezin, per maand. „Of we dat willen, daar moeten we maar over in debat”. Het klinkt aanlokkelijk. Als hij een verkoper van abonnementen zou zijn, zou ik er zo één aanschaffen. Maar er is één voorwaarde: iedereen, elke burger, moet verplicht meedoen, ongevraagd. Ook de mensen die alleen GTST kijken en Geer&Goor. En ik kan u vertellen beste lezer, dan is er heel veel heel goedkoop. Een abonnement op deze krant bijvoorbeeld, kost dan ook maar een schijntje van wat het nu kost. Verder ziet Hagoort één dingetje over het hoofd. RTL is namelijk niet gratis, SBS6 en Veronica ook niet. Ik betaal met mijn ogen, ik betaal om naar reclame te kijken. Die STER-gelden worden betaald door bedrijven, omdat ik daar spullen ben gaan kopen. En nu komen daar ook nog uw dooddoeners bij. Telkens weer dat zelfde riedeltje aanhoren, “onze programma’s bezuinig je niet zomaar weg”. U moet toch weten wat zo’n campagne kost?

Rampen, who cares? (NRC 28.9.2013)

Nu schrijft Joris Luyendijk natuurlijk elke week al dat de financiële wereld nog steeds enorme risico’s neemt en dat er weinig is veranderd. Maar vorige week verscheen er een interview met hem in een voor mij volstrekt onbekend blad (Volzin), waarin hij alle metaforen uit de kast trok om zijn boodschap kracht bij te zetten.

De situatie in de bankenwereld was volgens Luyendijk te vergelijken met het opnieuw aanzetten van de Tsjernobylreactoren. Alsof we proberen te landen op een vliegdekschip in een storm, terwijl we dat nog nooit eerder hebben gedaan. De ramp die ons boven het hoofd hangt, komt met alles erop en eraan: geplunderde supermarkten, tanks en ordetroepen op straat. En dat is dan alleen nog maar een inleiding op de ondergang van het politieke systeem, vergelijkbaar met de ontwikkelingen in de Weimarrepubliek.

En het ergste is dat wij het allemaal maar links laten liggen (let wel: Luyendijk gaat niet voor niets binnenkort beginnen bij Rob Wijnbergs Correspondent). Politici zijn alleen maar met de korte termijn bezig. Net als al die redacties en journalisten en columnisten. En u, lezer, u bent ook bepaald niet onschuldig. Iedereen is eigenlijk continu met het verkeerde bezig, behalve Joris Luyendijk.

Nu geloof ik de verhalen van Luyendijk best. Ik volgde het blog met veel interesse. De bubbel is alleen nog maar groter geworden sinds de financiële crisis. En de hogere kapitaaleisen zijn een geintje.

Het probleem is alleen dat het nogal druk is op de alarmistische agenda. We kunnen helaas niet te lang bij de dreigende financiële Apocalyps stil staan want deze week, moeten we onze ogen richten op Stockholm, waar het internationale klimaatpanel met zijn vijfde klimaatrapport opnieuw de wereld probeert wakker te schudden over de gruwelijke vooruitzichten van twee graden aardklootopwarming in 2100.

De wereld is de afgelopen twaalf jaar niet opgewarmd, maar dat was slechts een kleine hick-up op de weg naar de klimaathel. Het smelten van de gletsjers en de Noordpool gaat door, net als de zeespiegelstijging en de steeds hogere frequentie van heftige meteorologische rampen.

Je kunt je afvragen wat er eerder zal plaatsvinden. Krijgen we eerst de totale ontwrichting door overstromingen, killer-droogtes en hittegolven of gaan we eerst nog de daverende implosie van het gehele financiële systeem meemaken?

Misschien gebeurt het wel tegelijkertijd. Alleen God weet het. Ik hoop trouwens dat u tussen al dat alarmistische geweld niet vergeten bent dat u al uw privacy bent kwijtgeraakt, en dat dat gigantische gevolgen kan hebben voor de toekomst. Of u daar even de ernst van wilt inzien voordat u weer verder gaat met de waan van de dag.

Wat mij vooral opvalt is hoe koud het me laat. Hoe onverschillig ik ervan word. Ik ben vrolijk, optimistisch over de toekomst, ik beleg mijn geld, ik laat me hoog opleiden terwijl ik heel goed weet welke rampen er voorspeld zijn.

Joris Luyendijk schetst een probleem dat zo onvoorstelbaar groot is, dat hij het misschien wel net zo goed niet had kunnen schetsen.

Aan de ene kant is er weinig relevantere journalistiek dan die over de grootste calamiteiten die ons kunnen overkomen, aan de andere kant is het daarmee ook volstrekt irrelevant geworden. Het onheil dat wordt voorspeld in het bankenblog van Luyendijk heb ik voor waar aangenomen en gedeponeerd in het laatje ‘langetermijnzorgen’, naast de opwarming van de aarde en het verlies van onze privacy. Zo groot, zo onvoorstelbaar, dat het eigenlijk ook al zijn urgentie heeft verloren.

Het laatje doet vooral dienst als ik op zoek ben naar een goede afknapper. U kent het wel. Je laat je weer eens meeslepen in een van die inferieure dagelijkse discussies, wissewasjes over de politiek, de begroting, de economie, de waan van de dag. En dan smijt je gewoon willekeurig een van die onderwerpen uit dat laatje op tafel. „Ach, het ontslagrecht, de inkomstenbelasting, de onderwijsbegroting. Who cares? Over tien jaar is onze hele financiële wereld en politieke bestel toch verleden tijd. Heb je Luyendijk niet gelezen?”

Dat is dan einde discussie. Gegarandeerd.

Defensie weer gepakt (NRC 21 september 2013)

Dat was ook toevallig. Net toen afgelopen week nog een extra bezuiniging bij defensie werd aangekondigd, stond Al-Qaeda ineens op de deur van de NAVO te kloppen. Aan de Turks-Syrische grens waren gevechten uitgebroken tussen het Vrije Syrische leger en een internationale groep moslimextremisten. Wie nu bij het dorpje Azaz de grens oversteekt loopt regelrecht de wereld van de jihadi’s binnen. Dat is nieuw.

Ook al speelt de Arabische lente zich al jaren op de stoep van Europa af, de Europese landen lijken zich veiliger dan ooit te wanen. Op de website van het Stockholm International Peace Research Institute kun je de defensie-uitgaven erop nakijken. De Oost-Europese NAVO-landen zijn zo ongeveer hun leger aan het wegbezuinigen. Het defensiebudget (als percentage van het BBP) in landen als Roemenië en Bulgarije is gehalveerd in tien jaar tijd. Ook Spanje, Groot-Brittannië en Frankrijk snijden grondig in hun uitgaven.

In Nederland was defensie na de eerste bezuinigingsoperatie van 1 miljard euro, bij de nieuwste ronde alweer aan de beurt om nog eens 330 miljoen euro in te leveren. Inmiddels nemen de Verenigde Staten 75 procent van de verzamelde defensie-uitgaven van NAVO-landen voor hun rekening. In 2001 was dat nog maar 63 procent.

Er is geen makkelijker bezuinigingspost te bedenken dan defensie. Voor wie geen militairen kent, is elke bezuiniging tastbaarder, voelbaarder, concreter dan een bezuiniging op defensie. De thuiszorg, de kinderbijslag, de ambtenaren-salarissen, overal kunnen we een beeld bij schetsen. De gemiddelde Nederlander spendeert drie uur per dag voor de buis en wordt woest als er op kwaliteitstelevisie wordt gekort. Maar defensie is geen probleem. Ja, die aanschaf van de JSF, dáár kun je over klagen. Iemand heeft namelijk iemand horen zeggen dat het eigenlijk een heel slecht vliegtuig is, en iemand heeft iemand zien twitteren dat je beter een drone kunt aanschaffen. En waarom hebben we eigenlijk überhaupt een jachtvliegtuig nodig? Wapengekletter is zooo 1940. Nee, dan liever nog een seizoen ‘Wie is de Mol’ en ‘Boer zoekt Vrouw’.

Bezuinigen op defensie is als een metertje van de dijken afhalen. Dat lijkt op middellange termijn geen gevolgen te hebben want we zijn dan nog steeds beschermd tegen nogal zeldzame rivierstanden en springgetijden. Hetzelfde geldt voor de krijgsmacht: ondanks de bezuinigingen worden Schiphol en de havens nog beveiligd, de Patriots in Turkije bemand en de marine begeleidt de scheepvaart veilig om Puntland heen.

Toch kunnen we ons de consequenties van zo’n extreem zeldzame hoogwaterstand levendiger inbeelden dan de mogelijkheid dat Nederland in de komende eeuwen weer in een gewapend conflict terecht komt. Sterker nog, alleen het noemen van de mogelijkheid dat het ooit weer oorlog wordt, levert boze reacties op. De bereidheid om ons degelijk te verzekeren tegen dat soort calamiteiten, is lager dan ooit. Het maximale was al uit zorg, woningmarkt en sociale zekerheid gesleept en dat het onderwijs een centje inlevert, is al helemaal ondenkbaar. Dan maar defensie. Nogmaals, de vrede binnen onze landsgrenzen is toch voor eeuwig, dat weet iedereen.

Ondertussen stijgt het chagrijn in de Verenigde Staten tot grote hoogte. Gek genoeg vinden ze daar zaken als onderwijs en zorg namelijk ook van belang. De debatten over wel of niet ingrijpen in Syrië waaraan de Europese leiders, ook bij gebrek aan functioneel leger, nog steeds enthousiast aan meedoen, worden langzamerhand steeds grotere schertsvertoningen. Europa leunt maximaal op de Verenigde Staten, is intern diep verdeeld, was eerder nauwelijks bereid om troepen te leveren tijdens missies en heft nu zelfs grote delen van die troepen op.

Maar samenwerken zullen we. Dat is de boodschap in heel Europa. Ondertussen is dat vooral een goede reden geweest voor lidstaten om heel veel aan slagkracht op te heffen zonder dat het daadwerkelijk tot heel vruchtbare Europese samenwerkingen heeft geleid. Aan de Amerikanen vragen we nog een beetje geduld totdat we uitgedebatteerd zijn over hoe dat slagvaardige EU-leger eruit moet komen te zien en wat het in vredesnaam moet gaan uitvoeren in de wereld.

Ik vraag me af hoe lang we die positie nog geloofwaardig kunnen blijven innemen.