Nederland net boven Botswana”, las ik in een bericht in de Volkskrantdeze week. Een vrouwelijke econoom zou zijn gediscrimineerd bij een sollicitatieprocedure van de Universiteit van Amsterdam. Voor de gelegenheid werden ook maar weer eens wat ranglijsten uit de kast getrokken, om duidelijk te maken hoe slecht het er wel niet voor stond met het vrouwelijk hoogleraarschap in Nederland.
„Nederland net boven Botswana.” De vergelijking komt me nogal willekeurig voor. Het zou me verrassen als de helft van de lezers Botswana op een kaart kan aanwijzen, laat staan dat ze een idee hebben over hoe het daar met de positie van de vrouw gesteld is.
„Nederland net boven Botswana.” Is dat goed? Is dat slecht? Hoeveel hoogleraren zijn er eigenlijk in Botswana? En waarom zou je in een krantenartikel Nederland vergelijken met een klein Afrikaans land, met nog geen twee miljoen inwoners, waar niemand iets van weet?
Antwoord: omdat het een Afrikaans land is, natuurlijk. Vergelijkingen met Afrikaanse landen lenen zich er uitstekend voor om aan te tonen dat het slecht gaat. De schrijver van het stukje had ook kunnen typen ‘Nederland staat net boven België en Luxemburg en net onder Duitsland’, maar dat is geen goed idee als je de ranglijst wilt gebruiken om de schrijnende situatie in Nederland te benadrukken.
Gelukkig ligt Botswana op de ranglijst ook in de buurt. Prachtig! Botswana ligt in Afrika en in Afrika gaat het slecht. Ergens bestaat nog het beeld dat iedereen daar dorst heeft, of honger of hiv. Of het is oorlog. Of alles tegelijk.
Dan mag Botswana ‘het saaiste land van Afrika zijn’, met een redelijk functionerende rechtsstaat en democratie, waar de vrede al langer duurt dan in Nederland, het land blijft pikzwart Afrikaans, en daar is het leven dus per definitie een hel. Het maakt niet echt uit over welke ranglijst het gaat – elke gelijke positie met een Afrikaans land is een schande voor Nederland.
Trouwens, niet alleen Afrika leent zich hiervoor. Ook Zuid-Europese landen zijn een geschikte maatstaf om te demonstreren hoe ellendig de situatie in Nederland is. Kamerlid Liesbeth van Tongeren (GroenLinks) twittert bijvoorbeeld deze week over de EU-ranglijst duurzame energie. Nederland staat daar „samen met Malta en Cyprus. #fail”. Iedereen weet blijkbaar hoe verschrikkelijk het in Malta en Cyprus is gesteld met duurzame energie.
Het is bijzonder om te zien: bevolkingsgroepen generaliseren wordt als politiek incorrect beschouwd (Marokkanen, Antilianen, homo’s, Joden), maar het is volstrekt geaccepteerd om landen over één kam te scheren op basis van locatie. Sterker nog, dat is ons met de paplepel ingegoten. Als kind moesten we ons bord leegeten, „want in Afrika hebben ze niets te eten”.
In sommige kringen was het zelfs niet geaccepteerd om te melden dat je honger had. Je had geen honger, je had trek. Want: „kinderen in Afrika, die hebben honger”. Eindeloos zongen we mee met de Kinderen voor Kinderen-bandjes in de auto: Een kind onder de evenaar / wordt later vaak een bedelaar. Pas in 1993 kreeg iemand door hoe vreemd zo’n zin is en werd de tekst geschrapt.
Ook goedbedoeld waren de acties om kleding in te zamelen. Één keer in de zoveel tijd werden de kledingkasten uitgeruimd en alles wat te klein was, ging in een grote zak. „Voor Roemenië”, werd daarbij gezegd.
Roemenië was voor mij een land vol zielige, blote kindertjes. Niet een land om een wetenschappelijke samenwerking mee op te zetten, of mee te handelen, of om op vakantie te gaan. Er zijn heel wat reclamecampagnes van het Roemeense toeristenbureau nodig om de imagoschade van een zo’n kledingactie te repareren.
Ooit dacht ik dat dit soort bizarre generalisaties precies om die reden, om die beeldvorming, wel uit de mode zouden raken. Dat iemand zou inzien dat het niet echt bevorderlijk of juist is om een heel continent over één kam te scheren.
Ik had het fout. Het is niet uit de mode geraakt. Het blijft een schande dat er maar twee plaatsen op de ranglijst tussen Nederland en Botswana zitten. Dat horen er honderd te zijn.