Op de laatste warme zaterdag van het jaar zat ik op het terras van een modieuze koffiezaak naast een ontzettend modieus meisje. Ze had een grote hoornen bril op, lang haar met een pony, een vintage bloemetjesjurk met schoudervullingen, cowboylaarzen. En op haar blanke zachte onderarm, waarmee ze haar kopje zo nu en dan optilde, prijkte een soort blauwgroene fantasievogel. Een groot ding. Vers gezet, met rode randen en een flinke zwelling eronder. Terwijl zij rustig kletsend haar koffie opdronk bood haar huid maximaal verzet tegen de recente mishandeling met de naald en de lichaamsvreemde inkt. De vogel puilde haast uit haar arm, alsof haar lichaam hem wilden optillen en uitwerpen. Tevergeefs. Over twee weken zou het immuunstelsel zijn verzet staken, de inkt inkapselen en zich erbij neerleggen. Nu stond er een tekeningetje op haar. Een tekeningetje dat haar levenlang aanwezig zou zijn, tijdens het slapen, tijdens het eten, tijdens het vrijen, tijdens het sterven, altijd.
Op die laatste warme zaterdag van het jaar zag ik vanaf het terras op de blote benen en armen van het voorbijtrekkende winkelpubliek nog één keer de volle omvang van de epidemie: tatoeages. Een zelfverkozen brandmerk dat ooit alleen voorkwam in de onderkant van de maatschappij: de zeemannen, de Hell’s Angels, de criminelen, outcast, onderklasse. Tatoeages vielen in het rijtje roken, drinken, gokken. Hobby’s voor toekomstloze mensen. Het kon hen weinig schelen of ze spijt zouden krijgen, ze hadden weinig te verliezen.
Nu hoeven sociologen niet meer naar groezelige café´s in achterbuurten om de getatoeëerde medemens te onderzoeken. Ze kunnen de vragenlijsten gewoon onder hun studenten uitdelen. In de leeftijdsgroep tussen 18 en 29 jaar heeft 31% van de Nederlanders een tatoeage. Het merendeel daarvan is nog steeds laagopgeleid, maar het hoogopgeleide aandeel groeit aanzienlijk. Steeds meer mensen die wél een toekomst hebben laten zich verminken in de tattoo-shop.
Net als grote brillen en vintage bloemetjesjurken zijn tattoo’s mode. Op televisie wemelt het van de verminkte BN´ers: Arie Boomsma heeft de ooit gezonde huid van zijn rug en armen getransformeerd in een zee van veertjes, lijntjes en spreuken. De Voice of Holland winnaar Ben Saunders heeft zichzelf van top tot teen ondergekliederd, inclusief zijn hals, handen en alle tien zijn vingers, als een zelfverkozen huidziekte. De afbeelding van de kus in zijn nek is met name populair onder jongeren, zo melden tattoo-shops. De tatoeage is zo mainstream en high-end aan het worden dat vandaag Henk Schiffmacher (zelf ook zo’n lopend kladblok) een heus tattoo-museum opent, inclusief bibliotheek, tattoo-shop, restaurant en kinderafdeling. Een museum waarin de zelfverminkingen te bewonderen zijn ware het gewone kunst die je aan de muur kan hangen en er ook weer af kunt halen.
Maar het is een vreemd soort kunst, die tatoeages. Body art is een kunstvorm zoals zelfmoord een keuze is, het is een expressie die elke andere expressie onmogelijk maakt. Je hebt maar één canvas dat je kan gebruiken, je huid, een prachtig stuk lichaam, dat je warm houdt, of juist af kan koelen, dat zacht is en soepel zodat je erin kunt bewegen, zo ingenieus dat de beste ingenieur het niet kan namaken. En toch besluiten al die mensen massaal dat het een geschikte plaats is om namen van kinderen, tekeningetjes of tegelwijsheden in te kerven. Dat een blauwgroene fantasievogel niet alleen als mooi plaatje zou kunnen dienen op een tas of als broche, maar dat je die net zo goed in dat vernuftige stuk weefsel kan beitelen. Als graffiti op een Caravaggio. De ultieme minachting van het lichaam.
Toch blijft het aantrekkelijk voor steeds grotere groepen mensen. Die enorme hoeveelheid tatoeages in de samenleving zorgt voor allerlei nieuwe vragen. Op de arbeidsmarkt bijvoorbeeld. Mag een werkgever iemand weigeren omdat hij tatoeages heeft? Dat is een ingewikkeld debat. De tatoeages zijn dan wel een eigen keuze geweest, zoals kleding en dus een legitieme grond voor afwijzing. Maar ze zijn vanaf het moment dat die keuze gemaakt werd ook onlosmakelijk verbonden met het lichaam van de sollicitant, zoals flaporen of een huidskleur, hij kan er weinig meer aan doen, afwijzing zou discriminatie zijn. Vorige week stond Volkskrant Magazine boordevol mensen wiens tatoeages door de werkgever niet bepaald op prijs worden gesteld. Een voorbeeld is Marloes Tiemersma (22). Zij heeft in al haar wijsheid haar bijnaam “RevoLOESzjonaire” in koeienletters op haar bovenarm gekliederd (want ze ziet zichzelf namelijk als een revolutie). Toen het warm werd zei haar werkgever “trek jij je jasje maar weer aan”. Ook Elmer van Engelenburg (33) heeft het niet makkelijk. Maar wat wil je als je een zogenaamde “body suit” tatoeage hebt inclusief “sleeves”. Op de foto is te zien hoe hij zijn romp en armen voor misschien wel veertig procent heeft laten injecteren met allerhande tekeningetjes. Hij heeft geen normale huidskleur meer, zijn teint is groenig. Maar toch heeft hij zich er wel eens boos overgemaakt. “We leven in 2011” denkt hij als hij een vacature ziet waarin specifiek naar mensen zonder tatoeages wordt gezocht. Hij vond het buitengewoon onrechtvaardig dat hij in de computerzaak waar hij werkte niet aan de balie mocht staan maar achterin de reparaties moest doen. Het vooroordeel dat tatoeages asociaal zijn is archaïsch, zegt hij.
Hij is in de war. Het gaat niet om de associatie, het gaat om wat een tatoeage is. Een tatoeage zegt dat de eigenaar zijn carrière durft te riskeren voor zoiets futiels als lichaamskunst. Een tatoeage laat zien dat iemand onbedachtzaam en roekeloos met zijn lichaam omspringen. Een tatoeage is direct bewijs dat iemand tot zeer discutabele maar onomkeerbare besluiten in staat is. Ik begrijp wel dat een werkgever zo iemand weigert. Dat zijn geen vooroordelen, dat zijn oordelen.
Het blijft een bizarre beslissing om jezelf zo toe te takelen. Zelfs als je beslist iets op je rug te laten zetten, of op je borst, zul je je levenlang moeten schipperen met kleding die juist wel of juist niet de tatoeage bedekt. Ik zie tatoeages als het tragische gevolg van een verregaande vorm van individualisme die welig tiert onder precies die 18-29 generatie. Die generatie gelooft niet in God, ze gelooft in zichzelf. De life events, de successen, de verliezen, de liefdes, de moeilijke periodes en al die wijsheid die ze daarbij op hebben gedaan, het definieert ze, het is hun houvast. En als die identiteit zo heilig voor je is, dan is het ontzettend vervelend dat die huist in een lichaam dat, wanneer het uitgekleed en afgeschminkt is, er bijna net zo uit ziet als al die lichamen van al die andere mensen. Het menselijk lichaam heeft customization nodig om te kunnen dienen als een waardig onderkomen voor jouw unieke zelf.
De tatoeage is daar het ultieme middel voor. Stel dat je aan zo’n levensvisie uiting wilt geven, dan is kleding, make-up, haardracht, of god verhoedde, tijdelijke tatoeages, niet genoeg. Je lijfspreuk laat je niet met henna-verf op jezelf aanbrengen. Airbrush plaatjes zijn even mooi, maar niet welkom in het museum van Schiffmacher. Het gaat namelijk niet om de decoratie zelf, het gaat om de commitment met waar het voor staat, alsof je met dat deel van jezelf in het huwelijk treedt, trouw zweert aan jouw identiteit, “tot de dood ons scheidt”.
Elk geloof heeft zijn dogma’s, en het dogma van het geloven in jezelf is dat jouw zelf één of andere absolute onveranderlijke entiteit is. Dat dat levensmotto, je stijl, je overtuigingen iets zijn waar je altijd op kan rekenen, iets dat zijn waarde altijd zal behouden. In de tattoo-shop is exact die illusie te koop. Daar laten al die massa´s mensen hun identiteit voor de eeuwigheid vastleggen puur en alleen omdat ze niet in staat zijn de dynamiek van die identiteit in te zien, het veranderlijke eraan. Ze besluiten hoe ze er de rest van hun leven zullen uitzien, met een beetje pech al voor hun twintigste, omdat het ze ontbreekt aan het vermogen om zichzelf in de toekomst voor te stellen, en dat die oudere zelf het misschien niet eens is met een Tweety op het linkerschouderblad.
De denkfout is makkelijk gemaakt. Mijn eerste aanschaf op een kunstbeurs was een ets van een zwemmende vrouw waarvan ik dacht dat ik er voor altijd naar wilde kijken. En een aantal jaar keek ik er ook heel intensief naar want de ets hing in mijn studentenkamer van vijf bij vijf. Hij was er altijd, als ik at, als ik studeerde, als ik las, als ik sliep. En uiteindelijk bleek het onmogelijke toch mogelijk: ik werd de zwemmende vrouw zat en ik wilde de ets even niet meer zien.
Er is niet veel bekend over het percentage spijtoptanten. De golf mensen met spijt komt altijd ná de golf tatoeages. Verder haalt niet iedereen de tatoeage er ook weer af. Zo’n procedure is òfwel lang en zeer kostbaar, of je moet een derdegraads brandwond willen veroorzaken zodat met de verschroeide huid ook een stukje tatoeage van je afvalt. Toch lijken mensen die een tatoeage willen niet echt onder de indruk van dit soort verhalen. Velen zijn ervan overtuigd dat, mochten ze de tatoeage ooit niet meer mooi vinden, dat het altijd nog een fijne herinnering zal zijn aan een onbezonnen jeugd. Ik betwijfel dat. Ik denk dat het ernstiger is. Ik denk dat oude tatoeages die je niet meer wilt, voelen alsof je je levenlang moet wonen in je puberkamer met Kill Bill posters aan de muur en een lavalamp. Ik denk dat als het hippe meisje haar blauwgroene fantasievogel zat wordt, dat het dan geen fijne herinnering is, maar het voelt alsof ze die bloemetjesjurk met schoudervullingen elke dag weer aan moet.
Die golf spijtoptanten gaat er komen, dat is onvermijdelijk. Tatoeages raken ooit weer uit de mode, en de onaangetaste, schone, roze lichamen weer ín. Zo gaat het met elke hype. Zelfs de hang naar permanente decoratie is een tijdelijk fenomeen, net als individualisering, een fase die wel weer overgaat. Al draagt een hele generatie de littekens van die fase, zijn hele leven met zich mee.