Soms heb je even te lang en te geconcentreerd naar de verkiezingscampagnes gekeken en lijkt politiek ineens het allerbelangrijkste van Nederland. Dan hangen je geld, je huis, je opleiding, het leven, de dood, alsmede het klimaat, de derde wereld, en de wereldvrede allemaal af van het partijprogramma van de winnende fractie.
Politici zelf hebben hier nog veel meer last van. Neem Diederik Samsom. Die heeft het niet over het beleid dat hij van plan is uit te voeren, maar over „wat de PvdA met dit land wil doen”.
Zo’n uitspraak went, maar eigenlijk is het heel merkwaardig. Alsof Nederland een soort huiskamer is waar binnenhuisarchitect Samsom de muren komt schilderen, onze meubels bij het grof vuil zet en hier en daar een tussenwandje eruit bulldozert. Angstaanjagend.
En hij is niet de enige. Emile Roemer doet het ook. Die vraagt met regelmaat: „In wat voor land wil jij leven?” Alsof hij dat land eventjes bij elkaar gaat regeren. Alsof premier Roemer meer zal zijn dan de zoveelste rimpeling in de Haagse vijver.
Alexander Pechtold gaat misschien nog wel verder. Die ziet zichzelf echt als kapitein op het grote schip dat Nederland heet. Hij vraagt telkens weer: „Waar gaan we naartoe met Nederland?”
Dan denk ik: jij gaat helemaal nergens naartoe met Nederland. Ook al word je de grootste partij, dan nog verander je misschien een wet. Je int misschien iets meer belastinggeld, of iets minder. Je maakt iets financieel aantrekkelijker, of minder aantrekkelijk. Hoogstens herverdeel je de boel een beetje. Maar niets kun je doen aan wat Nederlanders denken, willen of hopen. En al helemaal niet aan waar we naartoe gaan met zijn allen. Je wordt de conciërge van de kathedraal. De boswachter van het Zwarte Woud. Je mag hooguit een boompje planten.
De belangrijkste taak van politici is om Nederland vooral niet te veel in de weg te lopen.