Over Piketty (11 oktober 2014)

Denkt u dat Nederland een mooi land is? Een redelijk egalitair land? Een sociaal land met kansen voor iedereen? Dan bent u zo langzamerhand in de minderheid aan het raken.

Je struikelt tegenwoordig over de denkers en schrijvers die het tegendeel beweren. Vooral het ongelijkheidsdenken is hip.

Rutger Bregman schrijft maandelijks lange stukken in De Correspondent over de verwoestende effect van ongelijkheid op legio sociale problemen, inclusief criminaliteit, tienerzwangerschappen en alcoholisme. Jesse Frederik betoogt telkens weer dat de ‘rijkaards’ hun centjes verstoppen voor de fiscus (en het CBS) in box 2 en dat het in werkelijkheid dramatisch gesteld is met de inkomensverdeling in Nederland.

En dan is er nu Capital in the Twenty-first Century, waarin de Franse econoom Thomas Piketty betoogt dat al die ongelijkheid een onvermijdelijk gevolg is van het kapitalisme. Europa dreigt in rap tempo terug te vallen naar de negentiende eeuwse situatie waarin de rijkste burgers kunnen teren op geërfd vermogen, terwijl de noeste arbeid van de rest van het land nooit echte rijkdom zal brengen.

Echt, Marie-Antoinette is terug van weg geweest.

En alsof het afgesproken werk was, publiceerde het CBS begin deze maand ook nog eens cijfers die lieten zien dat 1 procent van de Nederlanders 23 procent van het vermogen bezit. De situatie is zo ernstig dat er draconische maatregelen nodig zijn om de boel weer recht te trekken. Een belasting op vermogen zou een oplossing voor al onze problemen zou zijn. Gewoon met de botte bijl alles een kopje kleiner maken.

Piketty zou zo’n belasting het liefst wereldwijd invoeren zodat niemand zich kan verstoppen. De Tweede Kamer heeft hem inmiddels uitgenodigd om zijn plannen toe te lichten.

Nu ben ik wel een beetje een vreemde eend in de bijt, maar eigenlijk interesseert me ongelijkheid niet zoveel. Het maakt me niet uit welke auto er voor de deur in Laren geparkeerd staat. Mij gaat het om die anderen.

Heeft de gemiddelde Nederlander een beetje een aangenaam leven? Krijgt hij een goede dokter, zitten zijn kinderen op een goede school, kan hij veilig over straat? Op al die vragen klinkt een volmondig ja. Ook in een land waar 1 procent al het vermogen bezit, blijven de levensstandaarden hoog. Verder verdient Jan Modaal best aardig. De inkomens van onze middenklasse horen bij de top van de wereld.

Sterker nog, als je ziet dat Nederland qua inkomen redelijk egalitair is, hoe kan het dan dat het vermogen zo ontzettend scheef verdeeld is? Laten we ons voor de verandering eens niet concentreren op de rijkste 1 procent, maar op de Nederlander die met zijn vermogen 10 procent onder het gemiddelde zit. Volgens het CBS heeft hij niet eens 17.000 euro bij elkaar verzameld. Niet eens één modaal jaarsalaris.

Je kunt natuurlijk je hoofd blijven breken waarom de rijken zo rijk zijn, maar een prangender vraag is: waarom heeft de rest van Nederland het nagelaten om vermogen op te bouwen?

Een deel van het antwoord is te vinden in puur ongeluk. Vermogensopbouw is een riskante hobby. Er was Icesave, er was DSB, er waren woekerpolissen. Maar een ander antwoord? Dat is het totale gebrek aan urgentie om vermogen op te bouwen. Die man met 17.000 euro, die crepeert niet, hij woont in een huis van 200.000 euro, volledig gefinancierd door de bank. Zijn hypotheek heeft hij nooit afgelost, want de rente was aftrekbaar.

En waar had je eigenlijk extra vermogen voor nodig? De maatschappij beschermt je tegen grote rampen, ziekte, werkeloosheid en arbeidsongeschiktheid. Ziektekosten en aansprakelijkheid waren verzekerd. En de kinderen konden spotgoedkoop lenen voor hun studie.

De gemiddelde Nederlander liet zijn spaarcentjes veilig sudderen op een rekening. Om vermogen op te bouwen, had hij risico moeten nemen met beleggingen of investeringen. En hij had spaarzaam, gedisciplineerd en geduldig, jaar in jaar uit minder moeten uitgeven dan hij verdiende. Dat was het gewoonweg niet waard.

Die vermogensongelijkheid is voor een belangrijk deel het gevolg van een onbezorgd leventje in een aangeharkt land.

Het resultaat? Deze man is vergeleken met de 1 procent rijksten straatarm met zijn 17.000 euro maar woont in een leuk rijtjeshuis met diepe tuin, een thuisbioscoop en een Senseo. Het leven in Nederland kan prachtig zijn zonder vermogen. Ongeacht welke auto er voor de deur van de Larense villa staat. Ongeacht welke intellectuelen er moord en brand schreeuwen over die ondraaglijke ongelijkheid.

Ja, Europa doet ertoe (19 april 2014)

Flits – weg was de Krim. In Rusland zijn ze het in ieder geval nog niet verleerd, een ordinair spelletje landjepik. De Krim was al niet eens meer onderdeel van de besprekingen in Genève. De annexatie werd als voldongen feit geaccepteerd.

Of er een nieuwe Koude Oorlog dreigt, weet niemand. Maar het is ouderwets ongezellig tussen het Westen en Rusland. Eén aspect van het machtsspel is aanzienlijk veranderd in de afgelopen vijfentwintig jaar: Rusland heeft geen verstrooid landschap van Europese ministaatjes meer voor de deur liggen. Ditmaal stelt Europa zich gezamenlijk op, als één Unie. En ja, natuurlijk kunt u nog eens hameren op de verdeeldheid in die Unie, hoe moeizaam het allemaal gaat, op de tegenstrijdige belangen van lidstaten, maar u kunt niet ontkennen dat de Hoge Vertegenwoordiger Catherine Ashton hier, in één van de belangrijkste internationale conflictsituatie sinds het verdrag van Maastricht, namens één Europa spreekt aan de onderhandelingstafel.

En het gaat verder dan alleen een gezamenlijke handtekening onder een akkoord. De belangrijkste reactie uit het Westen tot nu toe was economisch van aard. En de meest invloedrijke economische sancties komen van de EU, die de gezamenlijke markt nu echt effectief kan inzetten als wapen tegen Rusland. Dat is zonder historisch precedent. En het is niet de enige manier waarop Europa de markt als wapen inzet. Eind maart tekende de EU ook een akkoord voor verregaande samenwerking met de Oekraïne. Dat zijn uitermate ferme tikken die we uitdelen aan Rusland, en terecht.

De belangrijke les die we hier leren: Europa doet ertoe. Eerder vormden we alleen militair een blok, samen met de VS in de NAVO. Nu kunnen we ook met onze gezamenlijke markt Rusland echt pijn doen, zelfs zonder de Verenigde Staten. Dat is nieuw. En ik weet niet of het besef wel helemaal doordringt in alle lidstaten. Decennialang waren 27 lidstaten, met misschien drie uitzonderingen, kleine speelballen, met minimale invloed. Die tijd is voorbij. In de Oekraïnecrisis treedt Europa meer dan ooit op als één groot machtsblok.

De vraag is of we, bijvoorbeeld in Nederland, wel bereid zijn om ons ernaar te gedragen, om de verantwoordelijkheden te nemen die bij die grote rol komen kijken. Je kunt je bijvoorbeeld afvragen of we niet meer hadden moeten doen om te voorkomen dat Greenpeace het Russische boorplatform bestormde vorig jaar. Je kunt je afvragen of we voorzichtiger hadden moeten omspringen met de familiekwesties van de diplomaat Borodin, en het niet dom was om hem te arresteren. En misschien hadden we ook wel minder aandacht moeten besteden aan het relatief kleine voorval omtrent de punkband Pussy Riot. Niet omdat Pussy Riot onze steun niet verdiende, niet omdat Greenpeace niet mag demonstreren, of omdat de dronken mishandelingen van Borodin geen reden zouden zijn tot ingrijpen, maar omdat het allemaal incidenten zijn. Incidenten die leiden tot diplomatieke spanningen, tot bonje, tot ambassadeurs die op het matje worden geroepen. Het is spelen met vuur. Dat kon misschien tot een binnenbrandje leiden toen Nederland nog voornamelijk unilateraal opereerde.

Nu kan het een grote bosbrand veroorzaken. Nu kunnen die incidenten aanleiding zijn in een veel groter conflict tussen twee grote machtsblokken, met potentieel effect op 620 miljoen mensen in Rusland en de EU. Ik wil niet zeggen dat we niet meer de mensenrechten moeten bevorderen. Maar misschien moeten we het grommen naar elkaar beperken en onze tanden pas laten zien als Rusland echt een grens over gaat. Letterlijk.

Een andere consequentie van die nieuwe machtspositie van een verenigd Europa is dat we eigenlijk niet meer zonder functioneel leger kunnen. Als Groot-Europadenker kun je je het niet veroorloven om pacifistisch te zijn, gewoonweg omdat de andere machtsblokken wél bereid zijn om hun legermacht in te zetten. Deze Oekraïnecrisis is de zoveelste keer dat we in de afgelopen jaren een beroep doen op de NAVO. En nu zijn het zelfs de Oost-Europese bondgenoten die om meer troepen vragen. Let wel: diezelfde landen die in de afgelopen jaren, net als wijzelf, in rap tempo hun eigen leger zo ongeveer hebben wegbezuinigd. Het is van een onvoorstelbaar amateurisme om als Europa wel bereid te zijn je economische macht vijandelijk in te zetten, en als die onvrede daadwerkelijk tot een gewapend conflict leidt, opnieuw Amerika te moeten smeken om militaire steun.

Dat kan je niet maken. Een machtsblok moet zich realiseren wat het betekent om met vuur te spelen. En bereid zijn om de consequenties te dragen.

Eindelijk beetje blij (5 april 2014)

Het CBS zegt al vijf jaar dat Nederlanders er in koopkracht op achteruit gaan. Ik moet u zeggen: eigenlijk vind ik dat vreemd. Natuurlijk, we hebben afgesproken dat koopkracht de verhouding tussen algemeen inkomen en prijspeil moet weergeven.

Maar wat zegt het over échte koopkracht? Ik bedoel: ik gebruik een e-mailbox waar ik al mijn privé- en werkcommunicatie mee verstuur, geheel zonder spam, en het is gratis. Ik heb de grootste encyclopedie die ooit gebouwd is in mijn telefoon zitten, waar ik alles mee kan vinden in alle talen, van indoleamine 2,3,dioxygenase tot Paul Verlaine, en het is gratis.

Tegelijkertijd kan ik debatteren met de meest originele geesten, real life gedachten lezen van politici, columnisten, en denkers en tegelijkertijd het nieuws, het weer, de sport en de aandelen volgen op Twitter, en dat is ook gratis. Ik whatsapp en facebook en skype met vrienden en familie over de hele wereld, en het is gratis. Ik heb toegang tot de beste en meest gedetailleerde kaarten ooit gemaakt, en het is gratis. Ik doorzoek de genomen van tienduizenden soorten op internet, gratis. Ik volg colleges van Princeton en Stanford op Coursera, allemaal volledig gratis.

En deze week heeft het Europees Parlement zelfs ingestemd met het wettelijk verankeren van netneutraliteit en werden roamingkosten afgeschaft. Ofwel: internet blijft goedkoop en wordt zelfs nog een stapje goedkoper.

Vraag: wat gebeurt er eigenlijk met de koopkracht als er zoveel kwalitatief hoogstaande diensten volledig gratis te verkrijgen zijn?

Ik bedoel: mijn koopkracht mag dan dalen maar tegelijkertijd voel ik me zo rijk dat ik van gekkigheid niet weet met welk gratis speelgoed ik eerst moet gaan spelen. Terwijl ik dit typ, kan ik de ergernis bij sommige lezers al voelen. U denkt natuurlijk dat ik naïef ben en onwetend. Van gmail kan ik niet leven. En verder is het niet gratis. „If you’re not paying for it, you’re the product”. En dat klinkt ook heel slim en waar. Eigenlijk is het bijzonder hoe cynisch er wordt gedaan over al onze extra koopkracht. Dat telkens weer de nadruk wordt gelegd op alles wat er misgaat met privacy en gegevenslekken. Maar ik vind het moeilijk om er cynisch over te doen. Tot nu toe, ondervind ik geen enkel probleem. Ik bekijk met liefde en aandacht een aantal gepersonaliseerde advertenties in het winkelcentrum zonder kassa.

Verder is het een groot genoegen om het product te zijn van Facebook, Twitter en Google. (Ik heb trouwens wel wat geld gedoneerd aan Wikipedia. Dat vind ik een voorbeeld van een uitstekend doel en ze willen graag reclamevrij blijven. Mij best.)

Het zou aan mij kunnen liggen, maar ik ben telkens weer verbijsterd over de enorme ladingen aan negativisme en wantrouwen en doemdenken die er in dit land zijn te vinden. Neem Diederik Samsom bijvoorbeeld. Eindelijk, na veel omwegen en onderhandelingen, ging deze week de strafbaarstelling van illegaliteit van tafel. Eerder had hij die strafbaarstelling onder een regen van kritiek geaccepteerd, in ruil voor een kinderpardon. En nu komt er ook geen strafbaarstelling. En? Werd er gejubeld? Was er een feeststemming bij diegenen die zo tegen de wet gekant waren? Welnee. „Hoe diep kan Diederik Samsom nog buigen?”, stond er in een column. En „Een nederlaag, een vernedering, een blunder” in een andere. Niks tevredenheid. Alle ballen op Samsom!

Laatste voorbeeld: de CBS-cijfers over het begrotingstekort. Een belangrijke beoordeling van Ruttes nogal omstreden beleid van bezuinigen en lasten verzwaren om het begrotingstekort op peil te houden. Wat blijkt? In augustus voorspelde het CPB een tekort over 2014 van 3,9%. In december was het gekrompen tot 3,3%. Vorige maand was het 2,9%. Nu zegt het CBS dat het eigenlijk om 2,5% gaat. Mag ik heel, heel voorzichtig suggereren dat Rutte misschien wel een pietsie succes heeft geboekt? Dat we het CPB ergens toch wel een beetje verslagen hebben?

Maar laten we er vooral niet te lang bij stilstaan. Er zijn al weer nieuwe pensioenplannen uitgelekt waar we negatief over kunnen doen. En vergeet ook vooral de koopkracht niet. Die is er nog steeds bitter slecht aan toe.

De Botton verrijkt (29 maart 2014)

Ik ben voorstander van zoveel mogelijk toegepaste wetenschap. Ik denk dat toepassingen broodnodige urgentie geven aan wetenschap, het verbindt consequenties aan kennis, en in de meeste gevallen zorgt het ervoor dat de hele exercitie versnelt en verscherpt. Verder sluiten toegepaste wetenschap en fundamentele wetenschap elkaar niet uit. Integendeel. Je kunt onderzoek doen naar hoe bacteriën onderling DNA uitwisselen, maar dan moet je wel heel erg je best doen om de toepassing in antibiotica-resistentie te ontwijken. En: als je antibiotica-resistentie van bacteriën onderzoekt, moet je heel erg je best doen om niet tot grotere inzichten te komen over evolutie. Ik ken maar weinig wetenschappers die krampachtig de toepassingen van hun bevindingen proberen te vermijden.

Het is eerder andersom: de meeste wetenschappers die ik ken zijn juist geïnteresseerd in de betekenis van hun ontdekkingen voor de mensheid. In sommige gevallen nemen ze zelfs het initiatief om een onderneming te starten, om zoveel mogelijk mensen te laten profiteren.

Toegepaste filosofie ligt een stuk ingewikkelder dan toegepaste natuurkunde, of microbiologie. In zekere zin kan je zeggen dat elke persoonlijke uiting van een bepaald wereldbeeld toegepaste filosofie is: van de inrichting van je leven tot je studiekeuze tot je stemgedrag.

Maar als je het over het toepassen van ‘echte’ klassieke filosofie hebt, iemand die eerder zijn geld verdiende met filosoferen of zich filosoof noemde, en rond zijn filosofie een onderneming begon om een verandering in mensenlevens teweeg te brengen met méér dan alleen een boek, dan zijn er daar misschien maar een handvol van. Sterker nog, ik ken er maar twee. De één is Rob Wijnberg. Hij bouwde zijn filosofie van ‘De nieuwsfabriek’ uit tot De Correspondent. De ander is Alain de Botton. Die bouwde een aanzienlijk bedrijf rond zijn theorieën over religie, werk, reizen en kunst, inclusief merchandise, een online krant en een school. Eén van de toepassingen is volgende maand te zien in het Rijksmuseum. Vanuit de diepe overtuiging dat kunst dienend, therapeutisch, behulpzaam en troostend is voor de menselijke ziel, heeft hij bijschriften gemaakt voor 150 schilderijen in het Rijksmuseum, die uitleggen hoe het desbetreffende kunstwerk kan helpen met de onzekerheden, de Weltschmerz of richtingloosheid van de aanschouwer. Op artastherapy.com kun je een voorproefje zien.

De toegepaste filosofie van de Botton maakt nogal wat los. Nog voordat de tentoonstelling goed en wel is geopend, verklaart columnist Arjen van Veelen in deze krant dat hij bij het kijken naar kunst geen behoefte heeft aan een „filosoof” die in zijn oor tettert. Op Spectator verscheen zelfs een blog met de titel: ‘Why Alain de Botton is a moron’. Terwijl zijn boeken en colleges onder het grote publiek gretig aftrek vinden, is het in intellectuele kring salonfähig om Alain de Botton te haten. En vooral de commerciële kant van zijn succes wordt hem niet in dank afgenomen. De schrijver van het artikel in Spectator stelt voor om hem geen filosoof meer te noemen. Hij is nu immers „businessman”. En dat gaat blijkbaar niet samen.

Nu moet ik eerlijk bekennen dat ik de ‘zelfhulp’-bijschriftjes hier en daar ook wat betweterig vind. Maar god, wat heb ik genoten van zijn boeken, van zijn verfrissende benadering van het onderwerp religie in het boek Religie voor atheïsten. Aan hem dank ik de pretentieloze en prettige kennismaking met het anders ontoegankelijke werk van Proust. Dankzij hem kreeg een schilderij als Het Joodse Bruidje een extra dimensie, één over liefde en beheersing. Het is een verademing, zo’n filosoof die zo servicegericht is. Hij schuwt zelfs de 140-tekens filosofie niet. Hij is een aanwinst in mijn boekenkast en in mijn Twitter-tijdlijn.

Toch begrijp ik dat dat gepopulariseer voor velen niet makkelijk is. De toepasbaarheid van je vakgebied maakt het ook een stuk banaler. Zeker als blijkt dat zo’n verheven, ietwat hermetisch specialisme van de filosofie heel nuttig blijkt te zijn in de kneusjeshoek van zelfhulpboeken. Daarbij komt dat Alain de Botton dubbel pragmaticus is: hij past zijn filosofie toe en die filosofie gaat over het toepassen van filosofie. Dat gaat voor veel mensen te ver.

Voor mij niet. In mijn ogen blinkt Alain de Botton uit in zowel de toegepaste als de fundamentele filosofie. Dat is een verrijking voor zowel het vakgebied als voor het publiek.

VVD is veel te laconiek (22 maart 2014)

Een historische week: Nederland stond afgelopen dagen massaal op tegen Wilders. Hij was te ver gegaan. Veel te ver. De semantiek. Het scanderen. De volksmennerij. Dit keer gingen alle alarmbellen tegelijk af. Voor de camera konden velen het niet goed onder woorden brengen, maar alleen met referenties aan lijfelijkheden uitleggen: smaak in de mond, kippenvel, nekharen.

En ik moet u eerlijk bekennen: voor mij was het ook de eerste keer dat ik het herkende als echt, onmiskenbaar fout. Dit was een man met hele gevaarlijke ideeën. Je kon niet anders dan deze man met nazi’s vergelijken. Volgens mij hoeft niemand die vergelijking meer te negeren, of zich ervoor te verontschuldigen, nu die zich zo prominent aandient. Het is het enige, het recentste en beste vergelijkingsmateriaal dat we voor handen hebben in dit land. En als de vergelijking een discussie erover onmogelijk maakt, interesseert me dat ook weinig. Ik denk sowieso dat de vertoning van afgelopen woensdag weinig discussie behoeft.

Ik vond de reacties overweldigend. Er waren zoveel mensen die van zich lieten horen, die geschokt waren. Tientallen Facebook-vrienden die zich normaal nooit met politiek inlieten, basisschoolvriendinnen, collega’s, de kapster, spraken zich nu wél uit. Dit was groot. Nederland was woest. De woede deed vermoeden dat er in dit land misschien genoeg klootzakken zijn om dit soort haatzaaiende speeches te houden, maar dat er niet genoeg irritatie, niet genoeg wantrouwen, niet genoeg armoede en haat is om het ‘minder Marokkanen’-beleid tot uitvoering te brengen. Zoals er ooit wel genoeg haat was om het “minder Joden”-beleid tot uitvoering te brengen. Dat vond ik geruststellend.

Er was zoals gewoonlijk ook kritiek op de volksopstand. Veel mensen zijn beroepshalve individualistisch, schrijvers, bloggers, en zij weten zich doorgaans geen raad als Nederland massaal ergens achter gaat staan. De arme Van Rossem van website GeenStijl worstelde met zijn standaard ironische houding – maar het lukte hem uiteindelijk niet die los te laten. Internetjournalist Fransisco van Jole klaagde dat iedereen te laat was met zijn veroordeling.

En Denker des Vaderlands René Gude vroeg zich af of we dit soort ophef in het vervolg niet konden reduceren tot binnenbrandjes, desnoods door met alle Nederlandse hoofdredacteuren af te spreken het voortaan dood te zwijgen.

Sssssjt, mensen. Sssssssjt, doorlopen, zand erover, Wilders niet in de kaart spelen, net doen alsof hij niets heeft gezegd.

Gelukkig was daar ook Sybrand Buma, onverwacht rots in de branding van het doodzwijgen. Zou Wilders door een vernieuwd cordon sanitaire niet alleen maar groter worden, vroeg journalist Twan Huys hem bij Nieuwsuur. Buma antwoordde: „Er is een moment dat de hoeveelheid stemmen er niet meer zoveel toe doet”.

Ik ben het volledig met hem eens. Er breekt een moment aan dat je woede moet tonen. Dat je het moet aanwijzen en benoemen. Ongeacht de effecten.

Diep teleurgesteld was ik dan ook over het grote verschil tussen de woede onder mijn vrienden en de uitermate laconieke reacties van enkele Haagse VVD-ers. Let wel, ik ben VVD-stemmer en slapend VVD-lid. Ik vereenzelvig me met die partij. Maar nu vroeg ik me af: wat is er mis met die mensen?

Fred Teeven? Hij is de enige Nederlander die Wilders wél het woordje „criminele” voor het woord Marokkanen heeft horen zeggen.

Halbe Zijlstra? Hij ergert zich vooral aan de gijzeling van het publieke debat door die „lap rood vlees” die Wilders in de menigte had getrapt.

Mark Rutte? Hij kon pas na twee dagen en vermoedelijk wat internationale druk bij de nucleaire top schoorvoetend toegeven niet zo graag met Wilders samen te werken.

Minister Edith Schippers (Volksgezondheid) voegde daar nog wat nuancering aan toe: liever sluit de partij de PVV natuurlijk helemaal niet uit. Net als ze de SP niet uitsluiten (???). Maar ze zou het door Wilders voorgestelde beleid niet willen uitvoeren (godzijdank). En bij de weg die de PVV nu inslaat (voorstellen tot etnische zuivering) „voelt ze zich niet echt thuis”.

Met open mond keek ik ernaar. De mensen die nota bene van hun idealen hun werk hebben gemaakt, die waren het minst aangedaan. Die susten. Die bagatelliseerden. En die sloten liever niemand uit.

Is het opportunisme? Of kan het ze gewoon niet zoveel schelen? Ik vrees het laatste.