Aanstellerij, dat geproef (25 oktober 2014, NRC)

Een heerlijk Nederlands filmpje gaat rond op het Internet. Op een delicatessenbeurs vol voedselexperts presenteren de heren van Lifehunterstv een zogenaamde exquise organische hamburger. De hamburger is in werkelijkheid gewoon een BigMac van de McDonalds, alleen dan in kleine stukjes gesneden, op een zilveren schaaltje, met een prikkertje erin. De reacties? Heerlijk. Smeuïg. Knapperig. Vol smaak. Vergelijkbaar met McDonalds? Welnee. Veel beter. Biologisch, dat proef je.

Ik weet niet wanneer dat is gebeurd, die razendsnelle evolutie van de smaakpapillen, maar het is opmerkelijk wat mensen beweren te kunnen proeven. Of het vers is. Of het puur is. Of het biologisch is. De gemiddelde Nederlander begeeft zich tegenwoordige op duurdoenerige proeverijen, slurpt exquise theesoorten, houdt met ernstig gezicht een glas cognac tegen het licht en overlegt in een restaurant met de ober over de druif, het land, het jaar, en of het allemaal wel past bij het geserveerde diner.

Het meeste daarvan is theater, aanstellerij. Frederic Brochet van de Universiteit van Bordeaux voerde de BigMac-truc tien jaar eerder al uit, alleen dan met wijn. Hij liet zien hoe proefpersonen de smaak van wijn geschonken uit een deftige Grand cru-fles als diep, rond en gebalanceerd beoordelen, terwijl precies diezelfde wijn uit een goedkoop uitziende fles ineens licht, vlak, en zwak smaakt. Of erger: hoe een glas witte wijn met een fris boeket van limoen en lychee ineens duidelijke tinten van rood fruit, pruim, chocolade en tannines krijgt zodra je er een rood kleurstofje doorheen mengt. In dat laatste experiment wist zelfs niet één van de 54 studenten aan een heuse Oenologie-faculteit de witte wijn te ontmaskeren.

Het is een ongezellige waarheid in deze tijd van culinaire hysterie, maar van al onze zintuigen is onze smaak één van de minder ontwikkelde. Als je de wereld ervaart met de tong (en de neus) heeft die maar heel weinig pixels. We fantaseren er dus maar wat om heen. We laten onze smaakpapillen om de haverklap overrulen door wat we zien, wat we verwachten, wat we denken, wat we wenselijk achten. Daarom heeft het ook zin om in reclames heel hard “En dat proef je!” te roepen. Zodra je dat roept, wordt het vanzelf waar.

Die BigMac op dat zilveren schaaltje maakt een zware tijd door. McDonalds serveert best lekkere burgers en frietjes, maar de smaakpapillen van de mens zijn ondergeschikt aan hun ogen, en die grote gele M? Die vinden mensen niet meer zo lekker. Het gaat slecht met McDonalds. De winst daalt nu vier maanden op rij, afgelopen maand met 30%. Dat ligt aan allerlei omstandigheden: een fraudegeval bij één van de Chinese leveranciers, pesterijtjes van Poetin in Rusland. Maar er zijn ook structurele problemen. Imagoproblemen. McDonalds staat zo langzamerhand voor alles wat mensen verderfelijk vinden aan de Westerse leefwijze: massaproductie, goedkoop vlees, grote sloten frisdrank in weggooibekers, inwisselbare restaurants, inwisselbaar personeel, supersize menu’s, supersize klanten. Maar waar McDonalds helemaal de strijd aan het verliezen is, is online.

Neem bijvoorbeeld het verhaal dat McDonalds producten niet zouden rotten of beschimmelen. Telkens weer zie ik filmpjes of blogs of foto’s langskomen van een HappyMeal die forever young blijkt te zijn, een hamburger van tien jaar oud, zonder een greintje schimmel. Als zelfs bacteriën en schimmels een McDonalds hamburger niet lusten, vraagt men zich dan af in de commentaren, waarom zou ik het dan wel in mijn mond stoppen?

Zo gaat dat online. Een opzienbarend verhaal wordt kritiekloos geliket en gedeeld. Niemand vraagt om een degelijk controle-experiment. Wat er bijvoorbeeld zou groeien op een exquise organische hamburger? (En dan blijkt er in de krochten van het Internet zich toch iemand te verschuilen met hersens, die het uitzoekt. Wat blijkt? Stop zo’n hamburger in een plastic zakje, dan voorkom je uitdroging en schimmelt hij na een paar dagen.)

McDonalds is inmiddels bezig aan een wanhopige poging om de grootste mythes te ontmaskeren met filmpjes in de hamburger-fabriek. Ik vermoed dat het tevergeefs is. We klikken liever op een link met een indianenverhaal over oogballen en nagels in het vlees, dan op de werkelijkheid met saaie roestvrijstalen machines. Dat plastic smaakje aan de BigMac krijg je er niet makkelijk meer vanaf, misschien alleen door hem met een prikkertje te serveren.

Ik ben niet rouwig om de verliezen van McDonalds. Het lijkt me een uitstekend idee als er iets minder frisdrank wordt gedronken en friet wordt gegeten in dit land. Waar we ons zorgen over moeten maken zijn de waanideeën van de consument, die zijn proefcapaciteiten overschat, en zijn subjectiviteit onderschat. Het maakt voor de volksgezondheid niets uit als de mensen het menu van McDonalds inwisselen voor dezelfde combinatie van suiker, zout en vet in een ultrapure, supereerlijke, hormoonvrije hamburger op een zilveren schaaltje.

Het leven is oneerlijk (12 oktober 2014, NRC)

Donderdag was “Salvamos Excalibur” trending op Twitter. Spaans voor “Red Excalibur”. Excalibur is niet een dorpje in Syrië. Excalibur is geen journalist in de wachtrij voor onthoofding. Excalibur is zelfs geen Liberiaans Ebola-besmet jongetje dat sterft in een troosteloze kliniek zonder laatste kus of omhelzing. Excalibur is het hondje van een Ebola-besmette Spaanse verpleegkundige die wordt geëuthanaseerd omdat hij mogelijk het virus bij zich draagt. Veertig dierenactivisten demonstreerden samen voor het huis van de vrouw tegen deze beslissing. Op Facebook sprak men over een atrocity, men citeerde Ghandi, een online petitie kreeg 300.000 handtekeningen.

Zo werkt de wereld. Er kunnen duizenden mensen in West Afrikanen een gruwelijke dood sterven, met minimale verontwaardiging, ophef of ook maar een gezellige landelijke actie met BN’ers tot gevolg. Maar zodra een Europees hondje slachtoffer wordt, is Twitter ineens wakker, ook al is de dood van het dier aanzienlijk humaner dan die van de slachtoffers in Liberia en Sierra Leone.

Het leven is niet eerlijk.

Wist u dat Amerika nu in Irak voor de zoveelste keer met zijn eigen wapens wordt bestreden? U heeft daar vast weleens eerder iemand met zo’n “oh ironie” stemmetje, achterover leunend in zijn stoel, vol hoon over horen oreren. Hoe de VS Osama bin Laden geld en wapens gaf om tegen het Sovjetleger te strijden. Hoe de VS Sadam Hoessein geld en wapens gaf in de oorlog tegen postrevolutionair Iran. En weer neemt de VS het op tegen zijn eigen Humvee’s, tanks en ander wapentuig. Ooit gedoneerd als poging om een solide en professioneel Iraaks leger op touw te zetten. Nu in handen van IS. Oh ironie.

Sinds dinsdag doen Nederlandse F16’s mee in de Westers/Arabische coalitie tegen IS. Op dat kabinetsbesluit is het ook weer bijzonder makkelijk schieten. Het is roekeloos, ondoordacht, contraproductief, zo klinkt het van alle kanten. Alsof je met een paar F16’s een terroristische beweging klein krijgt. En wat is eigenlijk de rechtvaardiging van dit wapengekletter? Waarom IS? Waarom niet Noord-Korea, of de Centraal Afrikaanse Republiek, of Congo? Carolien Roelants maakt zich in haar column in NRC boos over het feit dat we Assad niet bombarderen, die zeker tien keer zoveel mensen heeft vermoord. “Een belangrijk verschil met de kalief is dat Assad (vermeende) tegenstanders niet op video doodmaakt maar achter de muren van zijn gevangenissen.”

Ik ben het niet met haar eens. Het belangrijkste verschil tussen Assad en IS is dat Assad geen Amerikanen de kop afhakt. Assad heeft het niet over een wereldwijde Jihad. Assad zweert niet dat hij elke ongelovige op aarde zal afslachten. Assad heeft niet de ambitie om Rome en Spanje te veroveren. Assad is een veel kleinere bedreiging voor het Westen.

Zoals ik al zei: het leven is oneerlijk. IS mag jarenlang ongestoord aanslagen plegen in Irak en duizenden van onze Arabische medemensen vermoorden, maar pas als ze een blanke onthoofden komen wij in actie. Telkens weer, lijken de mensen te vergeten dat er in de wereld van gewapende conflicten geen rechtvaardigheid te bekennen is. En dat ook niemand daar naar streeft. Dat de Westerse en Arabische jachtvliegtuigen niet als universele rechter optreden, niet alle stoute mensen wereldwijd een bom op de kop gooien, maar voor eigen belang bombarderen, met zoveel mogelijk strategisch resultaat, met zo min mogelijk onnodige slachtoffers en negatieve publiciteit, zonder al teveel ruzie te krijgen met landen wiens steun nodig is, en liefst ook zonder dat er over tien jaar een kabinet over hoeft te struikelen. Dat is de strategie. Dat is wat we hier nu zien.

We denken aan onszelf, we zijn opportunistisch. Pragmatisch. Het is lelijk, maar het is niet anders. Het leek destijds een aardig idee om Osama bin Laden en Saddam Hoessein te bewapenen omdat ze streden tegen de grootste vijanden van het westen. Net als we nu luchtsteun geven aan de Koerden. Niet omdat we ze zo lief vinden, maar gewoon omdat we een gezamenlijke vijand hebben en zij de enige enigszins betrouwbare en georganiseerde “boots on the ground” zijn. Als de Koerden straks verder gaan met hun onafhankelijkheidsstrijd, dan trekt het Westen net zo snel zijn handen er weer van af. Turkije moet nu eenmaal te vriend worden gehouden.

Misschien wist u het allemaal al, maar het leek me belangrijk om nog eens te benadrukken: Het is allemaal puur opportunisme. Er is geen rechtvaardigheid. Wij geven om ons. Om wat dichtbij is. Om wat we kennen. Om borstkanker, om ALS, niet om malaria of Ebola. We willen weten of er Nederlanders aan boord waren. We willen weten wat de kans is dat er een aanslag in Den Haag plaatsvindt, niet in Bagdad.

Het is niet erg. We zijn net als alle andere mensen.

 

Obese intellectueel (27 september 2014, NRC)

Ik ging naar een optreden van Roxane Gay. Ze is essayist, activist, feminist en tegelijkertijd professor in de Engelse fictie. In St. Louis las ze op een podium in een volgepakt zaaltje stukken voor uit haar nieuwe boek Bad Feminist. Ik vond haar grappig, interessant, provocerend, ze zei zinnige dingen en het was een bijzondere ervaring om haar te zien optreden. Pas op de weg terug naar huis realiseerde ik me waarom. Dit was de eerste keer dat ik echt onder de indruk was geweest van iemand met ernstig overgewicht. Dit was mijn eerste ontmoeting met een obese intellectueel.

Het is lastig om dat soort vooroordelen toe te geven aan jezelf. Ik verzet me er krampachtig tegen, maar de realiteit is dat ik barst van de vooroordelen over obesitas. In mijn wereld zijn dikke mensen vrachtwagenchauffeur of bijstandsmoeder. Ze geven in ieder geval geen college Engelse fictie.

Nu is Roxane Gay ook echt een zeldzaam geval. In de Westerse wereld is obesitas voornamelijk een probleem van de laagste sociaaleconomische groepen. Vooral in de statistieken over hele dikke mensen (bmi>30, dan weeg je als je 1.70 meter lang bent, meer dan 87 kilo) zie je dat terug. Meer dan één op de vijf mensen met alleen basisonderwijs heeft ernstig overgewicht, één op de achttien met een universitaire opleiding. Obesitas komt drie keer zo vaak voor bij jongeren in de laagste inkomensklasse dan in de hoogste inkomensklasse. Dat obesitas nog steeds “welvaartsziekte” wordt genoemd is nogal dubieus.

Roxane Gay schrijft over de hartverscheurende gevolgen van haar overgewicht, de zelfhaat, de ongemakken, de schaamte. Als student arriveert ze als eerste voor college, en vertrekt als laatste zodat niemand ziet hoe ze zich in de bankjes moet wurmen. Ze durft niet in het openbaar te eten, ze is bang voor wiebelige stoeltjes. En bij elke stap die ze buiten de deur zet krijgt ze een vrachtlading aan discriminatie en vooroordelen over zich uitgestort (door mensen zoals ik). Er zijn talloze voorbeelden: dikke dokters krijgen minder vertrouwen. Dikke patiënten krijgen minder respect. Dikke verdachten krijgen langere gevangenisstraffen. Dikke kinderen worden vaker gepest. Dikke mensen krijgen minder salaris, minder waardering, en de kans dat een dikke sollicitant wordt aangenomen is klein. Gewichtsdiscriminatie is misschien nog wel ernstiger dan die op basis van ras en geslacht, omdat er zo weinig uitzonderingen zijn. Een rechter of een arts is nog wel eens een vrouw. Een minister of burgemeester nog wel eens een moslim. Maar diversiteit is in geen velden of wegen te bekennen als het gaat om gewicht. Onze professoren, onze topzakenlieden, onze bestuurders, ze zijn vooral belachelijk slank. Één op de tien Nederlanders heeft tegenwoordig ernstig overgewicht. Maar dat hele deel van de bevolking, is vrijwel onzichtbaar. Ze zijn nauwelijks te zien op televisie, in de krant, op de universiteit, ze leven in een parallelle wereld.

En de kans dat die situatie verbetert is nihil. Er zijn geen actiegroepen, of emancipatie-initiatieven of demonstraties voor gelijke rechten als het gaat om obesitas. De meerderheid vindt dat obesitas een kwestie is van te veel eten. En als je er zelf iets aan kan doen, dan ben je niet zielig, dan moet je niet om betere behandeling zeuren, maar gewoon afvallen. Ook al laten talloze studies nu zien hoe veel overgewicht al ontstaat tijdens de vroege jeugd, hoe wat je ouders aten een cruciale factor is voor overgewicht, hoe obesitas ontstaat in een bepaalde omgeving, door stress, door geldtekort, al die kennis verandert niets. De algemeen heersende opvatting is dat obesitas gewoon een probleem is van te veel vreten, en dat de oplossing is om daarmee op te houden. De enige toegangsweg tot een volwaardig leven als burger van de Nederlandse maatschappij is afvallen.

Daar is wel iets mis mee. Terwijl we alle discriminatie in Nederland te vuur en te zwaard bestrijden, doen zelfs hele intelligente Nederlanders de volledige uitsluiting van dikke mensen in onze maatschappij af als hun eigen probleem. Dat is té makkelijk. Het gaat om té veel mensen. Zelfs als er een uitweg bestaat voor mensen met obesitas, zelfs als het een enkeling daadwerkelijk lukt om echt af te vallen, dan nóg verdient deze groep een betere kwaliteit van leven, een betere behandeling. En er zijn waarschijnlijk effectievere manieren om dat te bereiken, dan alleen maar méér dieetprogramma’s over de schutting gooien. Misschien is emancipatie niet eens zo’n heel gek idee. We zouden er naar kunnen streven dat mensen met overgewicht iets minder worden weggehoond, iets vaker gelijk behandeld worden, iets meer gaan verdienen, iets vaker op de universiteit komen. Misschien moeten er gewoon iets meer mensen komen zoals Roxane Gay.

Ik ga niet mee werklozen knuffelen in Ferguson (13 september 2014 NRC)

Aanstaande zaterdag ben ik uitgenodigd voor het Facebook-evenement: “Jewish day of service in Ferguson”.

Ik kan dat uitleggen: ik ben per ongeluk onderdeel geworden van een nogal vrijzinnige Joodse gemeenschap hier in St. Louis. Zo’n gemeenschap waar ze eigenlijk liever homo’s dan hetero’s trouwen. Zo’n gemeenschap met een eigen moestuin. Waar de rabbijn lange haren heeft, gitaar speelt, en ten tijde van de rellen in Ferguson, een beetje Bob Marley toevoegde aan de vrijdagavonddienst. “Everything’s gonna be alright”. (Terwijl “I shot the sheriff” toepasselijker was geweest.)

De vrijzinnige Joden zijn niet de enige die vrijwilligerswerk gaan doen in Ferguson. Het stadje wordt de afgelopen weken overspoeld met goedbedoelende mensen. Artiesten en kunstenaars lopen de jeugdhonken plat. Er zijn concerten “om te helpen genezen”. En elke kerkgemeenschap die zichzelf ook maar een beetje serieus neemt, is al een keer in een bus richting Ferguson gestapt om waterflesjes uit te delen, vredesliederen te zingen of met zwarte onbegrepen jongeren te huppelen. Een beetje rustig rondhangen als Ferguson-tiener is er niet meer bij met zoveel blije vrijwilligers.

Ik ga niet mee naar Ferguson zaterdag: ik voel me er hoogst ongemakkelijk bij. Ik kan wel duizend dingen bedenken die mis zijn met dit soort vrijwilligerstoerisme. Ferguson-knuffelen is een iets te goedkope aflaat voor het blanke ongemak. Een iets te makkelijke uitlaatklep voor de richtingloze veranderdrang. Ferguson heeft er zelf waarschijnlijk weinig aan. Criminaliteit en werkeloosheid verdwijnen niet als je op straat roze cupcakes gaat verkopen. Kindergezichten schmincken helpt niet tegen racisme.

In Nederland vond ik het ook al niets. Daar werd de doodknuffel-strategie bijvoorbeeld toegepast op het probleem van antisemitisme in de moslimgemeenschap. Als er weer eens iemand met een keppeltje was uitgescholden in Nieuw-West, of afgelopen week in de Schilderswijk, dan volgde daarna altijd een poging om het hele incident in de kiem te smoren door een vrachtlading wereldvrede over de betrokkenen uit te storten. Er werd thee gedronken, er werden Joods-Marokkaanse praatgroepjes opgericht. De uitgescholden Jood in Nieuw-West werd vrijwilliger bij de buurtwacht in diezelfde wijk. Er waren dialoogwandelingen, waar rabbijnen hand in hand met imams en dominees de straten onveilig maakte. Busladingen aan ROC-leerlingen werden naar de synagoge verscheept om ze daar te bedwelmen met een cocktail van verdraagzaamheid, tolerantie en begrip. En die uitgescholden Jood uit de Schilderswijk? Juist, die is twee dagen nadat het incident op televisie werd uitgezonden ook al bezig met een vredeswandeling in de buurt, hand in hand met zijn Islamitische buurman.

Kotsmisselijk word ik ervan, om eerlijk te zijn. Die krampachtige blijdoenerigheid, die hoofddoek-hartje-keppeltje-kitsch. Maar het doet er niet zoveel toe wat ik ervan vind. Afgelopen dinsdag werd een onderzoek gepresenteerd naar de resultaten van de synagoge-bezoekjes van de ROC-leerlingen. De cijfers bevestigen het antisemitisme onder deze groep (20% zou niet bij een Jood gaan eten), maar laten ook zien dat die negatieve associaties snel verdwijnen als ze een keer een kopje thee in de synagoge zijn gaan drinken. Natuurlijk kun je daar duizend dingen tegenin brengen. Maar de pragmaticus moet erkennen dat dat theedrinken effectief is. Of in ieder geval effectiever dan de strategie waarbij je Islamitische Nederlanders hard in het gezicht schreeuwt dat ze van Joden moeten houden of anders moeten oprotten.

Terug naar Ferguson: Waarom al die nachtelijke onrust zo plotseling ophield? Niemand weet het. Op een bepaald moment blijven de straten leeg. De camera’s verdwijnen. De troep wordt opgeruimd, en je hoort er nooit meer iets van. De rellen hebben zich nooit verspreid naar andere stadsdelen of andere steden, zoals in 2011 bijvoorbeeld wel in Londen gebeurde. Op een dag kwamen de relschoppers gewoon niet meer opdagen. Wat overbleef waren de vredelievende demonstranten, die met borden langs de weg staan en town-hall meetings organiseren. Wat overblijft zijn de kerkgemeenschappen die waterflesjes uitdelen, de vrijzinnige Joden die gezichten schmincken. Het doet er niet echt toe hoe afgrijselijk ik het vind. Misschien heeft het wel geholpen. Misschien waren er op een bepaald moment gewoon teveel mensen met goede bedoelingen. Misschien werd de agressie wel gesmoord in een hele grote lading blijheid en wereldvrede.­­­

Geen enkel risico (6 september 2014 NRC)

En? Wat zei je deze zomer tegen Hertz, of Avis, of Europcar, toen ze je vroegen of je die 700 euro eigen risico van je huurauto wilde afkopen?

Je was net aangekomen op een klein vliegveld op een vakantie-eiland. Je stond in zo’n wit hokje op een grote parkeerplaats. Je was moe, oververhit, je oren zaten dicht, eventuele kinderen jengelden, je zag er tegenop om met een onbekende auto in een onbekend land te rijden. Het kostte maar 15 euro per dag. En een buurman had je eerder verteld dat ze als gekken reden. Op Internet las je dat elke auto in dit land wel een deukje had. Je had maar twee weken vakantie. Je wilde niet wakker liggen van die 700 euro eigen risico.

Doe maar, zei je waarschijnlijk. Zo gaat dat nu eenmaal. Voordat je het vliegveld verlaten hebt, ben je al opgelicht. Elke dag een ongelukje van 15 euro, equivalent aan eens in de zeven weken een ongeluk van 700 euro. Voor je gemoedsrust.

Maak je geen zorgen. Je hoeft je er niet slecht over te voelen. Iedereen laat zich continu oplichten. De meeste Nederlanders gaan alleen nog maar op reis in een stalen harnas van verzekeringen. Er is vergoeding voor een camera die gestolen wordt, voor als je de fruitschaal van je appartement kapot laat vallen, voor het risico dat je een tandenborstel en onderbroek moet aanschaffen als je bagage kwijtraakt. Elk calamiteitje is dichtgetimmerd. Als je een vliegticket boekt via Expedia, kun je ook daar weer kiezen voor extra reisverzekering. Gewoon voor algemene calamiteiten, waar je waarschijnlijk al via drie andere polissen voor verzekerd bent. Als je ook die verzekering hebt weten te omzeilen vraagt een schermpje “U gaat nu onverzekerd op reis. Wilt u doorgaan?” Ik voel me een kamikazepiloot.

We accepteren geen enkel risico meer. In een gemiddeld Nederlands huishouden kun je tegenwoordig zorgeloos de smartphone door de flatscreen heen smijten en de Nespresso over de laptop gieten, zonder een centje pijn. Elk schermpje heeft zijn eigen premietje en zijn eigen aura van onaantastbaarheid. De overheid profiteert daar volop van mee, de assurantiebelastingen zijn sinds vorig jaar 21%.

Verzekeringsmaatschappijen doen de consument geloven dat je geen polis koopt, maar een talisman, dat al die verschrikkelijke dingen gewoon niet meer gebeuren als je verzekerd bent. Dat als je een reisverzekering aanschaft, je vakantie niet meer in het water kan vallen. Dat je door annuleringsverzekering, je reis nooit meer hoeft af te zeggen. Dat je door je overlijdensrisicoverzekering niet meer dood gaat. Dat is ook de reden waarom je je alleen kan verzekeren tegen onkosten bij negatieve dingen, diefstal, schade, het risico dat je begraven moet worden. Er bestaat bij mijn weten geen verzekering voor het risico dat je op een dag tot over je oren verliefd wordt en een bruiloft van 20.000 euro moet bekostigen. Terwijl de kans dat dat je overkomt toch aanzienlijk is. Zo’n verzekering verkoopt voor geen meter. Verliefdheid jaagt niet zoveel angst aan.

Deze afgelopen maand, waarin Nederlanders weer eens massaal hun vakantie-angsten voor veel te veel geld afkochten, was er nieuws uit verzekeringsland: we blijken jaarlijks voor een geschat bedrag van 900 miljoen euro te frauderen bij de verzekeringsmaatschappij. Van elke zes euro die er wordt uitgekeerd, is er één oplichterij. Kennelijk hebben Nederlanders er niet zo’n probleem mee om te frauderen. Als je een nieuwe iPhone wilt, smijt je hem in de rivier en geef je hem als gestolen op. Simpel.

Toch is het opvallend. Waarom steelt de gemiddelde Nederlander niet uit de supermarkt, maar heeft hij kennelijk weinig gewetensbezwaren bij het oplichten van de verzekering? Ik weet het niet zeker. Maar misschien heeft het iets te maken met het feit dat een aanzienlijk deel van de omzet in de verzekeringsmarkt wordt gegenereerd door het misbruiken van de zwakke plekken bij de consument. Misschien is het een koekje van eigen deeg.