Hier een beetje vervelende vraag: als we mochten kiezen, zouden we dan met de kennis van nu opnieuw goedkope werkkrachten uit Turkije en Marokko naar Nederland gehaald hebben? Ik vind dat een vervelende vraag omdat de kinderen en kleinkinderen van deze jonge mannen nu onze landgenoten zijn. Je kunt het vergelijken met ouders die zich hardop afvragen of ze wel aan kinderen hadden moeten beginnen. Dat is niet leuk voor het kind.
Toch vind ik dat we die vraag moeten stellen nu de geschiedenis zich herhaalt. We hadden berekend dat er 10.000 Polen zouden komen. In 2011 stonden er 200.000 geregistreerd. Op zich geen enkel probleem. De bedrijven zijn blij met goedkope werklieden. Net als in de jaren zestig gaat het om personeel dat niet klaagt, hard werkt en weinig overlast veroorzaakt. We stellen geen inburgerings- of taaleisen, dat mag zelfs niet eens, maar lijkt ook onnodig. We gaan ervan uit dat iedereen op den duur weer terugkeert naar huis. Vanaf 2014 is de grens open voor Bulgaren en Roemenen. We verwachten dat er ongeveer 10.000 komen.
Maar wat blijkt keer op keer met hardwerkende jonge mannen die alleen maar een beetje geld komen verdienen? Het stond elegant uitgelegd in een ingezonden brief in The Economist: het zijn net mensen. Mensen die zich uiteindelijk ergens vestigen. Mensen die trouwen en kinderen krijgen. Je ziet het van verre aankomen: grote aantallen Oost-Europese arbeidersgezinnen die zich in de armere wijken vestigen. De religie- en radicaliseringskwesties zullen dit keer niet spelen. Maar ook deze ouders zijn laaggeschoold, spreken geen Nederlands, de kinderen hebben een taalachterstand. Alle typische problemen van de lager sociaal-economische groepen komen erbij kijken: disproportioneel veel huiselijk geweld, alcoholisme, medische problemen, verloedering en overrepresentatie in criminaliteitscijfers en sociale zekerheid. De boze autochtone buren voelen zich opnieuw niet meer thuis in hun eigen wijk en blijken tot overmaat van ramp ook nog eens stemrecht te hebben. Alles wijst erop dat we de hele reutemeteut nog eens gaan meemaken. Echt, we hoeven niet bang te zijn dat de Bulgaarse en Roemeense immigranten een uitkering gaan aanvragen. We moeten bang zijn dat hun kinderen een uitkering gaan aanvragen.
Nou? Zouden we het opnieuw willen? Honderdduizenden laaggeschoolde, niet-Nederlands sprekende arbeiders? Het Nederlandse volk zit er absoluut niet op te wachten. 80 procent is tegen, zo blijkt uit de peiling. En ach, het wordt een beetje banaal om het nog maar eens te benadrukken, maar wat het volk wil, doet er niet echt toe in Brussel. Het Europese bestuur stiefelt door. Daar kijkt niemand meer van op. Het went.
Lijnrecht tegenover de burger staat het bedrijfsleven. Net als in de jaren zestig kunnen ze niet wachten op de nieuwe arbeiders. Het betekent dat ze niet langer worden lastig gevallen door overactieve gemeenteambtenaren die busladingen bijstandstrekkers bij ze deponeert. Straks hebben ze genoeg personeel dat wél vooruit te branden is. Misschien kunnen ze groeien. Grotere opdrachten binnenhalen, lagere kosten.
Een andere parallel met de jaren zestig is dat de politiek minder enthousiast is. De mogelijke maatschappelijke gevolgen, de afnemende sociale cohesie die op dit soort immigratiegolven volgt, is allemaal niet het probleem van het bedrijfsleven. Die hamert alleen op de economische groei en niet op de maatschappelijke kosten.
Je kan het nooit met zekerheid zeggen, maar ook Asscher lijkt zich daadwerkelijk van de bezwaren bewust. Vlak voor de deadline krabbelde hij terug. Begin deze maand liet hij nog eens in Brussel weten het allemaal niet zo’n goed idee te vinden. Nu introduceert hij een participatieverklaring. (Daar moet je mee oppassen, voordat je het weet word je in Brussel voor xenofoob uitgemaakt en na Gordon en Zwarte Piet moeten we nu echt een beetje op ons imago passen). Met de participatieverklaring zegt de nieuwe immigrant kennis te hebben genomen van de Nederlandse rechten en plichten, normen en waarden. Op geheel sociaal-democratisch verantwoorde wijze verklaart Asscher dat zijn twijfels en bedenkingen vooral komen omdat hij zich zorgen maakt over de dreigende uitbuiting van de nieuwe immigrant. Die moet vooral goed op de hoogte zijn van zijn rechten.
Ik geloof dat niet. Ik geloof dat Asscher er vooral tegenop ziet dat zijn opvolgers in de komende decennia, na de multiculturele samenleving ook de Europese droom van open grenzen tot een mislukking moeten verklaren.