Wat dan wel weer aardig was aan de sores rond Rutte II, is dat we ons weer uitgebreid mochten laven aan het debat der debatten. Natuurlijk is het leuk om je zo nu en dan uit te leven op onderwerpen als Zwarte piet of de besnijdenis, of hoofddoekjes of het Israƫl-Palestina conflict, maar beter dan het nivelleringsdebat wordt het niet. Vrienden die zich normaal stil hielden op Facebook rekenden ineens hardop voor hoeveel die vijfde dag werken per week eigenlijk oplevert. De emoties tijdens een doodgewone doordeweekse lunch konden plotseling hoog oplopen. Op verjaardagsfeestjes namen de usual suspects met groot plezier hun aloude posities in om elkaar, tot ergernis van familie en vrienden, urenlang te bestoken met die oh zo vertrouwde voorbeelden en stokoude argumenten. Over harde werkers en luie werkelozen, bijvoorbeeld. Over nature/nurture en onderwijzers en buurten en ouders en gelijke kansen. Over hoe arm arm mag zijn en hoe rijk rijk.
Ook voor dit soort oude debatten arriveert met regelmaat een nieuwe scheepslading aan munitie. Ieder die dacht dat met de tijd en de economische groei de inkomensverschillen vanzelf zouden slinken, kun je nu om de oren slaan met nieuw economisch onderzoek dat een aantal weken terug werd samengevat door The Economist: wereldwijd worden de rijken rijker terwijl de armen er nauwelijks op vooruit gaan. Van China tot India tot West-Europa, overal zijn rijk en arm, na jarenlang naar elkaar toe te groeien, nu weer uit elkaar gegroeid. In de Verenigde Staten verdiende de rijkste 1% in 1980 nog 10% van het landelijk inkomen, nu 20%. ‘De meerderheid van de mensen op aarde woont in een land waar de inkomensongelijkheid nu groter is dan een generatie terug.’, zo concludeerde The Economist.
Je ziet een soort oerwoede opborrelen bij wie deze cijfers leest, zo’n occupy-achtige verontwaardiging over bonussen en bail-outs terwijl stijgende voedselprijzen de laagste sociaal-economische klassen het hardst raken. Inkomensongelijkheid is onrechtvaardig en meer inkomensongelijkheid is onrechtvaardiger. Dat is het buikgevoel.
Een minder nieuw maar bijzonder populair argument is dat die inkomensverschillen
niet alleen oneerlijk zijn, maar ook slechter presterende samenlevingen oplevert. 160.000 keer werd het TedX filmpje van Richard Wilkinson bekeken waarin hij dit beweert. Zijn data laten de verschillende correlaties zien tussen inkomensongelijkheid en allerlei meetbare problemen in eerste wereldlanden: tienerzwangerschappen, zelfmoord, criminaliteit, analfabetisme, obesitas, kindersterfte. Landen doen het op al deze fronten beter naarmate de inkomensverschillen tussen de rijkste en armste groepen kleiner worden.
Nu zijn er wel wat probleempjes met de dataset, je zou bijvoorbeeld net zo hard kunnen concluderen dat obesitas de oorzaak is van criminaliteit, analfabetisme en inkomensongelijkheid en dat een goed landelijk dieetprogramma de sociale problematiek ook zou kunnen aanpakken. Maar goed, de correlatie bestaat en die vergeet je niet snel.
Nu zou je met al deze nieuwe munitie, nog vuriger kunnen bepleiten dat een staat er verstandig aan doet om die ‘eerlijke verdeling’ dan maar met dwang, door middel van belastingen en andere inkomenspolitiek, te bewerkstelligen. Je lost er, als je de suggestie van een causaal verband uit Wilkinsons data voor waar aan wilt nemen, geheel gratis allerlei secundaire maatschappelijke problematiek mee op. Verder ontstaat de gedroomde inkomensgelijkheid blijkbaar niet vanzelf.
Maar voor mij verandert er niet veel aan het debat. Heeft Wilkinson gelijk en is inkomensongelijkheid inderdaad de bron van al het kwaad? Dat betekent nog niet dat je de maatschappelijke problemen kan afkopen door de rijken meer te laten betalen. Maar zelfs als dat het geval is en je samenlevingen gewoonweg zou kunnen upgraden door te nivelleren, dan nog is het de vraag of dat de rechtvaardige weg is, of het juist is. Waarom maakt het uit dat Nederlandse rijken rijker worden zolang de laagste inkomens een alleszins acceptabel leven leiden? Waar is die boosheid op gebaseerd in een land waar gezondheidszorg en onderwijs van goede kwaliteit en voor iedereen toegankelijk zijn? Wat doet het er toe dat de rijken een derde huis kunnen kopen, en nog een keer extra op vakantie kunnen? Waarom feliciteren we ze niet gewoon?
Zo bekeken wordt al die verontwaardiging over inkomensverschillen ineens een stuk lelijker. Dan lijkt het ineens verdacht veel op jaloezie.