Assange is een terrorist (NRC 30 juli 2016)

Ann Berens is een gepensioneerde dame uit Courtenay, ­een klein plaatsje vlakbij Vancouver. Ik heb haar nooit ontmoet, maar ik zou zo even langs kunnen gaan. Haar volledige adres, haar telefoonnummer, emailadres en paspoortnummer zijn, dankzij Julian Assange, sinds vorige week makkelijk te vinden op de website Wikileaks.

Assange, dat is die boze blonde Australiër die nog steeds vastzit op de ambassade van Equador in Londen. Held van de klokkenluiders, voorvechter van de radicale transparantie. In 2010 besloot hij bijvoorbeeld dat het gerechtvaardigd was om 250.000 berichten uit de correspondentie tussen de Amerikaanse ambassades en de State Department te lekken. Hillary Clinton, die toen nog de baas was op dat departement, is volgens hem een “oorlogshavik, met slecht beoordelingsvermogen, die onfatsoenlijke emotionele opwinding voelt bij het vermoorden van mensen.”

Het was dan ook niet geheel toevallig dat het nieuwste lek gepubliceerd werd op de vooravond van het Democratische Nationale Congres, waar Hillary genomineerd zou worden. Wikileaks publiceerde bijna 20.000 emails van de top van de partij. Daarmee kwamen ook de persoonlijke gegevens van Ann op straat te liggen. Ann doneerde namelijk tien dollar aan de verkiezingscampagne. Ze betaalde met haar Visa kaart.

Ach, de mensen moeten niet zeuren, denkt Assange klaarblijkelijk. Zo’n beetje privacy schenden is maar een klein offer in de heilige strijd om de misdaden van Hillary Clinton te openbaren. Welke misstanden moest dit emaillek dan onthullen? Dat het bestuur van de Democratische Partij een voorkeur had voor Clinton en dat de voorverkiezingen gemanipuleerd zouden zijn. De Democraten die de Democratie schade toebrengen! Wat een schande!

Wie de emails bekijkt, ziet meteen dat het nogal meevalt. Ten eerste is het niet bepaald een geheim dat de Partij een voorkeur had voor Hillary. Er waren nogal wat akkefietjes, Bernie Sanders spande op een bepaald moment zelfs een rechtszaak aan tegen de partijtop. Verder gaat het om een handjevol emails die niet zo aardig zijn over Sanders. Weet u waar wel honderden emails over zijn vrijgekomen? Over de strategie van de Democraten om Trump te bestrijden. Een schat aan informatie voor het Republikeinse kamp. Een soort Watergate, maar dit keer trots en open, zonder dat een deep throat nodig is. Er hoeft geen president af te treden. De gegevens zijn waarschijnlijk gestolen door Russische hackers, die de openlijk pro-Russische Trump graag als volgende president zien. Trump verscheen persoonlijk op televisie om de Russen aan te moedigen nog wat extra emails te hacken. Zo groot is de haat in Amerika.

Weet u wat er trouwens niet is vrijgekomen? De emails van de Republikeinse partijtop. Denkt u dat daar geen voorkeur bestond voor een kandidaat tijdens de voorverkiezingen? Denkt u dat het bestuur van de Republikeinse partij nooit geprobeerd heeft Trump de weg te versperren? Zeker weten we het niet. De Republikeinse server werd uiteraard niet gehackt. Of misschien werd hij wel gehackt maar besloot Assange de emails niet te publiceren. Niemand weet het.

Dit gedoe doet er toe. Amerika maakt de belangrijkste presidentsverkiezing in zijn geschiedenis mee. Het is van essentieel belang, voor de wereldvrede en voor de wereldwijde strijd tegen het populisme, dat Trump deze verkiezingen niet wint. Dan mag Assange klagen over gemanipuleerde voorverkiezingen, hij ziet de balk in zijn eigen oog niet. Hij is degene die maximale schade aan in één kamp probeert te berokkenen. Assange waarschuwt dat een volgend lek ervoor zal zorgen dat Hillary achter de tralies belandt. Lock her up. Klinkt dat bekend in de oren? De privacyschending van honderden mensen is eigenlijk nog een onschuldige vorm van de collateral damage van Wikileaks. Trump als president, dat is het echte gevaar.

Of dat gaat gebeuren is mede-afhankelijk van het rechtvaardigheidsgevoel van een maniak. Voor de duidelijkheid, Assange is geen klokkenluider, Assange is een terrorist die met een mitrailleur om zich heen maait en daarbij soms, met één kogel, een klok raakt. Hij is schuldig aan precies dezelfde misdaden di­­e hij beoogt te openbaren. Het is van groot belang dat hij wordt uitgeleverd door Equador en levenslang de gevangenis in gaat. Misschien is het zelfs een aardig idee om de druk op Equador daarbij iets op te voeren. Van mij hoeft niemand daarover geheimzinnig te doen, dat mag in volstrekte openheid gebeuren.

Kokosolie in je haar (NRC 9 juli 2016)

Ik heb nu drie vriendinnen die geen shampoo meer gebruiken en hun haren alleen nog maar insmeren met spullen uit het keukenkastje: azijnzuur, baksoda, kokosolie.
Twee van de drie doen het omdat ze het “onlogisch” vinden om een paar keer per week alle natuurlijke vetten uit je haar wassen om het daarna met conditioners en andere haarproducten weer terug te smeren. Verder,beweren ze dat ze minder haarpluis hebben, het minder futloos is, en hun hoofdhuid door geen shampoo te gebruiken uiteindelijk ook minder talg gaat produceren. Die vicieuze cirkel moest maar een afgelopen zijn. Deze vriendinnen leren hun haren een lesje.
Mijn primaire reflexen is dan: iets uitleggen over de chemie van zeep. Over hoe viezigheid in vet zit. Over hoe de hydrofobe en hydrofiele delen van zeepmoleculen zorgen dat het vet oplost en de membranen van bacteriën ook. En hoe je daarmee je haar en je huid en je servies en je kleding schoon krijgt. Maar terwijl ik naar mezelf luister realiseer ik me hoe irrelevant het allemaal is. Dit gaat helemaal niet om scheikunde. Hygiëne, geur, vette haren en wat we mooi vinden zijn diep cultureel bepaald. Als er één bedrijf een passende naam heeft is het wel “Rituals”. Onze ochtendsessies in de badkamer zijn één groot ritueel, een soort kerkdienst in je eentje. We smeren onze huid in met lotions vol voedingsstoffen, mineralen, groente en fruit, diamantgruis of parelextract. Shampoo of geen shampoo, het maakt geen donder uit. Wie zegt dat het “logisch” is liegt. Er zit geen enkele logica in.
Mensen die wél geloven dat er logica in zit, zijn cosmeticabedrijven. Althans, dat beweren ze. Een bedrijf als L’Oreal spendeerde in 2015 bijna 800 miljoen euro aan onderzoek en innovatie. Dat is iets meer dan NWO in totaal in Nederland aan wetenschappelijk onderzoek uitgaf. Als je naar de ongeveer 500 patenten kijkt zitten ze vooral in de zware chemie: moderne nagellak, haarverf en mascara zijn stuk voor stuk chemische hoogstandjes. Maar ze doen ook stamcelonderzoek. Niet om kanker te onderzoeken, of dementie, of auto-immuunziekte, maar om te kijken welke stofjes huidcellen aanzetten om opnieuw jong te worden. Dat is extra ingewikkeld want die stofjes moeten aan meer voldoen dan alleen actief zijn in de cellijnen van het laboratorium. Ze moeten bij voorkeur ook aanwezig zijn in rozenblaadjes, perzikpitten, jasmijnextract en komkommerplakjes, zodat ze het een beetje leuk doen op de verpakking. Dat krijg je ervan als je in de academie smijt met PhD’s. Die komen terecht in de industrie waar ze op wetenschappelijk verantwoorde wijze gaan proberen rozenblaadjes-extract in een haarspray te stoppen.
Het shampooloze bestaan draait niet alleen om futloos haar. Één van die drie vriendinnen heeft shampoo afgedankt omdat ze haar ecologische voetafdruk tot nul reduceren. Ze vangt haar douchewater op in een putje om later de WC mee door te spoelen. Ze maakt haar eigen deodorant, ze gebruikt recyclebare wattenschijfjes en ze wast haar haar met een emulsie op basis van kokosolie. Zorgvuldig weegt ze de ingrediënten af in haar keuken, ondersteund door een hele online gemeenschap die allemaal hetzelfde doel hebben. Alles moet natuurlijk, want natuurlijk staat natuurlijk gelijk aan milieuvriendelijk en duurzaam. Ook als er kokosnoten van de plantages in Indonesië moeten worden verscheept, is dat nog altijd beter dan dat lijstje griezelige chemische namen.
Nu is “de aarde redden van de ondergang” zonder meer een sympathieker doel dan “minder haarpluis”. Maar het komt ook met meer verantwoordelijkheid. Zeep is nu niet bepaald een milieuramp en wordt al jaar en dag hyperefficiënt uit het afvalwater verwijderd. Sterker nog, als er één industrie verantwoordelijk was voor een enorme milieubesparing waren het wel de zeepproducenten. Zij introduceerden enzymen in wasmiddel die bij lage temperaturen actief waren. Gevolg: al dat waswater hoefde niet meer tot 90 graden te worden verwarmd, maar tot 30 of 40 graden. Zo zie je maar: PhD’s in de industrie zijn niet altijd bezig met rozenblaadjes. Soms helpen ze de wereld een stap verder.
Nu weet ik niet of het duurzamer is om je haar met kokosolie in te smeren of met shampoo. Maar ik weet wel dat we geen rituelen kunnen gebruiken als het gaat om duurzaamheid. Dan hebben we logica nodig. Er zijn in de komende jaren een aantal enorme innovaties nodig om de vervuiling en opwarming van de aarde tegen te gaan. Die innovaties komen niet van technologie-schuwe huisvrouwtjes, maar van ingenieurs en biotechnologen, van de academie en de industrie. Onze taak als burgers is om genoeg te blijven aandringen.

Ik mag niet over oorlog schrijven (NRC 2 juli 2016)

Ik mag niet over oorlog schrijven. Oorlog komt er toch nooit. Een slag als bij de Somme, waar bijna 20.000 Britse soldaten in één dag het loodje legde is 100 jaar geleden. 100 jaar! Oorlog ligt niet in het patroon van een steeds veiliger en vredelievender wereld. We zijn te rijk en democratisch voor oorlog. We vinden oorlog zo onwaarschijnlijk dat we onze defensie half hebben wegbezuinigd. Waar zou je die nu nog voor nodig hebben?
Ik mag niet over oorlog schrijven. Want we hebben mensenrechten en verdragen en associatieovereenkomsten en vrijhandelszones en Verenigde Naties en staatsbezoeken en songfestivals en voetbaltoernooien. Het beest dat oorlog heet zit met dikke kabelsloten vast in een hele zware kluis.
Ik mag niet over oorlog schrijven, maar ik denk eigenlijk aan niets anders.
Brexit was de eerste keer dat populisme écht won. U mag mij naïef noemen maar ik zag het niet aankomen. Sterker nog, ik had vorige week donderdag een hele column geschreven uitgaande van een remain. Populisme waait immers meestal over. Al jaren roepen we met angst en beven dat Wilders hoog staat in de peilingen, maar hij werd nooit de grootste. Op 6 december vorig jaar kopten de kranten over de Franse regionale verkiezingen “grote overwinning extreemrechts verwacht”. En op 14 december kopten de kranten “Le Pen wint geen enkele regio in Frankrijk”. Net als dat Trump nu misschien een paar kleine overwinninkjes behaalt maar uiteindelijk eerloos ten onder gaat tegen Hillary. Het loopt vaak met een sisser af.
Toch?
Het is niet meer vanzelfsprekend. Populisten kunnen winnen, ze kunnen de geschiedenis veranderen en het is levensgevaarlijk. Ze hebben lak aan alles en slaan oorlogstaal uit. Al die verzekeringetjes die we hebben aangeschaft tegen oorlog, ze kunnen in één klap van tafel geveegd worden. Terwijl wij ons zorgen maken over micro-agressies kondigen zij macro-agressies aan. Nu ontbreekt er nog maar één voorwaarde voor echte duurzame politieke macht, namelijk dat zo’n partij ook daadwerkelijk intact blijft na zijn overwinning. Tot nu toe werd elke populistische overwinning gevolgd door een implosie. De LPF in 2002, de gedoogsteun van de PVV in 2012, en nu het Brexit team. Maar ditmaal is de grote schade al aangericht.
De nieuwste waarborgen tegen oorlog moeten daarom bestaan uit nieuw gericht anti-populistisch beleid.
Ten eerste moeten we nu niet zelf in reactie oorlogstaal gaan uiten, maar zoals Rutte voorstelt, met koel hoofd en warm hart handelen. Je kunt de schade die de Brexit stem heeft gedaan zo klein mogelijk maken door geen snelle artikel 50 procedure te eisen, maar verstandig en rustig alsnog het maximale eruit te slepen. Vrienden blijven. Ex-lidstaten “straffen” is een bijzonder slecht idee. De verhoudingen moeten koste wat kost goed blijven.
Ten tweede moeten we in het vervolg voorkomen dat een volk zomaar met een minimale meerderheid, economische zelfmoord mag plegen. Ik ben het met Kennet Rogoff, hoogleraar Economie aan Harvard, eens: dit was geen democratie maar Russische roulette. Voor grote beslissingen heb je grote meerderheden nodig. Daarmee beschermen we nu bijvoorbeeld al de grondwet. Voor een grondwetswijziging is eerst een gewone meerderheid nodig, en daarna, na parlementsverkiezingen nog eens een tweederde meerderheid. We moeten burgers beschermen tegen de tirannie van de meerderheid. En zeker tegen de tirannie van een piepkleine meerderheid die, misleid door populisten, op één regenachtige Britse zomerdag een heel continent in crisis kan storten.
Ten derde moeten we de bevolking serieus nemen en niet alleen achter een hoog hek naar cijfertjes staren. We weten allemaal dat autorijden statistisch gezien enger is dan terrorisme. Maar dat maakt niet uit. Net als dat massa-immigratie geen bedreiging is maar een economisch voordeel. Maakt ook niet uit. Angst drijft gedrag, daar moet je rekening mee houden. Evidence-based beleid is hartstikke leuk en slim en effectief, zeker in dit Big Data-tijdperk, maar je wint er geen harten mee. Het distantieert mensen van overheid en is daarmee een voedingsbodem voor woede, populisme en oorlogstaal.
Ten vierde, en dat is misschien wel het belangrijkste, moet je de belangrijkste voedingsbodem van populisme weghalen en dat is onwetendheid. Je moet de bevolking tegen de klippen op naar de academie sturen. Collegezalen moeten voller, HBO-opleidingen moeten nog beter, Universiteiten moeten minder elitair. Een paar jaar blootgesteld worden aan grote denkers en grote ideeën is de beste remedie tegen populisme.
En als laatste moeten we defensie weer aankleden. Voor het geval die andere maatregelen falen en het ondenkbare toch wel denkbaar blijkt.

Brexit (NRC 24 juni 2016)

We dronken een glas, deden een plas en alles bleef zoals het was. Al die voorpagina’s, al dat denkwerk, al dat gepieker en gepeins over een hypothetisch vertrek van de Britten uit de EU, alles was voor niets. Ze blijven.
Hier mijn theorie over het referendum: mensen stemmen tegen een Brexit omdat ze geen verandering willen. Omdat ze nooit verandering willen. Ze willen dat de status quo precies zo blijft als hij is. Een beetje zo van: “we zitten toch al jaren in de EU. Laten we er nu ook maar in blijven.”
Sterker nog. Ik denk dat de uitslag van de meeste referenda zo te verklaren is. De Schotten wilden niet onafhankelijk worden in 2014 want ze dachten: “ach, we zijn nu al zolang in het Koninkrijk laten we het nu maar lekker zo houden ook”. De Grieken wilden geen bail-out, want daar kon alleen maar nóg meer narigheid van komen. De Europese grondwet werd weggestemd want we deden het toch al jaren prima zonder? E n het Oekraïne verdrag werd weggestemd, want we hadden nu toch ook geen Oekraïne-verdrag? En we waren nu toch ook gelukkig?
Je kan elk referendum helemaal kapot-analyseren, maar volgens mij is er één gemene deler en dat is dat het volk bijna altijd zijn hakken in het zand zet. Het volk is hyper-inert, bang voor elke verandering, een dood paard. Mensen die afremmen, twijfelen, angstig zijn, zijn eigenlijk altijd in de meerderheid. En de meerderheid zegt dus: “laten we alles maar zo houden als het was”.
Het is zelfs zo’n voorspelbare eigenschap dat een volksraadpleging strategisch kan worden ingezet als je een bepaalde verandering wil tegenhouden. Nou was dat bij het Brexit referendum niet het geval, maar je ziet het wel bij lokale kwesties. Het zijn de tegenstanders van windmolens in Friesland die een referendum over de komst van windmolens proberen te organiseren. Het zijn de tegenstanders van het nieuwe erfpachtstelsel in Amsterdam die een referendum over het nieuwe erfpachtstelsel proberen te organiseren. Het zijn de tegenstanders van voorgestelde asielzoekerscentra in Sint Anna-Parochie en Zwolle en Den Bosch en Kollum die een referendum proberen te organiseren over die asielzoekerscentra. In Delft probeerde een groepje zelfs een referendum te organiseren mocht de gemeente het in zijn botte kop halen om ooit een asielzoekerscentrum naar Delft te laten komen. Dat was niet het geval.
Ik werd laatst op de hoogte gesteld van een prachtig ontwerp voor een brug over het IJ bij Amsterdam. Een “luchttunnel” voor fietsers en wandelaars en toeristen, die Noord met Zuid zou moeten verbinden, zodat je eindelijk niet meer op dat knullige pontje hoeft. Een geweldig idee, iets wat Amsterdam eindelijk iets meer smoel, een pietsie skyline zou kunnen geven. Denk je dat de organisatoren het ooit in een hoofd halen om een referendum aan te vragen? Welnee. Mensen die iets willen bouwen, die iets moois willen neerzetten in dit land, mijden het referendum als de pest.
Ik vind dat het zo moeilijk mogelijk moet worden gemaakt om een referendum te organiseren. Met referenda krijg je namelijk nooit iets voor elkaar. Ik durf te stellen dat als je het Nederlanders rechtstreeks had gevraagd er dan nooit een treinrails was aangelegd, er nooit een polder was drooggelegd, nooit deltawerken waren gebouwd, misschien wel nooit een grachtengordel uitgegraven. “Je weet toch nooit precies hoe het uitpakt”. “Misschien gaat er iets mis”. “Bij twijfel, niet doen”, zegt de bevolking meestal.
Daarom werkt de parlementaire democratie beter zonder referenda. Waar de meerderheid van het electoraat uit dode paarden bestaat, zijn diezelfde dode paarden in de minderheid bij de mensen die zich uiteindelijk verkiesbaar stellen. De tegenpartij heeft bijna altijd een HR-probleem. Er zijn gewoonweg te weinig representatieve mensen zonder strafblad die op de kieslijst willen van een partij die overal voor gaat liggen. Mensen die zich verkiesbaar stellen zijn veel vaker mensen met initiatief, optimisme, die iets willen bouwen, die iets willen veranderen. Als er één eigenschap van het volk consequent ondervertegenwoordigd wordt in de gemiddelde gemeenteraad, parlement of house of commons is het wel de inertie en angst van het volk.
En dat is een goede zaak. We moeten streven naar een politiek systeem dat de angst van het volk zo min mogelijk speelruimte en invloed geeft. Mensen mogen kiezen uit de ene parlementariër die het ene wil, of de andere parlementariër die het andere wil, en maar uit een handjevol mensen die lid zijn van de tegenpartij. En ze mogen nooit de gelegenheid krijgen om te kiezen voor de status quo. Dat is trouwens sowieso kiezersbedrog.

Ziekte van Lekker (NRC 18 juni 2016)

Zo vaak maak je niet mee dat je dit land met buitenlandse ogen kan bekijken. En zo lang zal het ook niet duren. Over een paar weken vind ik het alweer de normaalste zaak van de wereld dat je hier nergens een plastic zakje krijgt. Dat je kopje koffie in één slok op is. Dat je tijdens het fietsen de wind door je haren voelt.
Maar nu ik terug ben na twee jaar VS kijk ik nog even met verbazing naar dit paradijs. Wij zijn hier in een Haagse wijk komen wonen die voelt als een dorp. Met zo’n winkelstraat waar iedereen in Nederland steen en been over klaagt omdat er een HEMA en een Etos zit, maar die stiekem een verademing is ten opzichte van de grote marmeren winkelcentra waar de rest van de wereld zijn geld uitgeeft. Dit is aandoenlijk. Er is een slager, bakker, groentekraam, bloemenzaak en pal naast de ingang staat zo’n trotse authentieke visboer een kwartier lang voor een klant twee nieuwe haringen schoon te maken. We zitten midden in de stad maar toch hebben mensen de tijd hier. Hier rollen boodschappentassen. Hier klinken fietsbellen. Bij het bibliotheekje op de hoek zag ik een oudere heer 20 cent boete afrekenen voor een te laat ingeleverd boek.
Kabouterland.
Het is hier knus en gezellig, alle dagen van de week. In de rest van de wereld tref je op een gemiddelde werkdag in een winkelgebied alleen maar sloebers, werkelozen en bejaarden. Maar hier is er in het speeltuintje ook op een gemiddelde dinsdag of donderdag geen plek te vinden op de bankjes. Het wemelt er van die Doutzen Kroes-achtige moeders, spectaculair goed gekleed, met prachtige lange haren en hier en daar een stoute tatoeage. Ze hebben waarschijnlijk bijna allemaal een Master of HBO diploma, maar zitten toch op een drie of vier dagen contract. Het codewoord is hier “lekker”. Ze hebben een lekker lang weekend. Lekker een dagje voor zichzelf. Lekker knutselen voor vaderdag. Lekker kokerellen met verse ingrediënten. Lekker ravotten met Merle of Boaz of Noah. En na het speelkwartier met de andere Doutzen Kroes-achtige moeders bij één van de ontelbare truttige koffietentjes lekker even een latte drinken.
Het is een bijzonder soort welvaartsziekte die hier heerst. De ziekte van lekker.
Toen we op zoek gingen naar een crèche in de buurt bleken ze daar ook allemaal aan de ziekte van lekker te lijden. De groepen waren net lekker even een gezonde snack aan het eten. Waarna ze lekker even de snoeten gingenpoetsen. En het was lekker weer dus de leidsters gooiden lekker de ramen open. En elke dag gingen de groepen lekker naar buiten. Lekker rennen, lekker uitwaaien. Behalve natuurlijk als uw zoontje niet lekker is. Dan gaat hij lekker naar huis.
Er waren nog heel veel plekjes voor heel veel kindjes. En dat was heus niet alleen omdat het zo duur was. Al die kindjes zaten lekker met hun moeder in de speeltuin.
Iets anders wat opviel aan het taalgebruik op het kinderdagverblijf was dat de dagen lidwoorden hadden gekregen. De één was er bijvoorbeeld alleen op de woensdag en de donderdag. De ander alleen op de maandag en de dinsdag. En bijna niemand op de vrijdag, want dat zat eigenlijk iedereen die een beetje van zijn kind hield lekker in de speeltuin.
Het werd me langzaam duidelijk: het is eigenlijk helemaal niet de bedoeling dat je vijf dagen werkt. Dat past niet in het systeem. Nederland is al jaren geleden stilletjes overgestapt op de vierdaagse werkweek. De meeste die ik erover spreek zeggen dat ze hun vrije dag nooit meer willen inleveren. Het is gewoon té lekker.
En vergeef me, maar ik zie hier meer in dan alleen vreemd taalgebruik. Zo´n stopwoordje verschijnt als je op een gegeven moment rijk genoeg bent. Als je wel meer kunt verdienen maar er gewoonweg geen behoefte aan hebt. Dan doe je een stapje terug. Dan concentreer je je steeds meer op wat kennelijk het belangrijkste is in het leven. Dan ga je in dat warme bad liggen, waar je nooit meer hoeft uit te stappen. En als je over vijftig jaar denkt: nu is het leven niet echt lekker meer, dan mag je lekker dood. En dan staat er op je grafsteen “leefde een lekker leventje”.
De hele wereld streeft naar wat wij hier voor elkaar hebben gekregen. Toch word ik er ontzettend onrustig van. Er is niets om voor te vechten. Niets om over te schrijven. Dit land is af.