Een historische week: Nederland stond afgelopen dagen massaal op tegen Wilders. Hij was te ver gegaan. Veel te ver. De semantiek. Het scanderen. De volksmennerij. Dit keer gingen alle alarmbellen tegelijk af. Voor de camera konden velen het niet goed onder woorden brengen, maar alleen met referenties aan lijfelijkheden uitleggen: smaak in de mond, kippenvel, nekharen.
En ik moet u eerlijk bekennen: voor mij was het ook de eerste keer dat ik het herkende als echt, onmiskenbaar fout. Dit was een man met hele gevaarlijke ideeën. Je kon niet anders dan deze man met nazi’s vergelijken. Volgens mij hoeft niemand die vergelijking meer te negeren, of zich ervoor te verontschuldigen, nu die zich zo prominent aandient. Het is het enige, het recentste en beste vergelijkingsmateriaal dat we voor handen hebben in dit land. En als de vergelijking een discussie erover onmogelijk maakt, interesseert me dat ook weinig. Ik denk sowieso dat de vertoning van afgelopen woensdag weinig discussie behoeft.
Ik vond de reacties overweldigend. Er waren zoveel mensen die van zich lieten horen, die geschokt waren. Tientallen Facebook-vrienden die zich normaal nooit met politiek inlieten, basisschoolvriendinnen, collega’s, de kapster, spraken zich nu wél uit. Dit was groot. Nederland was woest. De woede deed vermoeden dat er in dit land misschien genoeg klootzakken zijn om dit soort haatzaaiende speeches te houden, maar dat er niet genoeg irritatie, niet genoeg wantrouwen, niet genoeg armoede en haat is om het ‘minder Marokkanen’-beleid tot uitvoering te brengen. Zoals er ooit wel genoeg haat was om het “minder Joden”-beleid tot uitvoering te brengen. Dat vond ik geruststellend.
Er was zoals gewoonlijk ook kritiek op de volksopstand. Veel mensen zijn beroepshalve individualistisch, schrijvers, bloggers, en zij weten zich doorgaans geen raad als Nederland massaal ergens achter gaat staan. De arme Van Rossem van website GeenStijl worstelde met zijn standaard ironische houding – maar het lukte hem uiteindelijk niet die los te laten. Internetjournalist Fransisco van Jole klaagde dat iedereen te laat was met zijn veroordeling.
En Denker des Vaderlands René Gude vroeg zich af of we dit soort ophef in het vervolg niet konden reduceren tot binnenbrandjes, desnoods door met alle Nederlandse hoofdredacteuren af te spreken het voortaan dood te zwijgen.
Sssssjt, mensen. Sssssssjt, doorlopen, zand erover, Wilders niet in de kaart spelen, net doen alsof hij niets heeft gezegd.
Gelukkig was daar ook Sybrand Buma, onverwacht rots in de branding van het doodzwijgen. Zou Wilders door een vernieuwd cordon sanitaire niet alleen maar groter worden, vroeg journalist Twan Huys hem bij Nieuwsuur. Buma antwoordde: „Er is een moment dat de hoeveelheid stemmen er niet meer zoveel toe doet”.
Ik ben het volledig met hem eens. Er breekt een moment aan dat je woede moet tonen. Dat je het moet aanwijzen en benoemen. Ongeacht de effecten.
Diep teleurgesteld was ik dan ook over het grote verschil tussen de woede onder mijn vrienden en de uitermate laconieke reacties van enkele Haagse VVD-ers. Let wel, ik ben VVD-stemmer en slapend VVD-lid. Ik vereenzelvig me met die partij. Maar nu vroeg ik me af: wat is er mis met die mensen?
Fred Teeven? Hij is de enige Nederlander die Wilders wél het woordje „criminele” voor het woord Marokkanen heeft horen zeggen.
Halbe Zijlstra? Hij ergert zich vooral aan de gijzeling van het publieke debat door die „lap rood vlees” die Wilders in de menigte had getrapt.
Mark Rutte? Hij kon pas na twee dagen en vermoedelijk wat internationale druk bij de nucleaire top schoorvoetend toegeven niet zo graag met Wilders samen te werken.
Minister Edith Schippers (Volksgezondheid) voegde daar nog wat nuancering aan toe: liever sluit de partij de PVV natuurlijk helemaal niet uit. Net als ze de SP niet uitsluiten (???). Maar ze zou het door Wilders voorgestelde beleid niet willen uitvoeren (godzijdank). En bij de weg die de PVV nu inslaat (voorstellen tot etnische zuivering) „voelt ze zich niet echt thuis”.
Met open mond keek ik ernaar. De mensen die nota bene van hun idealen hun werk hebben gemaakt, die waren het minst aangedaan. Die susten. Die bagatelliseerden. En die sloten liever niemand uit.
Is het opportunisme? Of kan het ze gewoon niet zoveel schelen? Ik vrees het laatste.