Vredige euthanasie (15.2.2014)

Dood door misdrijf is altijd verschrikkelijk. Maar dat het nou juist oud-minister Borst moet overkomen, die zich jarenlang inzette voor een zacht, humaan en zelfverkozen levenseinde, is wel héél cru. Midden in de Week van de Euthanasie nog wel.

Euthanasie is een onderwerp waar we ook meer dan tien jaar na invoering nog niet over zijn uitgepraat. Bij RTL Late Night hadden ze afgelopen woensdag voor de gelegenheid gasten uitgenodigd die in hun nabije omgeving met euthanasie te maken hebben gehad. Eén van die gasten vertelde over haar moeder die aan darmkanker leed en euthanasie wilde. Toen moeder zelf klaar was om te sterven, beoordeelde de zogeheten SCEN-arts (aan wie doorgaans de wettelijk verplichte second opinion wordt gevraagd) dat ze niet ondraaglijk leed. En dat is wel één van de criteria die euthanasie onderscheidt van moord. Gevolg: een uitgestelde euthanasie, teleurgestelde patiënt en woedende familie.

De woede van de familie is begrijpelijk. Bij zo’n delicate en dieppersoonlijke kwestie is het prettig als de patiënt volledige controle kan uitoefenen over de gang van zaken. Maar eigenlijk is dat per definitie onmogelijk bij euthanasie. De patiënt is niet alleen. Er is ook een arts die het moet uitvoeren, en een tweede arts die het moet goedkeuren, en er zijn duidelijke regels. Hoe vervelend het ook is voor de patiënt, het besluit van de SCEN-arts was hoogstwaarschijnlijk niet ongegrond.

In een onderzoek uit 2011 geeft eenderde van de huisartsen aan bij euthanasie steeds vaker druk van familie en patiënt te ervaren. Dat is ernstig, want de uitvoerend arts is ook maar een mens. Hij moet de handeling aan zichzelf kunnen verkopen en dat heeft met meer te maken dan alleen medisch-ethische standpunten. Euthanasie is geen huis-, tuin- en keukenbehandeling. Zelfs voor ervaren artsen blijft het aangrijpend, hoe liberaal ze ook zijn. De patiënt is eerst levend, en daarna, door jouw toedoen, dood. Dat is een zware beslissing die vaak te midden van een overvolle patiëntenpraktijk (inclusief nachtdiensten) moet worden genomen.

Ik ken zo’n uitvoerder. Ik herinnerde me het moment dat ik me realiseerde dat mijn vader, neuroloog, zich ook met euthanasie bezighield. We luisterden in de auto naar de radio en hij beklaagde zich erover dat al die journalisten en politici het maar bleven hebben over euthanasie ‘plegen’. Euthanasie ‘pleeg’ je niet, zei hij. Een moord pleeg je. Want zorgvuldig uitgevoerde euthanasie is geen misdrijf. Euthanasie verricht je. En ja, hij had ook wel eens euthanasie verricht, vertelde hij toen ik ernaar vroeg. De patiënte was ernstig ziek, zou snel overlijden en had veel pijn. Eerst bracht hij haar diep in slaap en daarna diende hij verslappers toe die de hartspier stillegden. Eerst leefde ze, en daarna was ze dood, door zijn toedoen. Het maakte grote indruk op hem. Later in zijn carrière volgden er meer gevallen. De procedure wende maar een beetje. Het bleef aangrijpend om de dood toe te dienen.

Nu, meer dan tien jaar na de invoering van de Euthanasiewet, wordt de wet steeds ruimer toegepast: bij psychiatrische aandoeningen, dementie, zelfs een patiënt met ernstige smetvrees werd geëuthanaseerd. De zorgvuldigheidseisen, onder andere ondraaglijk en uitzichtloos lijden, worden steeds ruimer geïnterpreteerd. In België kunnen sinds deze week zelfs minderjarigen euthanasie krijgen.

Ik vind het een moeilijke ontwikkeling. Zelfs als je de psychiatrische of minderjarige patiënt in staat acht om een weloverwogen besluit te nemen, dan nog moet je een arts vinden die die beslissing niet alleen steunt, maar ook bereid is om die uit te voeren.

Het probleem is dat geen enkele euthanasie op zichzelf staat. In een ander ziekenhuis voelt een andere arts bij een soortgelijke patiënt misschien wél gewetensbezwaren. Gevolg is een gevoel van onrecht, willekeur. Waarom heeft de een wel recht op een onnatuurlijke dood, en de ander niet?

Er ontstaat grote druk op de bezwaarde arts, ontevreden familie, ontevreden patiënt. Alles wat je niet wilt rond het levenseinde. En hoe verder we de grenzen van euthanasie oprekken, hoe vaker dat zal komen.

De enige oplossing is begrip. De patiënt en de familie moeten beseffen dat euthanasie geen reguliere geneeskunde is, geen gewoon spuitje of pilletje of ingreepje waar je ‘recht’ op hebt, maar dat geweten, persoonlijkheid en levenshouding van de arts meespelen. Soms moet het daardoor worden uitgesteld, soms kan het zelfs helemaal niet doorgaan. Dat besef is een belangrijke voorwaarde waaronder euthanasie een vredig einde kan blijven.

Comments are closed.