Goed boeren met quinoa (1 feb 2014 NRC)

U kent het fenomeen wel: in een arm stoffig onderontwikkeld land wordt op een dag olie aangetroffen. Of diamanten. Of goud, en ineens is niets meer hetzelfde. Dat fenomeen heeft een equivalent in de voedselwereld. De ontdekking van je nationale gerecht door westerse hipsters.

Het overkwam Bolivia. Hun lokale gewas quinoa, dat groeit op de hoge dorre vlaktes van de Andes, bleek een geschikte eiwitbron voor veganisten en een mooi graanalternatief voor mensen met glutenallergie. Het zijn een soort doorzichtige lenzen, met nootachtige smaak, zeer voedzaam. Waar het eerst alleen verkocht werd in de natuurwinkel, werd het in de afgelopen jaren een enorme hype. Iedereen wil quinoa. Quinoa cake, quinoa hamburgers, quinoa croutons, quinoa pizzabodems, quinoa salades. Het is niet aan te slepen.

Bolivia eet al vierduizend jaar quinoa, maar nu even niet. De prijs is in zes jaar verdrievoudigd. Bijna alles gaat naar de Verenigde Staten en Europa, op het bordje van de modebewuste consument.

De Guardian schrijft deze week over de gevolgen van de quinoa-hype: er is niet genoeg water, niet genoeg voeding in de bodem, niet genoeg lamapoep om de plantjes te bemesten en er zijn hoogoplopende conflicten over landbezit.

Verder wordt het voedzame gewas te duur voor de lokale bevolking. Die zijn teruggestapt op rijst. Dat is geen goede ontwikkeling in een land waar 25 procent van de kinderen chronisch ondervoed is. Die oh zo bewuste, moderne, hippe, vegetarische, goed bedoelende quinoa-kauwer stampt met zijn smerige laarzen door de fragiele evenwichten in de Derde Wereld.

Maar goed. Er is een andere kant van het verhaal. Want quinoa is ook een prachtige nieuwe inkomstenbron voor een arm land als Bolivia. Een kans op extra welvaart, mits goed gemanaged.

Welvaart blijkt namelijk niet altijd een blijvend gevolg van de westerse vraag naar gewassen uit ontwikkelingslanden. Koffie en theehandel hebben niet voor massale welvaart gezorgd in landen als Brazilië en Sri Lanka. Ivoriaanse cacaoboeren zijn nog steeds straatarm, ondanks een wereldwijde groei in de vraag naar cacao en de volledige Max Havelarisering van de markt.

Het succes van de quinoa-landbouw hangt af van talloze factoren. Van lokale corruptie en subsidie, van prijsontwikkeling, marktstructuur, van tussenhandelaren, maar ook van het weer en de keuzes van de boeren zelf. Hoe gaan ze hun nieuwe rijkdom gebruiken? Gaan ze industrie ontwikkelen om de waarde van het product te vermeerderen? Gaan ze investeren in infrastructuur, in markten, in automatisering? Gaan ze robuustere quinoa-varianten ontwikkelen die beter beschermd zijn tegen parasieten en droogte? Of zijn ze over twee jaar allemaal failliet als de oogst mislukt?

Als je het aan de westerse early adopters van quinoa overlaat, blijft het in quinoa-land precies zoals het al vierduizend jaar was. Die willen biologisch, low tech, traditionele Inca-methodes. De romantische consument ziet graag een schattig coca-kauwend boertje voor zich die al starend naar zijn akker in een bijna uitgestorven taal aan één of andere IDFA-documentairemaker uitlegt hoe zijn voorvader dit ook altijd precies hetzelfde deed.

Achter hem rennen kindertjes in vodden achter de drie kippen van het huishouden aan. Met in het volgende shot de Boliviaanse vrouwen met authentieke bolhoedjes die met de hand de bittere omhulsels van de zaden afplukken. De knulligheid, de middeleeuwse landbouwtechnieken. Zo echt, zo puur. De quinoa-salade gaat er alleen maar beter van smaken.

Maar het is een slecht idee. De verstandige quinoa-boer laat de romantiek van de consument links liggen en investeert met zijn nieuwe geld in hightech landbouw, inclusief kunstmest, gewasbescherming, sproei-installaties en hyperrobuuste zaden van bedrijven als Monsanto en Syngenta. De verstandige boer grijpt alle moderne technologie aan om het rendement te verhogen en zijn nieuwe welvaart veilig te stellen voor de toekomst.

Ondertussen is de echte modebewuste consument allang uitgekeken op quinoa. Quinoa lijkt zowaar een vaste plek te hebben veroverd in het westerse dieet, Albert Heijn verkoopt het en er is, oh gruwel, een Lassie-variant op de markt. Maar de hipster is verder getrokken en heeft nieuwe, exotische graansoorten in het vizier. Teff bijvoorbeeld. Een Ethiopische eiwitrijke glutenvrije graansoort. Hyperbiologisch, want de boeren zijn straatarm. Superauthentiek. Niemand kent het.

Het wordt groots.

Comments are closed.