Het bezoek van Europarlementariërs Guy Verhofstadt en Martin Schulz aan Nederland deze week, was een mooie gelegenheid om onze handen weer te warmen aan het Europadebat. Let wel, dan heb ik het niet over de euro, de bankenunie, of hoe we moeten omgaan met immigrantenbootjes, nee dan heb ik het over hét existentialistische Europadebat. Dat debat dat altijd doorgaat. Hét ‘meer of minder’ debat. Het ‘federalisme of nationalisme’-debat.
Het zag er gebroederlijk uit daar in het Torentje: Rutte en Verhofstadt met nog een paar andere Beneluxliberalen. Maar ze staan recht tegenover elkaar qua visie op Europa. Verhofstadt bepleit de Europese federatie: de intieme verstrengeling van Europese landen in één Verenigde Natie van Europa. Rutte bepleit de koele economische relatie, waar de lidstaten zoveel mogelijk zelf blijven beslissen. Ik sta aan de kant Rutte, en vele Europese burgers met mij. Daarbij wil ik trouwens opmerken dat zo’n keus tussen federalisme en nationalisme over het algemeen nauwelijks rationeel te noemen is. Het komt niet voort uit een zorgvuldige afweging tussen de voor- en nadelen. Net als bij de keus monarchie/republiek bepalen de meeste mensen hun positie gevoelsmatig, op basis van een vage mix van wereldbeeld, idealen en opvoeding, en bedenken daar later de argumenten bij. Ik wil wedden dat dat ook voor Verhofstadt en Rutte zo geldt.
Verhofstadt kwam naar Nederland om steun te zoeken voor zijn kandidatuur. Hij wil graag de volgende voorzitter van de Europese Commissie worden. Niet dat hij een grote kans maakt. Politieke kleur schijnt mee te spelen in de dans rond de Europese stoelen. En het gros van de Europeanen stemt nu eenmaal op een arbeiderspartij of iets christelijks. Nederland is nogal een outsider met zijn voorkeur voor goddeloos rechts. Verhofstadt is dan wel onder een gunstig pro-Europa-gesternte geboren, maar is door zijn liberale ideeën voorlopig gedoemd tot een bijrol.
Ondanks zijn uitgesproken federalistische ideeën besluit de VVD op onnavolgbare wijze toch om Verhofstadt te steunen met zijn kandidatuur. Europarlementariër Van Baalen rechtvaardigt dat onder meer door te stellen dat Verhofstadt in het Europarlement „altijd goed stemt” en hij dus niet zoveel problemen heeft met diens „federale dromen”.
Ik weet niet wat ik schokkender vindt aan die opmerking. Dat het een Europarlementariër blijkbaar niet dwars zit dat zijn lijsttrekker naar een fundamenteel ander Europa toe wil dan hijzelf. Of dat het Europarlement blijkbaar over van alles heeft gestemd, maar nog niets waarbij de federalistische idealen van Verhofstadt uit de toon vielen. Als Van Baalen vindt dat Verhofstadt altijd goed stemt, vraag ik me sterk af of de échte grote vraagstukken van Europa weleens besproken zijn in het parlement.
Maar dat terzijde. Het blijft raadselachtig waarom de VVD voor Verhofstadt kiest en niet voor een andere liberale kandidaat, zoals Olli Rehn. De meest gangbare verklaring is, zover ik dat kan inschatten, dat Guy Verhofstadt van alle liberale kandidaten gewoon de beste papieren heeft om de opvolger van Barroso te worden. En dan doet het er niet meer zoveel toe dat zo’n kandidaat een ander doel heeft. De VVD vindt invloed belangrijker. De VVD wil aanschuiven en meeknikken. Als Verhofstadt het dan toch uiteindelijk wordt, is het handig als hij in Nederland hartelijk is ontvangen en steun heeft gekregen. Wie weet welke mooie portefeuille er dan vrij kan komen voor de nieuwe Nederlands Eurocommissaris.
Let wel, ik vind dat niet per se een verwerpelijke instelling. Het heeft zin om er bij te zitten en mee te knikken. Dat is goed voor Nederland, zeker als er daardoor in de gangen meer plaats is voor onze kolonne aan handelsreizigers. Maar de houding is exemplarisch voor hoe de Nederlandse politiek met Europa omgaat. We behandelen de Europese Commissie alsof het de VN, het Internationaal Olympisch Comité, de NAVO, of de G20 betreft. Met een overdaad aan diplomatiek pragmatisme, handen schudden, gezellig kaas en klompen en de koning die een vorkje meeprikt, wurmen we ons ertussen. Het echte, modderige politieke spel zoals we van Den Haag kennen, is niet aan de orde. In Den Haag mag je iemand best eens heel boos maken en een meningsverschil op de spits drijven zonder jezelf buitenspel te zetten. Maar in Europa is de stoelendans begonnen en moet het vooral gezellig blijven. Dat is in het landsbelang.