Dames en heren, wetenschappers. Alles moet anders. Dat zeggen de initiatiefnemers van Science in Transition. Frank Miedema en consorten bespreken in hun position paper een lange lijst aan punten. De universiteit is een publicatiefabriek geworden. Er is een overschot aan zowel promovendi als aan studenten. Er is teveel commercie, te weinig publiek geld. Er wordt teveel tijd besteed aan beursaanvragen en te weinig tijd aan onderwijs. Er is te veel fraude en slordigheid. Er is een tekort aan maatschappelijke relevantie. Er is te weinig ruimte voor niet-sexy wetenschappers en te weinig plek voor risicovolle projecten.
En er is te veel aanzien. Het volk verkeert, volgens de schrijvers, in de veronderstelling dat wetenschappers een soort engelen zijn. Maar ze hebben het mis. Wetenschappers zijn net mensen. Mensen die ruzie maken, die frauderen, die koketteren, die discrimineren en stoere verhalen ophangen bij tijdschriften om gepubliceerd te worden.
Wetenschappers moeten van dat aanzien af, kritischer benaderd worden, steviger ondervraagd. Bijna iedereen klaagt over het verlies van autoriteit: rechter, dominee, advocaat, arts, boekhouders en politicus. En de enige die nog wat autoriteit over heeft gehouden, de wetenschapper, stelt voor om die autoriteit zo snel mogelijk te ondergraven. Fascinerend.
Ik ben het op veel punten eens met de schrijvers. Maar voor een groot deel bestaat hun betoog ook uit een soort D66-gezwets over de relatie wetenschap/maatschappij. Volgens de schrijvers zou de maatschappij meer betrokken moeten worden bij wetenschap. Het publiek zou moeten debatteren over waar onderzoeksgeld naar toe moet, kiezen tussen een Higgs-deeltje, een malariavaccin of alternatieve energie. Kortom, de maatschappij moet de wetenschappelijke agenda bepalen.
Het is een prachtig streven, daar niet van. Het deed me denken aan die schattige partijen die in 2005 vonden dat Nederlanders in staat waren om een weloverwogen beslissing te nemen over de Europese Grondwet. Maar dat soort gebrek aan realiteitszin boezemt ook angst in. Welk beeld hebben de initiatiefnemers van die maatschappij?
Goed, er is de afgelopen decennia in het kader van de kenniseconomie veel gebeurd om scientific literacy bij het publiek op te krikken. Driehoog stapelen we ze op tegen de muren van de collegezalen om zo veel mogelijk kennis in zo veel mogelijk mensen te proppen. Maar de maatschappij blijft ook voornamelijk bestaan uit mensen die hun buurvrouw vertrouwen als die zegt dat vaccinaties autisme veroorzaken. En uit mensen die eigenlijk alleen onderzoek willen naar de ziekte van hun neefje, en niet naar de ziekte van Pompe. En uit mensen die DNA griezelig vinden, en het vooral niet in hun voedsel wensen terug te vinden. Die mensen moeten gaan bepalen wat de wetenschappelijke prioriteiten zijn. Willen we dat echt?
Het klinkt neerbuigender dan het is. Het publiek is niet dom, het publiek is in andere dingen gespecialiseerd. En wetenschap is precies zo’n onderwerp dat verstandig is om uit te besteden. Neem het vakgebied van de biologie: ik vind het ingewikkeld genoeg om uit te leggen wat een eiwit is, of wat een eiwit doet in een cel. Laat staan dat ik het zo goed kan uitleggen dat degene die mij aanhoort een weloverwogen besluit kan nemen over welke eiwitten prioriteit moeten krijgen in het toewijzen van onderzoeksgeld. Het wordt nog erger als ik daarbij ook geacht wordt de onzekerheden in het vakgebied te communiceren, zoals Miedema et al. graag zouden zien. Nog een schepje realisme erbij: de grootste uitdaging is waarschijnlijk om een publiek te vinden dat überhaupt bereid is om langer dan 5 minuten naar zo’n verhaal te luisteren.
De vraag is of de schrijvers écht blij zouden zijn met publieke zeggenschap over onderzoeksgeld. Op een andere plek beklagen ze zich erover dat fondsen als Alpd’HuZes, Aidsfonds en KiKa te veel sturen op resultaatgericht onderzoek, en te veel vragen om concrete bijdragen. Maar dat zijn fondsen waar het publiek al wél behoorlijke invloed heeft. Juist dat soort onderzoek heeft de voorkeur van het volk. Niet begrijpen, maar ingrijpen. Waar voor je geld, resultaten, liever vandaag dan morgen.
Hier een nieuwe stelling: de kloof tussen wetenschap en publiek is zo erg nog niet. Universiteiten moeten blijven opleiden. Populair wetenschappelijke programma’s, blogs en krantenbijlagen moeten blijven inlichten. Wetenschap moet een belangrijke plek in het onderwijs houden. Maar echte betrokkenheid bij de grote wetenschappelijke dilemma’s is òf niet realistisch òf het zorgt ook meteen voor het door Science in Transition gewenste verlies van aanzien.