De politiek zou zijn geloofwaardigheid bij het Nederlandse volk verliezen als Frans Weekers niet zou opstappen, zo beweerde de oppositie deze week tegen ieder die het wilde horen.
Bij mij werkt het precies andersom. De politiek kan zich niet verder van mijn belevingswereld verwijderen als Frans Weekers nu had moeten opstappen. Daar zou ik echt helemaal niets van begrijpen. Wat zou dat wisselen van bewindspersoon precies opleveren? Zou de Bulgarenfraude onder die nieuwe staatssecretaris nooit een probleem zijn geweest? Was die oplichterij Frans Weekers daadwerkelijk aan te rekenen?
Nee, Weekers erfde het hopeloos fraudegevoelige toeslagenstelsel van CDA-staatssecretaris Joop Wijn. Onder het mom van „regeldruk verminderen” en „burger vertrouwen” wilde hij in 2006 een einde maken aan het vooraf controleren van de aanvragen. Dat was een monumentaal slecht idee. Keer op keer bleek het al niet zo’n goed plan om de uitkeringen en financiële tegemoetkomingen rechtstreeks op de rekening van burgers te storten. Met de kinderbijslag, PGB en studiefinanciering werd er al vrolijk op los gefraudeerd. Maar dat bij het aanvragen van een toeslag het geld zonder enige controle gewoon onmiddellijk op de rekening werd gestort, was een garantie voor misbruik. Een ontwerpfout.
Maar wel een fout waar Weekers voor moet opdraaien. „Ministeriële verantwoordelijkheid”, noem je dat. Een begrip dat je ernstig en deftig dient uit te spreken, bij voorkeur in combinatie met een afgeleide van het woordje straatsrecht. De ministeriële verantwoordelijkheid is een ongeschreven regel, meer een gewoonte (bij dit soort definitiekwesties moet je op je tenen lopen, het barst in Nederland van de juristen). Een gewoonte met vervelende gevolgen: want het probleem is uiteraard niet verdwenen met een aftredende minister of staatssecretaris. Het probleem wordt doorgeschoven naar iemand die van voor af aan moet beginnen, die zich alle dossiers opnieuw eigen moet maken, en al het beleid en hervormingen en projecten moet overnemen. En de kans is aanzienlijk, na tien jaar aan vallende kabinetten achter de rug, dat ook die nieuwe bewindspersoon niet lang zal blijven zitten en de problemen na de formatie in de schoot van alweer een groentje worden geschoven.
Stel dat je een poging zou wagen om deze politieke realiteit te modelleren. Dan zou met de tijd de hoeveelheid aftredende bewindspersonen steeds groter worden. Kortere bestuursperiodes leiden tot slechter functionerende ministeries leiden tot slechter beleid en grotere problemen die weer leiden tot meer bewindspersonen die hun conclusies moeten trekken en kortere bestuursperiodes. Uiteindelijk benadert de houdbaarheid van een minister of staatssecretaris de nul – en de geloofwaardigheid van de politiek ook.
Bevorderlijk voor de politiek is die ongeschreven regel van het staatsrecht dus niet. En rechtvaardig eigenlijk ook niet. Dat Frans Weekers de klappen moet opvangen is toeval. Als de fraude een aantal jaren eerder of later aan het licht was gekomen, was iemand anders de boeman geweest. Vraag een willekeurige burger in Nederland wie hier politiek voor verantwoordelijk is, en de de kans is groot dat hij zal wijzen naar staatssecretaris Wijn. Of misschien zelfs naar het CDA, omdat ook Jan Kees de Jager verzuimde iets aan de fraude te doen tijdens de drie jaar dat hij staatssecretaris was. Maar zo werkt dat misschien in de rest van het land. In Den Haag diende het CDA afgelopen week hoogstpersoonlijk de motie van wantrouwen tegen Weekers in. Want dat zou de geloofwaardigheid van de burger in de politiek moeten herstellen.
Het is onzin. Die moties van wantrouwen hebben niets met geloofwaardigheid bij de burger te maken. En eigenlijk ook niet met het strafrecht. Het is een Haags ritueel, gebaseerd op ongeschreven regels en gewoonten. Als er iets mis gaat moet er iemand pijn lijden. Er moet een offer worden gebracht om de geesten in het parlement weer gunstig te stellen.
De geesten waren niet in de meerderheid en een offer bleek niet nodig. Zowel Teeven als Weekers mocht blijven zitten. Gelukkig maar, het zou dramatisch zijn geweest voor de geloofwaardigheid van de politiek.