Help, mijn man is klusser. Aan dat televisieprogramma moest ik denken na de ophef die volgde op de emancipatiebeleidbrief van minister Jet Bussemaker. Luuk Koelman schreef er vorige maand een prachtige column over in Metro. Het programma begint met een noodkreet van een vrouw over de puinhoop in haar huis. Haar man is ooit met een verbouwing begonnen, maar heeft dat nooit afgemaakt en daarom woont het echtpaar, al dan niet met kroost in een gestripte bouwval.
En de vrouw is slachtoffer. Ze zit op een bankje te huilen, ze ziet er grauw en lusteloos uit tussen de kale buitenmuren en het blauwe zeil. Maar nooit vraagt presentator John Williams een keer aan haar waarom ze eigenlijk nooit met de vuist op tafel heeft geslagen, waarom ze nooit een ultimatum heeft gesteld of desnoods, vreemde gedachte misschien, zelf de handen uit de mouwen heeft gestoken? De echtgenoot is de boeman en zij mag een week gaan opknappen in een resort terwijl de mannen het huis renoveren. De vrouw valt nooit iets te verwijten. Het lag altijd aan iets anders. En zo is het in het emancipatiedebat niet anders.
In de emancipatiebrief van minister Bussemaker stond een hoogst ongebruikelijke passage. De vrouw, zo stelde Bussemaker, moest vooral zelf kiezen voor onafhankelijkheid in plaats van leunen op het inkomen van haar echtgenoot.
Zo’n opmerking verwacht je niet. Als het om emancipatie gaat, wordt normaal van iedereen inzet gevraagd behalve van de vrouw. De overheid moet regels aanpassen en de strijd aangaan met salarisverschillen. Bedrijven moeten quota invoeren. Kinderopvang moet gesubsidieerd worden. In elke benoemingscommissie, krantenredactie, bestuur en genomineerdenlijst voor literaire prijzen moeten voldoende vrouwen plaatsnemen. En pas als de maatschappij dan eenmaal volledig is ingericht op een opmars van de vrouw in de richting van de top, als er echt geen enkel obstakel meer in de weg staat van volledige en langdurige emancipatie, dan kan de vrouw eindelijk een poging wagen om de top te bereiken.
Maar het gebeurt niet. Ook met alle maatregelen die al genomen zijn, ook na decennialang vechten voor de emancipatie is nog steeds de helft van de vrouwen financieel afhankelijk van hun echtgenoten. De bestuursraden van bedrijven bestaan voornamelijk uit pak en das en uit onderzoek blijkt dat de huishoudelijke verdeling nog angstaanjagend ouderwets is. Tot grote teleurstelling heeft de vrouw haar vrijheid vooral gebruikt om tot een prettige balans tussen werk en thuis te komen. De gemiddelde Nederlandse vrouw hangt rond in parttimebanen, voor een extra zakcentje en wat zingeving. Ondanks haar hoge opleiding weigert ze categorisch om diezelfde veertigurige werkweken te draaien die mannen wél naar de top brengen.
En nu lijkt minister Bussemaker in haar brief zowaar een beetje inzet van de vrouw zelf te vragen. Het leverde haar een grote berg kritiek op. In de sociale media werden dit weekend nog eens alle gangbare excuses herkauwd waarom het achterblijven van de vrouw aan alles en iedereen lag, behalve aan de vrouw zelf. Het was tenslotte crisis, was de minister dat niet opgevallen?
En natuurlijk passeerde ook de kinderopvang weer de revue. Door de subsidie af te schaffen zou dit kabinet het de vrouw onmogelijk maken een succesvolle loopbaan na te jagen. Dat die subsidie bij invoering nauwelijks extra werkende vrouwen heeft opgeleverd, wordt telkens voor het gemak vergeten. De vrouw, ook mét goedkopere en ruim beschikbare kinderopvang, ging nog steeds niet werken. Wat bleek? De kinderen vormden helemaal geen belemmering, de kosten ook niet. Nee, de vrouw zelf had geen zin om haar huis te verlaten.
Dat blijkt telkens weer een moeilijk te verteren beeld voor velen: de vrouw die geen slachtoffer is, geen lijdend voorwerp van de wereld, maar die bewust kiest voor een rol waarin ze financieel afhankelijk blijft van haar man. Minister Bussemaker lijkt in ieder geval een werkelijkheid te accepteren waarin niet die tientallen externe factoren, maar vooral de keuzes van de vrouw zelf de belangrijkste belemmering vormen voor de emancipatie. Het belooft veel dat dat inzicht blijkbaar ook in het kabinet is geland.
Naar aanleiding van dit stuk verscheen ik in Pauw en Witteman. Hier te bekijken.