I am pleased to inform you that your manuscript has been deemed suitable for publication in PLOS ONE.
Ik kan moeilijk uitleggen hoe groot de euforie was toen ik deze email kreeg. Mijn paper was geaccepteerd. Begin vorig jaar stuurden we het naar Applied and Environmental Microbiology, waar het onmiddellijk werd afgewezen. Na wat aanpassingen, stuurden we het naar PLOSone, met een iets lagere impact factor, waar er commentaar verscheen van twee anonieme peers. Dat hebben we toen punt voor punt beantwoord, met een extra experiment, een grafiek, tekstuele aanpassingen, of met een weerwoord. En toen werd het geaccepteerd. Een jaar nadat het experimentele werk voltooid was, trakteer ik nu taart bij de koffie. Uiteindelijk is wetenschap pas wetenschap als het in een tijdschrift staat.
Ik realiseerde me tijdens dit hele publicatieproces dat elk stapje onderwerp is van een eindeloze hoeveelheid aan debat. Zo is er discussie over de vraag of wetenschappers wel moeten worden afgerekend op hun publicaties (zoals nu gebeurt) of alleen op de waarde van hun werk, en zo ja, hoe je dat dan meet. Er is debat over het rangschikken van tijdschriften en hoe arbitrair een impact factor is. Er is debat over de waarde van peer review en het gevaar van de anonimiteit ervan. En vervolgens is er ook nog debat over voor wie wetenschap toegankelijk moet zijn, en zo ja, wie dan voor de publicatie moet betalen. Elke stap die je zet bevat wel ergens één of andere ethische kwestie. Alsof je gesponsord door Shell, in een ontwikkelingsland, met behulp van proefdieren onderzoek doet aan een nieuwe genetisch gemanipuleerde gewas (in plaats van onderzoek naar onschuldige bacteriën).
Ik leerde twee dingen van deze ervaring. Ik leerde dat het debat verre van pragmatisch is. Ik zou me zeker druk hebben gemaakt over een eventuele betaalmuur voor het artikel, als ik de schade ervan zou kunnen inzien. Als de inhoud ervan bijvoorbeeld direct van belang zou zijn voor de maatschappij. Maar dat is niet zo. Dit artikel bestaat uit tien kantjes jargon over een bij u onbekend enzym dat een rol speelt in een bij u onbekend metabolisme van een bij u onbekende melkzuurbacterie. De enige mensen die dit willen lezen werken aan iets vergelijkbaars bij een bedrijf of universiteit die een abonnement hebben op dit soort tijdschriften.
Het belangrijkste dat open access verandert is dat de lezer er nu niet voor hoeft te betalen, maar de auteur. Aangezien in de wetenschappelijke wereld die lezer en auteur doorgaans dezelfde mensen zijn verandert er dus nauwelijks iets. Natuurlijk kun je dan nog discussiëren over hoeveel winst die uitgevers wel niet mogen maken, en wat die abonnementen moeten kosten, maar dat is net zo’n urgente discussie als de vraag hoeveel winst de leveranciers van chemicaliën en pipetpuntjes zouden mogen maken.
Daar tegenover staat een echte revolutie in openheid en toegankelijkheid van de academische wereld. Een revolutie die de belangrijkste publieke taak van de universiteit volstrekt openbaar heeft gemaakt, en dat is het onderwijs. Honderden uren hoorcolleges van topuniversiteiten zijn gratis beschikbaar online. U moet dus misschien betalen om meer te weten te komen over de precieze rol van een eiwit in het metabolisme van een melkzuurbacterie, maar u kunt wel een volledige cursus moleculaire biologie van Berkeley volgen vanuit uw huiskamer. Wat mij betreft is dat de enige echte relevante openheid voor het publiek. Gratis toegang tot vakliteratuur is een marginale strijd, gevochten door een nieuw soort fundamentalist met weinig realiteitszin.
Dat was het tweede dat ik leerde. Een debat over publiceren is pas relevant als het de gemiddelde publicerende wetenschapper aanspreekt. Daarom wordt er wél veel nagedacht over kwesties waarvan iedereen de ethiek begrijpt: wetenschappelijke integriteit, dierproeven, samenwerking tussen industrie en academie. Maar hebben we het tijdens het publicatieproces niet één keer gehad over open access. Dat gebeurt er nu eenmaal met vraagstukken waarin de ethiek het rechtvaardigheidsgevoel en normbesef van de gemiddelde wetenschapper ontstijgt, dat soort dingen besteden we uit. Zulke specialistische zaken laten we, net als ICT en personeelsbeleid, aan andere mensen over.