Deze week ontving ik de antisemitismemonitor van het CIDI. De oogst van dit jaar: 113 meldingen van antisemitische incidenten, waaronder 28 scheldpartijen op straat, 19 gevallen van vandalisme, 18 haatmails, 3 gevallen van dreigementen en één geval van daadwerkelijk fysiek geweld. Ook al rept het CIDI zelf over dalingen van `124 naar 113´ en verdubbelingen van ´3 naar 6´ lijkt antisemitisme in Nederland redelijk stabiel, met uitzondering van jaren waarin het conflict in Israel weer oplaait. Let wel, geen moskee of Islamitische school heeft extra beveiliging nodig nu Bashar al-Assad (in de ogen van vele Nederlanders toch gewoon een moslimbroeder) de ene oorlogsmisdaad na de ander pleegt.
Ik zou me graag willen opwinden over al dat antisemitisme, maar eigenlijk vind ik het wel meevallen. Misschien heb ik gewoon niet zulke hoge verwachtingen van een samenleving: ook in Nederland blijken rechters strenger te straffen als de verdachte allochtoon is. Je achternaam maakt uit in een sollicitatiebrief. Marokkaanse jongens worden nog steeds geweigerd aan de deur van discotheken. En ja, een orthodoxe Jood met keppel wordt op straat uitgescholden.
En ergens vermoed ik dat dit het best haalbare is. Dat een heterogene samenleving zonder discriminatie niet reëel is. We blijven gewoon mensen. Wat dachten we dan? Dat alleen omdat we allerlei gelijkheidswetten en mensenrechtenverdragen en commissies voor gelijke behandeling hebben opgericht, dat het tijdperk van de Grote Rechtvaardigheid nu is aangebroken? Dat je kansen in de maatschappij op geen enkele manier meer afhankelijk zijn van in welke wijk je bent geboren, welke religie of welke huidskleur je hebt? Dat omdat we allemaal de weerzinwekkende gevolgen van rassenhaat kennen, er nooit meer een onvertogen woord zal vallen? Zwarte voetballers zullen in een jaar op de amateurvelden altijd wel één opmerking over hun huidskleur te verduren krijgen. Orthodoxe Joden zullen nooit probleemloos met keppel door Slotervaart kunnen huppelen. Waar samen geleefd wordt vallen spaanders. Één geval van fysiek geweld in een jaar is een uitstekende score. Een beetje huis- tuin en keukenantisemitisme hoort daar gewoon bij.
Toch is er één vorm van antisemitisme die me wel zorgen baart, omdat ik het eigenlijk schrikbarend veel tegenkom, ook in hoger opgeleide kringen. Dat is het “slachtoffer wordt agressor”-argument. Die vergelijking tussen de Jodenvervolging en het Israel-Palestina conflict waar ik menig Israelcriticus regelmatig in zie vervallen. Ze zetten YouTube filmpjes op hun Facebookpagina’s waarin de beelden van concentratiekampen worden afgewisseld met beelden van Palestijnse gevangenkampen. Op mijn column over de dodenherdenking verscheen zelfs een reactie van een bekende, die beweerde dat nu de Joden “de laatste jaren ook hard bezig zijn om zichzelf in de rol van agressor te werken” ook een argument is om de te stoppen met het herdenken van de Holocaust.
Dat soort voorbeelden springen in het oog. Maar er zijn ook opmerkingen, die onschuldiger lijken, terloops worden gemaakt zodra Israel weer in opspraak komt, dat “de Joden toch beter zouden moeten weten”. Ik negeer het tegenwoordig, zo vaak hoor ik het. Maar het uitstekende artikel van Marcel Möring afgelopen week in de Groene Amsterdammer deed me weer inzien hoe weerzinwekkend de vergelijking eigenlijk is. Möring vraagt zich hardop af hoe zo’n opmerking geïnterpreteerd dient te worden. “Dat Israël gelijkstaat aan ‘de joden’ en dat die het beter moeten doen dan de Nederlanders, de christenen, de eskimo’s? Dat de joden tussen 1936 en 1945 hun lesje zouden moeten hebben geleerd?”
Het is precies die suggestie, die ik wél onacceptabel vindt. Antisemitisme, niet door dorpsgekken of verwarde agressievelingen op straat, maar als onderdeel van een gedachtegang, een redenering die tot de conclusie moet leiden dat Joden net zo erg waren als de Nazi’s. Misschien moeten we niet elk scheldwoord tellen, maar dit intelligenter soort antisemitisme iets beter in de gaten houden.
Pingback: Slachtoffer wordt dader « les Clochards